Skip to main content
Top

2011 | Boek

NHG- Standaarden voor de huisarts 2011

insite
ZOEKEN

Inhoudsopgave

Algemeen

M29. NHG-Standaard Kinderen met koorts
Tweede herziening

De NHG-Standaard Kinderen met koorts geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij kinderen met kortdurende koorts (maximaal een week). Het beleid bij een koortsconvulsie wordt in een afzonderlijke paragraaf besproken. Koorts is verhoging van de lichaamstemperatuur boven 38,0 °C. De lichaamstemperatuur wordt bij voorkeur door rectale meting vastgesteld. Andere vormen van meting, zoals de oorthermometer, zijn minder betrouwbaar. Koorts wordt vrijwel altijd veroorzaakt door infectieziekten. De overgrote meerderheid van de infecties wordt veroorzaakt door virussen. De standaard geeft aanbevelingen voor het herkennen van kinderen met een verhoogd risico op een ernstig beloop en voor advisering en voorlichting aan ouders/verzorgers van kinderen met koorts.De standaard geeft aan in welke situaties nadere diagnostiek nodig is om infectieziekten aan te tonen waarvoor een specifieke behandeling noodzakelijk is, zoals meningitis.De standaard bevat geen richtlijnen voor de verdere diagnostiek en behandeling van specifieke infectieziekten; hiervoor wordt verwezen naar de desbetreffende standaarden.

M74. NHG-Standaard Onderzoek van de pasgeborene

De NHG-Standaard Onderzoek van de pasgeborene geeft richtlijnen voor het routinematig onderzoek van de pasgeborene direct na de bevalling, bestemd voor de huisarts die de bevalling heeft begeleid. Tevens geeft de standaard aan of een tweede routineonderzoek van de pasgeborene tijdens het eenmalig kraambezoek meerwaarde heeft. Dit is met name van belang voor de huisarts die de bevalling niet heeft begeleid. Onzekerheid over hoe uitvoerig het onderzoek direct post partum zou moeten zijn, vormde aanleiding om richtlijnen te ontwikkelen voor dit eerste onderzoek. De standaard geeft aan dat als het eerste onderzoek juist wordt uitgevoerd, een tweede routineonderzoek tijdens het kraambezoek geen aangetoonde meerwaarde heeft.

M47. NHG-Standaard Voedselovergevoeligheid
Eerste herziening

Voedselovergevoeligheid is een overkoepelende term voor ongewenste reproduceerbare reacties op voedsel in een hoeveelheid die getolereerd wordt door ‘normale’ personen.

Bloed

M76. NHG-Standaard Anemie

De NHG-Standaard Anemie geeft richtlijnen voor diagnostiek en beleid bij patiënten bij wie een te laag hemoglobine (Hb) is vastgesteld. De indicatiestelling voor de bepaling van het Hb valt buiten het bestek van deze standaard. De standaard adviseert om bij de beoordeling of het Hb te laag is uit te gaan van de referentiewaarden die het regionale huisartsenlaboratorium hanteert. Voor diagnostiek en beleid bij anemie tijdens een zwangerschap wordt verwezen naar de NHG-Standaard Zwangerschap en kraamperiode, tenzij een oorzaak wordt vermoed die geen verband houdt met de zwangerschap. Anemie kan het gevolg zijn van een grote verscheidenheid aan aandoeningen. Met het oog op het diagnostisch beleid is in deze standaard voor de indeling van anemieën uitgegaan van het gemiddelde celvolume van de erytrocyt (MCV:

mean corpuscular volume

). Op grond hiervan worden micro-, macro- en normocytaire anemieën onderscheiden. De op grond van hun incidentie belangrijkste microcytaire anemieën zijn de ijzergebreksanemie en de ’anemie door een chronische ziekte’. Steeds vaker zal een microcytaire anemie - vooral de milde vorm - het gevolg zijn van dragerschap van een thalassemie doordat het deel van de bevolking dat een allochtone achtergrond heeft, toeneemt. Naar schatting is 2 tot 10% van de allochtone bevolking drager van deze en andere hemoglobinopathieën, afhankelijk van de herkomst en het type defect. De belangrijkste macrocytaire anemieën zijn die ten gevolge van vitamine-B

12

- gebrek (met name de pernicieuze anemie) en foliumzuurgebrek. Een normocytaire anemie is meestal een ijzergebreksanemie in het beginstadium of een ’anemie door een chronische ziekte’.

Spijsverteringsorganen

M34. NHG-Standaard Acute diarree
Tweede herziening

De NHG-Standaard Acute diarree geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij patiënten met acute infectieuze diarree en voor de preventie van acute infectieuze diarree bij reizigers. Het symptoom acute diarree en het ziektebeeld acute gastroenteritis worden in de literatuur door elkaar gebruikt. Acute gastro-enteritis gaat vrijwel altijd gepaard met diarree.

M36. NHG-Standaard Maagklachten
Tweede herziening

De NHG-Standaard Maagklachten geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van maagklachten bij volwassenen. Onder maagklachten wordt in deze standaard verstaan: niet-acute klachten van pijn in de bovenbuik of zuurbranden, eventueel in combinatie met misselijkheid, een opgeblazen gevoel en een snelle verzadiging. Deze standaard geeft uitdrukkelijk ook richtlijnen voor beleid bij (klachten van) gastro-oesofageale re fluxziekte, hoewel die in de internationale literatuur vaak op grond van pathofysiologische overwegingen van maagklachten wordt onderscheiden. De richtlijnen in deze standaard hebben dan ook betrekking op klachten die hun oorsprong vinden in de distale slokdarm, de maag of het duodenum. De standaard geeft geen richtlijnen voor refluxklachten bij zuigelingen.

M94. NHG-Standaard Obstipatie

De NHG-Standaard Obstipatie geeft richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van obstipatie bij kinderen en volwassenen in de huisartsenpraktijk, en vervangt de Farmacotherapeutische richtlijnen Obstipatie bij kinderen en Obstipatie bij volwassenen.

M71. NHG-Standaard Prikkelbare darm syndroom

De NHG-Standaard Prikkelbare darm syndroom geeft richtlijnen voor diagnostiek, voorlichting en behandeling van volwassen patiënten met het prikkelbare darm syndroom. Synoniem van het prikkelbare darm syndroom is het irritable bowel syndrome (IBS). De term irritable bowel syndrome wordt in de internationale literatuur gebruikt. In de standaard is gekozen voor de term prikkelbare darm syndroom, omdat deze in het gesprek tussen huisarts en patiënt beter bruikbaar is.De regelmatig gebruikte benaming spastisch colon of ‘spastische darm’ is minder geschikt omdat daarmee een onjuiste oorzaa.

M89. NHG-Standaard Rectaal bloedverlies

De NHG-Standaard Rectaal bloedverlies geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van volwassen mannen en vrouwen met zichtbaar rectaal bloedverlies. Rectaal bloedverlies is een regelmatig voorkomend verschijnsel in de algemene populatie en in de huisartsenpraktijk. Vaak gaat het om onschuldige aandoeningen zoals hemorroïden en fissura ani. Het kan echter ook een aanwijzing zijn voor het bestaan van een ernstige aandoening, zoals een colorectaal carcinoom of een inflammatoire darmziekte. Deze standaard gaat in op de diagnostiek en behandeling van onschuldige oorzaken (hemorroïden en fissura ani) van rectaal bloedverlies en op de diagnostiek van ernstige oorzaken (onder andere colorectaal carcinoom). De standaard geeft de huisarts bij de diagnostiek houvast voor het maken van een keuze tussen een afwachtend beleid of meer belastend aanvullend onderzoek. Melena, occult rectaal bloedverlies en screening op colorectaal carcinoom komen in de standaard niet aan de orde.

M22. NHG-Standaard Virushepatitis en andere leveraandoeningen
Tweede herziening

De NHG-Standaard Virushepatitis en andere leveraandoeningen geeft richtlijnen voor de diagnostiek bij vermoeden van virushepatitis en een beperkt aantal andere leveraandoeningen, namelijk nietalcoholische steatosis hepatis (non-alcoholic fatty liver disease, NAFLD), niet-alcoholische steatohepatitis (non-alcoholic steatohepatitis,NASH) en leverschade door alcoholmisbruik of gebruik van geneesmiddelen of drugs.De standaard geeft bovendien richtlijnen voor het beleid bij en de preventie van virushepatitis. Door immigratie, toename van het internationaal reizigersverkeer en gerichte voorlichtingscampagnes van de overheid, zal de huisarts in toenemende mate te maken krijgen met vragen over preventie en diagnostiek van virushepatitis. Goede samenwerking tussen huisartsen, maag-darm-leverartsen of internist-infectiologen en GGD’s is van belang om te komen tot optimale voorlichting aan en behandeling van deze patiënten. In Nederland zijn vooral infecties met het hepatitis- A-virus (HAV), het hepatitis-B-virus (HBV) en het hepatitis-C-virus (HCV) de oorzaak van virushepatitis. Hepatitis D en E komen in Nederland zelden voor. Wat betreft de virushepatitis beperkt de standaard zich daarom tot het beleid bij hepatitis A, B en C. Hierbij staan chronische hepatitis B en C, die doorgaans met weinig klachten gepaard gaan, op de voorgrond. Nu de behandelingsmogelijkheden van chronische hepatitis en dan vooral die van hepatitis C zijn verbeterd, zijn tijdige herkenning en gerichte verwijzing van patiënten met chronische, actieve hepatitis B en van hepatitis C in betekenis toegenomen.

Ogen

M12. NHG-Standaard Refractieafwijkingen

De NHG-standaard Refractieafwijkingen geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij refractieafwijkingen. Daarmee vervalt de NHGstandaard Oogheelkundige diagnostiek die een veel bredere opzet had. Doordat in laatstgenoemde standaard evenwel beheersing van oogdrukmeting en oogspiegeling werd verondersteld, is de implementeerbaarheid van de daarin omschreven richtlijnen te beperkt gebleken.

M57. NHG-Standaard Het rode oog
Eerste herziening

De NHG-Standaard Het rode oog geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij roodheid van één of beide ogen en richtlijnen voor de beoordeling en behandeling van oogletsels.

Oren

M49. NHG-Standaard Otitis externa
Eerste herziening

De NHG-Standaard Otitis externa geeft richtlijnen voor de diagnostiek en de behandeling bij klachten die passen bij otitis externa. Otitis externa is een diffuse ontsteking van de huid van de gehoorgang die gepaard kan gaan met pijn, jeuk, afscheiding, schilfering, roodheid, zwelling en eventueel gehoorverlies.

M09. NHG-Standaard Otitis media acuta
Tweede herziening

De NHG-Standaard Otitis media acuta bij kinderen geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van otitis media acuta bij deze groep.1 Onder otitis media acuta verstaat men een infectieuze ontsteking van het middenoor met een duur korter dan drie weken. Otitis media acuta gaat in de regel gepaard met oorpijn, algemeen ziekzijn, koorts en soms een loopoor, en wordt gekenmerkt door een rood, bomberend of niet-doorschijnend trommelvlies.2 Door de kenmerken van een acute infectie onderscheidt otitis media acuta zich van otitis media met effusie; de laatste aandoening wordt besproken in de NHGStandaard Otitis media met effusie.

M18. NHG-Standaard Otitis media met effusie
Tweede herziening

De NHG-Standaard Otitis media met effusie geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij kinderen en volwassenen met otitis media met effusie. Onder otitis media met effusie wordt in deze standaard verstaan: een conditie van het middenoor, gekarakteriseerd door ophoping van vloeistof achter een gesloten trommelvlies, zonder duidelijke tekenen van een acute infectie. Otitis media met effusie komt één- en tweezijdig voor. Het natuurlijke beloop is gunstig: bij ongeveer de helft van de kinderen treedt binnen drie maanden spontaan herstel op en in circa driekwart van de gevallen binnen zes maanden. Soms duurt een episode langer dan een jaar of wisselt het beloop over enkele jaren. Daarom heeft de term ‘recidief’ bij otitis media met effusie slechts een beperkte waarde, omdat de episoden moeilijk af te grenzen zijn en de eerste presentatie al een ‘recidief’ kan zijn. Otitis media met effusie gaat meestal gepaard met geleidingsslechthorendheid en leidt daarom bij sommige kinderen tot enige vertraging van de spraak- en taalontwikkeling of tot gedragsproblemen thuis of op school. Daarnaast kan otitis media met effusie lichte oorpijn en soms oorsuizen of duizeligheid veroorzaken.

M61. NHG-Standaard Slechthorendheid
Eerste herziening

De NHG-Standaard Slechthorendheid geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van slechthorendheid van patiënten in verschillende leeftijdsgroepen. Onder slechthorendheid wordt verstaan: een verminderde waarneming van geluid en/of minder verstaan van spraa.

Hart vaatstelsel

M80. NHG-Standaard Acuut coronair syndroom
Acuut myocardinfarct en instabiele angina pectoris

De NHG-Standaard Acuut coronair syndroom (ACS) geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij klachten waarbij het vermoeden bestaat dat die worden veroorzaakt door een acuut myocardinfarct (AMI) of instabiele angina pectoris (IAP). Het AMI en IAP worden samen acuut coronair syndroom (ACS) genoemd en zijn voor de huisarts niet altijd met zekerheid van elkaar te onderscheiden. 1 Tevens komt de afstemming van taken met ambulanceverpleegkundigen aan de orde. De standaard sluit aan bij de NHG-Standaard Angina pectoris.De behandeling van oorzaken van pijn op de borst anders dan myocardischemie valt buiten het bestek van deze twee standaarden.

M79. NHG-Standaard Atriumfibrilleren
Eerste herziening

De NHG-Standaard Atriumfibrilleren geeft richtlijnen voor de diagnostiek van en het beleid bij atriumfibrilleren. Atriumfibrilleren is een hartritmestoornis waarbij het ritme volledig onregelmatig en meestal versneld is.De diagnose wordt gesteld op basis van een kenmerkend ECG-beeld. Na extrasystolie is atriumfibrilleren de meest voorkomende hartritmestoornis.

M83. NHG-Standaard Beleid na een doorgemaakt myocardinfarct

De NHG-Standaard Beleid na een doorgemaakt myocardinfarct geeft richtlijnen voor het beleid bij postinfarctpatiënten die dankzij hun stabiele toestand en relatief gunstige prognose door de cardioloog zijn terugverwezen naar de huisarts voor verdere controle.1 Deze Standaard sluit aan bij de NHG-Standaard Acuut coronair syndroom en de NHG-Standaard Stabiele angina pectoris.De NHGStandaard Beleid na een doorgemaakt myocardinfarct kan ook worden toegepast bij stabiele patiënten met coronairlijden die geen myocardinfarct doormaakten, maar die vanwege angineuze klachten coronaire bypass-chirurgie (CABG) of een percutane coronaire interventie (PCI) hebben ondergaan. Indien bij een van deze patiëntencategorieën een andere behandeling noodzakelijk is, wordt dit expliciet vermeld. De richtlijnen kunnen ook worden toegepast bij patiënten bij wie bij toeval een oud myocardinfarct is vastgesteld. De Standaard handelt niet over patiënten die de cardioloog onder controle houdt omdat er bij hen een verhoogde kans is op cardiale gebeurtenissen, zoals het geval is bij restischemie, linkerventrikelejectiefractie (LVEF) ≤40% of gecompliceerde ritmestoornissen, zoals ventriculaire tachycardie.

M84. NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement

Hart- en vaatziekten (HVZ) zijn de belangrijkste oorzaak van sterfte in Nederland en de westerse wereld. In 2003 stierven er bijna 50.000 Nederlanders aan HVZ. Dit is ongeveer eenderde van alle sterfte. Coronaire hartziekten en beroerten komen in Nederland het meest voor en zorgen samen voor 18% van het totaal aantal verloren levensjaren. Van de volwassen Nederlandse bevolking van 20 tot 60 jaar heeft ongeveer één op de acht een verhoogd cholesterolgehalte (≥6,5 mmol/l), één op de vijf een verhoogde bloeddruk (≥140/90) en één op de drie rookt.1 Beïnvloeding van deze risicofactoren kan de cardiovasculaire sterfte en morbiditeit aanzienlijk doen verminderen.

NHG-Standpunt Diagnostiek en behandeling van familiaire hypercholesterolemie

Sinds 1 januari 2005 bestaat er een landelijk programma om de ongeveer 40.000 patiënten met familiaire hypercholesterolemie (FH) in Nederland door middel van DNA-diagnostiek op te sporen.1,2 Klinische kenmerken, cholesterolwaarden of familiaire belasting kunnen aanleiding zijn voor de start van deze diagnostiek. Als er bij een patiënt een FH-mutatie wordt vastgesteld, gaat de Stichting Opsporing Erfelijke Hypercholesterolemie (StOEH) systematisch na of de betreffende mutatie ook bij de familieleden van de patiënt aanwezig is (

www.stoeh.nl

).

M86. NHG-Standaard Diepe veneuze trombose

De NHG-Standaard Diepe veneuze trombose (DVT) geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van DVT in het been.1 Ook de preventie van DVT, van het posttrombotisch syndroom en van een recidief-DVT of -longembolie wordt besproken. Voor de diagnostiek en behandeling van oppervlakkige tromboflebitis wordt verwezen naar de NHGStandaard Varices. Hoewel symptomen die een verdenking geven op een longembolie wel worden besproken, vallen de verdere diagnostiek en de behandeling van een longembolie buiten het bestek van deze standaard. Er is nog onvoldoende bekend over diagnostiek en behandeling van een longembolie door de huisarts, daarom moet de patiënt bij het vermoeden van een longembolie onmiddellijk worden verwezen.

M81. NHG-Standaard CVA

De NHG-Standaard CVA (cerebrovasculair accident) geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij patiënten met acute neurologische uitval die op het moment dat zij bij de huisarts komen, nog aanwezig is. In circa 80% van de gevallen berust acute neurologische uitval op een lokale stoornis in de bloedvoorziening van de hersenen. Men spreekt dan van een onbloedig CVA of herseninfarct. Bij de resterende 20% is er meestal sprake van een hersenbloeding die zowel in het hersenweefsel zelf als tussen de hersenvliezen gelokaliseerd kan zijn. Het onderscheid tussen een onbloedig CVA en een hersenbloeding is van belang voor het beleid. Acute neurologische uitval als eerste teken van een andere ziekte zoals een intracraniale tumor komt in een gering percentage van de gevallen voor.

M51. NHG-Standaard Hartfalen
Tweede herziening

De NHG-Standaard Hartfalen geeft richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van chronisch en acuut hartfalen. Deze tweede herziening vervangt de eerste herziening uit 2005. Acuut hartfalen wordt besproken in een aparte paragraaf.

M13. NHG-Standaard Perifeer arterieel vaatlijden
Eerste herziening

De NHG-Standaard Perifeer arterieel vaatlijden geeft richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van patiënten met klachten van perifeer arterieel vaatlijden

M43. NHG-Standaard Stabiele angina pectoris
Tweede herziening

De NHG-Standaard Stabiele angina pectoris (AP) geeft richtlijnen voor diagnostiek en beleid bij patiënten met stabiele angina pectoris. Voor diagnostiek en beleid bij patiënten met een acuut coronair syndroom (dat wil zeggen acuut myocardinfarct (AMI) of instabiele angina pectoris (IAP)), wordt verwezen naar de NHG-Standaard Acuut coronair syndroom (ACS).

M45. NHG-Standaard TIA
Eerste herziening

De NHG-Standaard TIA (

transient ischaemic attack

) geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij patiënten met klachten van neurologische uitval die plotseling ontstaan is, maar die op het moment van presentatie – telefonisch of op het spreekuur – aan de huisarts al weer verdwenen is. Het criterium dat in de vorige versies van deze standaard werd gehanteerd, namelijk dat de uitvalsverschijnselen maximaal 24 uur mochten aanhouden om van een TIA te mogen spreken, komt daarmee te vervallen. TIA’s komen bij mannen en vrouwen ongeveer even vaak voor.De incidentie voor TIA gemeten aan de hand van de oude definitie in de Nederlandse huisartsenpraktijk is 2 per 1000 patiënten per jaar, incidentiecijfers op basis van de nieuwe definitie zijn er nog niet. De incidentie neemt sterk toe met de leeftijd: van vrijwel 0 per 1000 patiënten per jaar vóór het vijfenveertigste levensjaar tot 24 per 1000 patiënten per jaar in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder. Driekwart van de patiënten met een TIA is ouder dan 70 jaar. De patiënten die het betreft zijn vaak al bij de huisarts bekend met hypertensie, diabetes mellitus, dementie of een eerder doorgemaakte TIA.

Addendum bij de NHG-Standaard TIA: Voortaan ook dipyridamol

In de NHG-Standaard TIA staat vermeld dat de meerwaarde van toevoeging van dipyridamol aan acetylsalicylzuur niet overtuigend is aangetoond. Eenzelfde mededeling is te vinden in de bijbehorende LTA. Toen deze standaard geformuleerd werd, stonden tegenover de gunstige resultaten van de combinatiebehandeling ten opzichte van behandeling met acetylsalicylzuur alleen blijkend uit de European Stroke Prevention Study 2 (ESPS 2) negatieve resultaten uit vier eerdere kleinere onderzoeken. De NHG-Standaard TIA beveelt de huisarts dan ook niet aan dipyridamol voor te schrijven. Indirect geldt dat ook voor patiënten met een CVA, daar de gelijknamige standaard voor dit facet van de behandeling naar de NHG-Standaard TIA verwijst.

M30. NHG-Standaard Varices
Tweede herziening

De NHG-Standaard Varices geeft richtlijnen voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met varices aan de benen.1 De diagnostiek van chronische veneuze insufficiëntie (CVI) komt als deze aandoening in relatie staat tot varices aan de orde. Ook bevat de standaard richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij tromboflebitis als complicatie van varices. Voor de diagnostiek en behandeling van een veneus ulcus bij CVI wordt verwezen naar de NHG-Standaard Ulcus cruris venosum. Bij beperkte vormen van varicosis is sclerocompressietherapie door een hierin geïnteresseerde huisarts goed uitvoerbaar.2 De handleiding sclerocompressietherapie zal onderdeel vormen van het Handboek verrichtingen in de huisartsenpraktijk. Deze zal naar verwachting begin 2010 uitkomen (te bestellen via

www.nhg.org

).

Bewegingsapparaat

M90. NHG-Standaard Artritis
Eerste versie

De NHG-Standaard Artritis geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij volwassen patiënten met inflammatoire gewrichtsaandoeningen van één of meerdere gewrichten. Speciale aandacht gaat uit naar bacteriële artritis, jichtartritis, reactieve artritis, reumatoïde artritis en de differentiaal diagnostiek van deze artritiden. Voor deze artritiden is gekozen omdat zij het meeste voorkomen of omdat een juiste diagnose belangrijke consequenties heeft voor prognose en beleid.

M54. NHG-Standaard Aspecifieke lagerugpijn
Eerste herziening

De NHG-Standaard Aspecifieke lagerugpijn geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij volwassenen met aspecifieke lagerugpijn. Onder aspecifieke lagerugpijn wordt rugpijn verstaan in het gebied tussen de onderste ribben en de bilplooien, waarbij geen specifieke lichamelijke oorzaak aanwijsbaar is. In de huisartsenpraktijk gaat het in 5 tot 10% van de gevallen van lagerugpijn om een specifieke oorzaak, met name het lumbosacraal radiculair syndroom. Diagnostiek en behandeling hiervan worden besproken in de NHG-Standaard Lumbosacraal radiculair syndroom. Aspecifieke lagerugpijn gaat soms gepaard met pijn in een of beide (boven)benen, zonder dat er sprake is van een radiculair syndroom (zogenaamde niet-radiculaire uitstralende pijn; zie voornoemde Standaard). Meer zeldzame specifieke oorzaken van lagerugpijn zijn onder andere – vooral boven de 50 jaar – maligne aandoeningen en (osteoporotische) wervelfracturen, en – vooral onder de 40 jaar – spondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew) en ernstige vormen van spondylolisthesis.De Standaard geeft aan in welke gevallen de huisarts rekening moet houden met een specifieke oorzaak; het beleid bij specifieke oorzaken valt buiten het bestek van deze Standaard.

M04. NHG-Standaard Enkeldistorsie
Eerste herziening

De NHG-Standaard Enkeldistorsie geeft richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van laterale bandletsels van de enkel die het gevolg zijn van een inversietrauma. 1 Het kapselbandapparaat aan de buitenzijde van het enkelgewricht komt bij een dergelijk trauma onder spanning te staan. Afhankelijk van de inwerkende kracht treedt een letsel op dat varieert van een distorsie tot een ruptuur van een of meerdere delen van de enkelband. Soms gaat dit gepaard met een fractuur van een van de aangrenzende botstukken. De standaard geeft aan bij welke verschijnselen de huisarts een fractuur dient te overwegen en een röntgenfoto moet aanvragen. Voorts is de diagnostiek gericht op het maken van een onderscheid tussen een distorsie en een ruptuur. 2 Dit onderscheid is van belang omdat voor een distorsie een specifieke behandeling niet noodzakelijk is, terwijl bij een ruptuur een zogenaamde functionele behandeling met een tapebandage de voorkeur verdient. De huisarts is door toepassing van de richtlijnen in deze standaard in staat het overgrote deel van de patiënten met een inversietrauma zelfstandig te behandelen.

M60. NHG-Standaard Epicondylitis
Eerste herziening

De NHG-Standaard Epicondylitis geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij epicondylitis lateralis en medialis humeri (verder met epicondylitis lateralis en medialis aangeduid). In de standaard worden met epicondylitis beide vormen bedoeld, tenzij anders is aangegeven. Over epicondylitis lateralis is echter veel meer bekend dan over epicondylitis medialis.

M91. NHG-Standaard Hand- en polsklachten

De NHG-Standaard Hand- en polsklachten geeft richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van patiënten met klachten van de hand en pols in de huisartsenpraktijk. De huisarts wordt bij hand- en polsklachten meestal direct op het spoor van een specifieke aandoening gezet. Daarom behandelt deze standaard de diagnostiek en het beleid bij de meest voorkomende specifieke aandoeningen van de hand en pols: carpaletunnelsyndroom (CTS), ganglion, artrose van de hand,

trigger finger

en

trigger thumb, mallet finger

, contractuur van Dupuytren en tendovaginitis van De Quervain

M55. NHG-Standaard Lumbosacraal radiculair syndroom (LRS)
Eerste herziening

De NHG-Standaard Lumbosacraal radiculair syndroom geeft richtlijnen voor diagnostiek en beleid bij een vermoeden van een lumbosacraal radiculair syndroom (LRS). Deze richtlijnen sluiten aan bij die van de Consensus Lumbosacrale Radiculaire Syndroom van het CBO en van het rapport Diagnostiek en behandeling van het lumbosacraal radiculair syndroom van de Gezondheidsraad, met dien verstande dat bij de vertaling naar concrete richtlijnen voor de huisarts rekening is gehouden met diens mogelijkheden en werkwijze. Voor diagnostiek en beleid bij lagerugpijn zonder aanwijzingen voor een LRS - met inbegrip van (aanhoudende) lagerugpijn na herstel van een LRS - wordt verwezen naar de NHG-Standaard Aspecifieke lagerugpijn.

M65. NHG-Standaard Niet-traumatische knieproblemen bij kinderen en adolescenten
Eerste herziening

De NHG-Standaard Niet-traumatische knieproblemen bij kinderen en adolescenten geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling bij deze patiëntengroepen met knieklachten die niet het gevolg zijn van een trauma. Deze standaard bestaat uit twee delen. In het eerste deel worden de standsafwijkingen van de knie besproken, die vooral bij jonge kinderen worden gezien. In het tweede deel worden de meest voorkomende oorzaken van pijnklachten van de knie bij oudere kinderen en adolescenten besproken. Deze standaard vormt samen met de NHG-Standaard Traumatische knieproblemen en de NHG-Standaard Niet-traumatische knieproblemen bij volwassenen een drieluik over knieproblemen in de huisartsenpraktijk (zie

tabel 1

).

M67. NHG-Standaard Niet-traumatische knieproblemen bij volwassenen
Eerste herziening

De NHG-Standaard Niet-traumatische knieproblemen bij volwassenen geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van knieproblemen die niet het gevolg zijn van een trauma. Samen met twee andere standaarden vormt deze standaard een drieluik over knieproblemen in de huisartsenpraktijk (zie

tabel 1

). Knieproblemen op jonge leeftijd worden behandeld in de NHG-Standaard Niet-traumatische knieproblemen bij kinderen en adolescenten, terwijl knieproblemen ten gevolge van een trauma aan de orde komen in de NHG-Standaard Traumatische knieproblemen.1 Er bestaat een zekere overlap tussen deze drie standaarden. Sommige knieaandoeningen worden zowel bij jeugdigen als bij volwassenen gezien en in het bijzonder voor meniscusaandoeningen geldt dat deze behalve door een trauma ook min of meer spontaan kunnen ontstaan.

M69. NHG-Standaard Osteoporose
Eerste herziening

De NHG-Standaard Osteoporose geeft richtlijnen voor de preventie, diagnostiek en therapie van osteoporose. Deze richtlijnen betreffen drie categorieën patiënten:

patiënten die vragen hebben over osteoporose, zonder dat er klachten zijn;

patiënten die langdurig corticosteroïden (gaan) gebruiken (langer dan drie maanden meer dan 7,5mg prednison per dag, of equivalenten daarvan);

patiënten met aanwijzingen voor één of meer wervelfracturen en vrouwen bij wie na het vijftigste levensjaar een fractuur is opgetreden.

M92. NHG-Standaard Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

De NHG-Standaard Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van polymyalgia rheumatica (PMR). De standaard vervangt de Farmacotherapeutische richtlijn Polymyalgia rheumatica (2006). De standaard besteedt daarnaast aandacht aan arteriitis temporalis voor zover deze gepaard gaat met PMR.

M08. NHG-Standaard Schouderklachten
Tweede herziening

Deze NHG-Standaard geeft richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van schouderklachten. Onder ‘schouderklachten’ wordt in deze standaard verstaan: pijn met of zonder bewegingsbeperking van de bovenarm, waarbij de pijn gelokaliseerd is in een (deel van het) gebied dat loopt vanaf de basis van de nek tot aan de elleboog (zie

figuur 1

) enwaarbij de klachten niet het gevolg zijn van een ernstig recent trauma. Het begrip ‘schouderklachten’ wordt hier tevens gebruikt als (werk)diagnose.

M66. NHG-Standaard Traumatische knieproblemen
Eerste herziening

De NHG-Standaard Traumatische knieproblemen geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van knieproblemen die het gevolg zijn van een trauma. Deze standaard vormt samen met twee andere standaarden een drieluik over knieproblemen in de huisartsenpraktijk (zie

tabel 1

). Knieproblemen die niet het gevolg zijn van een trauma worden besproken in de NHG-Standaard Niet-traumatische knieproblemen bij kinderen en adolescenten en de NHG-Standaard Niet-traumatische knieproblemen bij volwassenen.1 In deze standaard worden de volgende aandoeningen besproken: contusie en distorsie, kruis- en collateralebandletsel, meniscusletsel en patellaluxatie. Tevens komt een kniefractuur aan de orde en wordt besproken in welke gevallen een röntgenfoto van de knie moet worden overwogen. Kraakbeenletsels, botkneuzingen, posterolateraleknieletsels en patellapeesrupturen blijven buiten beschouwing omdat deze vrijwel uitsluitend in de tweede lijn worden gediagnosticeerd en een beperkte relevantie voor het beleid van de huisarts hebben of zeldzaam zijn.

Zenuwstelsel

M75. NHG-Standaard Duizeligheid

De NHG-Standaard Duizeligheid geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij patiënten met duizeligheid. Duizeligheid is een frequent voorkomende klacht in de huisartsenpraktijk, en wordt vaak als een moeilijk probleem ervaren. Voor patiënten is de klacht vaak angstbeladen, terwijl de huisarts weet dat de kans op een ernstige oorzaak gering is.De standaard heeft tot doel inzicht te geven in de mogelijke oorzaken en behandelmogelijkheden. Hiermee kan onnodig voorschrijven van medicatie voorkomen worden.

M19. NHG-Standaard Hoofdpijn
Eerste herziening

De NHG-Standaard Hoofdpijn omvat richtlijnen voor diagnostiek, behandeling en begeleiding van kinderen en volwassenen met hoofdpijn. Onder hoofdpijn wordt in deze standaard verstaan: spanningshoofdpijn, migraine, middelengeïnduceerde hoofdpijn en clusterhoofdpijn. Overige vormen van hoofdpijn worden alleen besproken als ze berusten op een zeer ernstige aandoening, zoals een subarachnoïdale bloeding of een tumor. Alleen de bijbehorende alarmsymptomen zullen dan aan de orde komen.

M93. NHG-Standaard Perifere aangezichtsverlamming

De NHG-Standaard Perifere aangezichtsverlamming geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij volwassenen met een acuut opgetreden perifere aangezichtsverlamming. Een perifere aangezichtsverlamming is een weinig voorkomende, mutilerende aandoening waarvan de psychische en sociale gevolgen groot kunnen zijn. Bij het ontbreken van een duidelijke oorzaak voor de aangezichtsverlamming wordt deze idiopathisch genoemd. Hoewel een idiopathische perifere aangezichtsverlamming een ernstige uitval van de aangezichtsmusculatuur kan geven, is de prognose meestal gunstig.

Psychische problemen

M62. NHG-Standaard Angststoornissen
Eerste herziening

De NHG-Standaard Angststoornissen geeft richtlijnen voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met angststoornissen. Angststoornissen bij kinderen worden in deze standaard buiten beschouwing gelaten. Angst is een gevoel dat verwijst naar dreigend gevaar of onheil. In de context van een reële dreiging heeft angst een signaalfunctie die maant tot voorzichtigheid of ont vluchting van het gevaar.De angst kan echter buitensporig zijn of onevenredig lang aanhouden. Wanneer deze laatste angst aanleiding geeft tot aanhoudend subjectief lijden of tot een belemmering van het dagelijks functioneren, is er sprake van een angststoornis.

M77. NHG-Standaard Delier bij ouderen

De NHG-Standaard Delier bij ouderen geeft richtlijnen voor het diagnostisch en therapeutisch beleid en de verwijzing bij ouderen met verschijnselen van een delier.

M21. NHG-Standaard Dementie
Tweede herziening

De NHG-Standaard Dementie geeft richtlijnen voor de diagnostiek en begeleiding van patiënten met dementie en hun naasten. Dementie is een klinisch syndroom dat wordt gekenmerkt door vier criteria.

M44. NHG-Standaard Depressieve stoornis (depressie)
Eerste herziening

De NHG-Standaard Depressieve stoornis geeft richtlijnen voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met een depressieve stoornis.De standaard is niet van toepassing op kinderen met een depressie.

M59. NHG-Standaard Enuresis nocturna
Eerste herziening

De NHG-Standaard Enuresis nocturna geeft richtlijnen voor de beoordeling en behandeling van enuresis nocturna vanaf de leeftijd van 5 jaar. Deze leeftijdsgrens is niet zo absoluut als ouders en kind eerder met enuresis nocturna aan de slag willen. In de standaard komt aan de orde hoe de huisarts onderscheid kan maken tussen enuresis nocturna en pathologische mictiepatronen die het gevolg zijn van anatomische afwijkingen of urineweginfecties. Enuresis nocturna is een probleem voor het kind zelf, maar ook voor het hele gezin. De huisarts moet dan ook een inschatting maken van de last die de ouders of het kind hebben, wie de eigenlijke hulpvraag heeft en hoe de motivatie van het kind en de ouders is voor een interventie. De standaard beoogt de huisarts een verantwoorde keuze te laten maken uit de behandelingsmogelijkheden bij enuresis nocturna en de behandeling zelf te begeleiden of te delegeren aan andere disciplines. Als de jeugdgezondheidszorg of de thuiszorg al bij het kind met enuresis nocturna betrokken is, stemt de huisarts zijn beleid met hen af en is het belangrijk afspraken te maken over ieders inbreng.

M10. NHG-Standaard Problematisch alcoholgebruik
Tweede herziening

De NHG-Standaard Problematisch alcoholgebruik geeft richtlijnen voor diagnostiek en beleid bij patiënten met problematisch alcoholgebruik. De standaard richt zich hierbij op de patiënt die meer drinkt dan goed voor hem is, maar die niet als alcoholist bij de huisarts bekend is.

M23. NHG-Standaard Slaapproblemen en slaapmiddelen
Eerste herziening

De NHG-Standaard Slaapproblemen en slaapmiddelen geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij volwassen patiënten die met klachten over het slapen bij de huisarts komen. De Standaard bespreekt vooral klachten over een tekort aan slaap, verder ‘slapeloosheid’ genoemd. Deze vormen ruim 90% van de slaapklachten. Ook wordt een aantal specifieke slaapstoornissen besproken. Andere klachten, zoals gedragsstoornissen tijdens de slaap, bijvoorbeeld slaapwandelen, blijven in deze standaard buiten beschouwing.

M85. NHG-Standaard Stoppen met roken

De NHG-Standaard Stoppen met roken geeft richtlijnen voor diagnostiek en beleid om rokers op een effectieve manier te adviseren en te begeleiden bij het stoppen met roken. Het doel van de standaard is de gezondheidsproblemen die roken met zich meebrengt te verminderen of te voorkomen, en daarmee de levensduur te verlengen en de kwaliteit van leven van de patiënt en diens omgeving te verbeteren.

Luchtwegen

M11. NHG-Standaard Acute keelpijn
Tweede herziening

De NHG-Standaard Acute keelpijn geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij keelpijn die korter dan veertien dagen bestaat. Keelpijn ten gevolge van verkeerde gewoonten zoals keelschrapen, het inademen van droge lucht of roken blijft buiten beschouwing, evenals andere keelklachten, zoals globusgevoel of kriebelhoest en keelklachten door traumata, corpora aliena, prikkelende stoffen en postnasal drip.

M78. NHG-Standaard Acuut hoesten

De NHG-Standaard Acuut hoesten geeft richtlijnen voor de diagnostiek, voorlichting en behandeling van acuut hoesten. De standaard gaat in op infectieuze oorzaken van acuut hoesten, zoals ongecompliceerde luchtweginfecties, bronchiolitis, kinkhoest, pseudo-kroep en pneumonie, en op niet-infectieuze oorzaken van acuut hoesten. Diagnostiek en beleid bij astma en COPD vallen buiten het bestek van deze standaard.

M48. NHG-Standaard Allergische en niet-allergische rhinitis
Eerste herziening

De NHG-Standaard Allergische en niet-allergische rhinitis geeft richtlijnen voor de diagnostiek, preventie en behandeling van langdurige (langer dan vier weken durende) of frequent recidiverende aandoeningen die gepaard gaan met een verstopte neus, een loopneus, niezen of jeuk in de neus. Bij een allergische rhinitis kunnen ook oog- of (zelden) huidklachten optreden. De genoemde symptomen kunnen alleen of in combinatie met elkaar voorkomen. Soms kan een combinatie van klachten richting geven aan de oorzaak (bijvoorbeeld bij een loopneus en niezen in combinatie met jeukende ogen bij een allergische rhinitis). De acute infectieuze rhinitis valt buiten het bestek van deze standaard. Een allergische rhinitis wordt veroorzaakt door een IgE-gemedieerde allergie voor inhalatieallergenen. Tot de niet-allergische rhinitis behoren onder andere rhinitis ten gevolge van neuspoliepen, neusseptumafwijkingen, conchahypertrofie, (rhino)sinusitis en rhinitis door geneesmiddelen. Bij een deel van de patiënten met een niet-allergische rhinitis is de oorzaak onbekend.

M24. NHG-Standaard Astma bij kinderen
Tweede herziening

De NHG-Standaard Astma bij kinderen geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij (vermoeden op) astma bij kinderen tot 16 jaar. Astma is de meest voorkomende chronische aandoening bij kinderen.

M27. NHG-Standaard Astma bij volwassenen
Tweede herziening

De NHG-Standaard Astma bij volwassenen geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van astma of bij het vermoeden van astma bij personen vanaf 16 jaar.1 Richtlijnen voor de diagnostiek of behandeling van astma bij personen tot en met 16 jaar worden beschreven in de NHG-Standaard Astma bij kinderen en richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van allergische rinitis in de NHG-Standaard Allergische en niet-allergische rhi nitis. Richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van COPD zijn te vinden in de NHG-Standaard COPD.

M26. NHG-Standaard COPD
Tweede herziening

De NHG-Standaard COPD geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van COPD (

chronic obstructive pulmonary disease

). Richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van astma zijn te vinden in de NHG-Standaard Astma bij volwassenen. De bespreking van het beleid bij chronisch hoesten zonder spirometrisch aangetoonde luchtwegobstructie valt buiten het bestek van deze standaard. De NHG-Standaard COPD is gebaseerd op de CBO Richtlijnen over COPD die in samenwerking met de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT), het NHG en het Wetenschappelijk Instituut van de Nederlandse Apothekers (WINAp) zijn ontwikkeld.

M35. NHG-Standaard Influenza en influenzavaccinatie
Eerste herziening

De NHG-Standaard Influenza en influenzavaccinatie geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij influenza en influenza-achtige ziektebeelden (IAZ). Daarnaast bevat de standaard de indicaties voor vaccinatie tegen influenza die met ingang van 2008 gelden.

M33. NHG-Standaard Rhinosinusitis
Tweede herziening

De NHG-Standaard Rhinosinusitis geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van rhinosinusitis bij volwassenen en kinderen. De herziening van de standaard heeft geleid tot een aangepaste naamgeving.De oorspronkelijke naam, sinusitis, is veranderd in rhinosinusitis.De mucosa van de sinussen vormt immers een continuüm met de mucosa van de neus. Bij een ontsteking zal de gehele mucosa betrokken zijn. De naam ‘rhinosinusitis’ geeft dit onderliggende pathofysiologische concept beter weer.

Huid en subcutis

M15. NHG-Standaard Acne
Tweede herziening

De NHG-Standaard Acne vulgaris geeft richtlijnen voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met acne vulgaris en acne conglobata. Slechts een deel van de patiënten met acne vraagt om behandeling; zelfzorg en zelfmedicatie spelen een grote rol bij deze aandoening. Acne kan voor de patiënt ingrijpende psychosociale gevolgen hebben. De lokalisatie van de huidaandoening in het gelaat en de leeftijd waarop acne het meest voorkomt, de adolescentie, spelen hierbij een rol. Het doel van de behandeling is de symptomen te onderdrukken, littekenvorming tegen te gaan en begeleiding te geven bij psychosociale problemen.

M68. NHG-Standaard Bacteriële huidinfecties
Eerste herziening

De NHG-Standaard Bacteriële huidinfecties geeft richtlijnen voor de diagnostiek en de behandeling van oppervlakkige en diepe bacteriële infecties van de huid en huidadnexen (haarfollikels, talgklieren, zweetklieren en het nagelbed). In de standaard is gekozen voor een indeling in oppervlakkige en diepe infecties omdat dit richting geeft aan het verdere beleid. De volgende bacteriële huidinfecties komen aan de orde:

M37. NHG-Standaard Constitutioneel eczeem
Eerste herziening

De NHG-Standaard Constitutioneel eczeem geeft richtlijnen voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met constitutioneel eczeem. Men spreekt ook wel van atopisch eczeem of atopische dermatitis, omdat men veronderstelt dat aan de aandoening een atopische constitutie ten grondslag ligt. In deze standaard wordt steeds de term constitutioneel eczeem gebruikt.

M70. NHG-Standaard Decubitus

De NHG-Standaard Decubitus geeft richtlijnen voor de diagnostiek, behandeling en preventie van deze aandoening. Decubitus is: iedere degeneratieve verandering van de huid en onder de huid gelegen weefsels ten gevolge van lokale inwerking van druk of schuifkrachten. De Standaard betreft de decubitus die kan ontstaan bij (gehele of gedeeltelijke) immobiliteit. Deze ontstaat op plaatsen waar druk en schuifkrachten zich bij zitten of liggen het sterkst doen gelden (voorkeursplaatsen): stuit, hiel, malleolus, tuber ischiadicum en trochanter major. Diabetische voetulcera en ulcera cruris ten gevolge van arteriële of veneuze insufficiëntie vallen buiten het bestek van deze standaard.

Addendum NHG-Standaard Decubitus

De ontwikkeling van de Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak (LESA) Decubitus2 is voor de werkgroep van de NHG-Standaard Decubitus aanleiding geweest de richtlijnen voor de wondbehandeling tussentijds aan te passen. Hiermee wordt vooruitgelopen op een later geplande meer uitgebreide herziening.

M64. NHG-Standaard Dermatomycosen
Eerste herziening

De NHG-Standaard Dermatomycosen geeft richtlijnen voor diagnostiek en beleid bij infecties van huid, haren en nagels door schimmels en gisten. In deze standaard wordt uitgegaan van het vermoeden van de huisarts dat er sprake is van een dermatomycose. Dit vermoeden ontstaat op grond van kenmerkende huidafwijkingen (zie

tabel 1

) die nogal eens gepaard gaan met jeuk. De standaard hanteert een indeling van dermatomycosen naar lokalisatie van de infectie.

M39. NHG-Standaard Psoriasis
Tweede herziening

De NHG-Standaard Psoriasis geeft richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van psoriasis. Psoriasis is een erfelijke, chronische erythematosquameuze huidaandoening die soms gepaard gaat met nagelafwijkingen of gewrichtsklachten. De ernst varieert van enkele plekjes tot een zeldzame erytrodermie (een diffuse, gegeneraliseerde roodheid met warmte en al dan niet uitgebreide schilfering). De plekken kunnen enkele weken tot levenslang aanwezig blijven. Een volledige remissie treedt bij ongeveer een derde van de patiënten spontaan op; de duur van de remissie valt niet te voorspellen en varieert van enkele weken tot jaren. Bij naar schatting 5 tot 10% van de psoriasispatiënten treedt ooit de met psoriasis gerelateerde artritis op (

psoriasis arthropathica

); deze manifesteert zich meestal als een asymmetrische oligoartritis van de vingers of de tenen. Psoriasis kan op iedere leeftijd ontstaan. De incidentie in de huisartsenpraktijk is ongeveer 2 per 1000 patiënten per jaar, de prevalentie 16 per 1000 patiënten. Diagnostiek en behandeling blijven vaak in handen van de huisarts; ongeveer een kwart van de patiënten met psoriasis wordt verwezen naar de dermatoloog. De behandeling is symptomatisch. Adequate voorlichting en begeleiding zijn voor het welslagen van het beleid essentieel. De standaard stelt een stapsgewijze behandeling voor.

M16. NHG-Standaard Ulcus cruris venosum
Tweede herziening

De NHG-Standaard Ulcus cruris venosum geeft richtlijnen voor diagnostiek, behandeling en preventie van een veneus ulcus. Het ulcus cruris venosum is een defect van de huid van het onderbeen, meestal aan de mediale zijde, tot in de subcutis of dieper en heeft weinig neiging tot genezing. Het ontstaat op basis van chronische veneuze insufficiëntie (CVI). In deze standaard wordt verder gesproken over een veneus ulcus,wat ook wel ‘open been’ genoemd wordt. Het beleid bij CVI staat beschreven in de NHG-Standaard Varices. Ook diabetespatiënten met een veneus ulcus aan het onderbeen kunnen volgens de NHG-Standaard Ulcus cruris venosum worden behandeld. De behandeling van een ulcus cruris op basis van arteriële, neurologische (vooral de diabetische neuropathie) en andere stoornissen valt buiten het bestek van deze standaard. Het beleid bij een voetulcus, veroorzaakt door decubitus of diabetes, wordt besproken in respectievelijk de NHG-Standaard Decubitus en Diabetes mellitus type 2.

Endocriene klieren/voeding/metabolisme

M01. NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2
Tweede herziening

De NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 geeft richtlijnen voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van volwassen patiënten met deze ziekte door de huisarts.1 Het doel is complicaties, zoals hart- en vaatziekten, nefro-, retino- en neuropathie, die in belangrijke mate de kwaliteit en duur van het leven van de patiënt bepalen, te voorkomen of te vertragen en eventuele klachten te verminderen.

Addendum NHG-Standaard Diabetes Mellitus type 2

In de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 wordt verwezen naar de NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement. Deze laatste is inmiddels op onderdelen gewijzigd en in juli 2006 op de NHG-website gepubliceerd (zie nhg-artsennet.nl voor versie 1.2). Voortaan is behandeling met een cholesterolsyntheseremmer van mensen met DM2 alleen geïndiceerd als het LDL-cholesterol ten minste 2,5 mmol/l bedraagt.

M31. NHG-Standaard Schildklieraandoeningen
Eerste herziening

De NHG-Standaard Schildklieraandoeningen geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van hypo- en hyperthyreoïdie bij volwassenen in de huisartsenpraktijk. Hypo- en hyperthyreoïdie kunnen optreden met of zonder veranderingen van de omvang van de schildklier.De standaard geeft in een aparte paragraaf ook richtlijnen voor het beleid bij veranderingen van de omvang van de schildklier, zoals een struma of een nodus zonder functiestoornis.

M95. NHG-Standaard Obesitas

De NHG-Standaard Obesitas geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij volwassenen en kinderen vanaf twee jaar met obesitas. Deze richtlijnen zijn eveneens van toepassing bij volwassenen met overgewicht, indien dit gepaard gaat met een ernstig vergrote buikomvang of met comorbiditeit die met het overgewicht samenhangt. Omdat er een vergelijkbaar verhoogd risico op morbiditeit en mortaliteit bestaat, is hierbij eenzelfde beleid als bij obesitas gerechtvaardigd.Waar in deze standaard wordt gesproken over volwassenen met obesitas, wordt tevens bedoeld volwassenen met overgewicht in combinatie met een ernstig vergrote buikomvang, comorbiditeit of cardiovasculaire risicofactoren.

Urinewegen

M42. NHG-Standaard Bemoeilijkte mictie bij oudere mannen
Tweede herziening

De NHG-Standaard Bemoeilijkte mictie bij oudere mannen geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij mannen ouder dan 50 jaar met bemoeilijkte mictie. De standaard gaat niet in op mictieklachten bij jongere mannen, vrouwen, of kinderen. Voor urine-incontinentie en urineweginfecties bestaan aparte standaarden. De herziene standaard beschrijft nieuwe ontwikkelingen op het gebied van terminologie, beleidskeuze en behandelingsmogelijkheden.

M46. NHG-Standaard Incontinentie voor urine
Eerste herziening

De NHG-Standaard Incontinentie voor urine geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van volwassen mannen en vrouwen met klachten van urine-incontinentie. In deze standaard is incontinentie gedefinieerd als iedere vorm van onwillekeurig verlies van urine.1 Het beleid bij stress-, urge- en gemengde incontinentie zal worden besproken. Urge-incontinentie maakt onderdeel uit van het overactieveblaassyndroom. Terwijl in deze standaard de nadruk zal liggen op incontinentie, sluit de behandeling van een overactieve blaas zonder incontinentie daar nauw bij aan. De achtergronden van reflex- en overloopincontinentie worden kort besproken, maar de behandeling ervan valt buiten het bestek van deze standaard.

M63. NHG-Standaard Urinesteenlijden
Eerste herziening

De NHG-Standaard Urinesteenlijden geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van urinesteenaanvallen van volwassenen. Het vermoeden van een urinesteenaanval wordt in deze standaard als uitgangspunt genomen voor diagnostiek en beleid. Andere presentatievormen van urinestenen, zoals recidiverende urineweginfecties en urinestenen als toevalsbevinding, blijven buiten beschouwing.

M05. NHG-Standaard Urineweginfectie
Tweede herziening

De NHG-Standaard Urineweginfecties geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van acute bacteriële infecties van de urinewegen; hiertoe worden cystitis, pyelonefritis en acute prostatitis gerekend. Naast het beleid bij niet-zwangere vrouwen, komt hierbij ook het beleid bij mannen, zwangeren, kinderen en andere risicogroepen expliciet aan de orde. Diagnostiek en behandeling van het urethraal syndroom, urethritis, epididymitis en chronische prostatitis vallen buiten het bestek van deze standaard.

Zwangerschap/Anticonceptie/Geslachtsorganen man en vrouw

M58. NHG-Standaard Amenorroe
Eerste herziening

De NHG-Standaard Amenorroe geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van amenorroe: het niet optreden van menstrueel bloedverlies in de fertiele levensfase. Amenorroe kan worden onderscheiden in primaire en secundaire amenorroe. Secundaire amenorroe is meestal een onschuldig verschijnsel met een gunstige prognose: de ervaring leert dat de menstruele cyclus zich meestal spontaan herstelt zodat het natuurlijk beloop kan worden afgewacht. Slechts zelden heeft de amenorroe een pathologische oorzaak. Bij primaire amenorroe is de kans op pathologie iets groter.

M07. NHG-Standaard Diagnostiek van mammacarcinoom
Eerste herziening

De NHG-Standaard Diagnostiek van mammacarcinoom bestaat uit vier delen. Deze bevatten aanbevelingen voor:

het diagnostische beleid bij vrouwen die de huisarts bezoeken met klachten over, of afwijkingen van de mamma;

screening bij familiaire belasting;

de advisering en begeleiding van vrouwen van 50 tot en met 75 jaar die behoren tot de doelgroep van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker;

de rol van de huisarts bij de follow-up van vrouwen met borstkanker in de voorgeschiedenis.

M87. NHG-Standaard Erectiele disfunctie

De NHG-Standaard Erectiele disfunctie (ED) geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij mannen met klachten over de erectie. ED wordt gedefinieerd als het voortdurend of terugkerend onvermogen een erectie te krijgen of te behouden voldoende voor seksuele activiteit. De term impotentie is inmiddels verlaten.1 Ejaculatiestoornissen vallen buiten deze standaard. De huisarts zal steeds meer met ED geconfronteerd worden, enerzijds vanwege de vergrijzing en de toenemende incidentie van diabetes mellitus, hypertensie, hypercholesterolemie en obesitas op jonge leeftijd, en ander anderzijds de aandacht voor medicamenteuze erectiebevorderende behandelingen via de media. Praten over seksualiteit is moeilijk, zowel voor de patiënt als voor de huisarts.De hulpvraag en/of het bezoek aan de huisarts wordt door de patiënt vaak uitgesteld.

M38. NHG-Standaard Fluor vaginalis
Eerste herziening

De NHG-Standaard Fluor vaginalis geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij vrouwen in de reproductieve levensfase met klachten van fluor vaginalis, vaginale jeuk of irritatie.1 Onder fluor vaginalis wordt verstaan: niet-bloederige vaginale afscheiding die volgens de patiënte afwijkt van wat voor haar gebruikelijk is wat betreft hoeveelheid, kleur of geur, en die al of niet gepaard gaat met jeuk of irritatie in of rond de vagina. Ook worden er richtlijnen gegeven voor recidiverende fluor vaginalis. Huidaandoeningen, zoals eczeem of psoriasis, en zeldzame oorzaken, zoals een corpus alienum, aan DES (diëthylstilbestrol) gerelateerde afwijkingen of maligniteiten, blijven buiten beschouwing. Vaginale klachten als gevolg van urogenitale atrofie in de periode na de overgang komen aan de orde in de NHG-Standaard De overgang.

M02. NHG-Standaard Hormonale anticonceptie
Tweede herziening

De NHG-Standaard Hormonale anticonceptie geeft richtlijnen voor het voorschrijven van hormonale anticonceptiva ter voorkoming van zwangerschap.1 Tevens worden richtlijnen gegeven voor het beleid bij het vergeten van één of meer pillen en het gebruik van morning-aftermethoden in diverse situaties.

Addendum 1 – NHG-Standaard Hormonale anticonceptie
Inname levonorgestrel als morning-aftermethode

Von Hertzen et al. vergeleken een drietal morningaftermethoden met elkaar bij 4136 vrouwen die tot vijf dagen na een onbeschermde coitus een morning- aftermethode wensten. Zij kregen dubbelblind en gerandomiseerd 10 mg mifepriston, 1,5 mg levonorgestrel of twee maal 0,75 mg levonorgestrel met een interval van 12 uur.De eerste methode wordt in Nederland niet toegepast (mifepriston is in deze dosering hier niet beschikbaar), de laatste methode wordt aangeraden in de huidige én in de vorige standaard. De primaire uitkomstmaat was een onbedoelde zwangerschap. Het bleek dat de zwangerschapskans in de mifepristongroep en in de éénmalig gedoseerde levonorgestrelgroep 1,5% was. Als levonorgestrel in twee doseringen werd gegeven was de kans 1,8%. Het verschil was niet statistisch significant.

Addendum 2 – NHG-Standaard Hormonale anticonceptie

In het kader van de Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak (LESA) Orale anticonceptie en morning-afterpil tussen huisartsen en apothekers zijn de adviezen rond het vergeten van de pil geactualiseerd. Dit heeft geresulteerd in een addendum dat de huidige passage in de NHG-Standaard Hormonale Anticonceptie over het vergeten van de pil en de bijbehorende noot vervangt. De LESA wordt binnenkort gepubliceerd.

M03. NHG-Standaard Miskraam
Tweede herziening

De NHG-Standaard Miskraam geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij zwangeren die zich bij de huisarts melden met vaginaal bloedverlies in de periode tot en met 16 weken vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie. Hierbij ligt de nadruk op begeleiding van zwangeren met vaginaal bloedverlies in de eerste 12 weken van de zwangerschap; de begeleiding bij een zwangerschapsduur langer dan 12 weken zal, indien de huisarts niet verloskundig actief is, veelal door de verloskundige gedaan worden.1 De standaard geeft ook richtlijnen voor het beleid bij recidiverende miskramen.

M73. NHG-Standaard De overgang

De NHG-Standaard De overgang geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij klachten, vragen en problemen rond de overgang, bij vrouwen in de leeftijd tussen de 40 en 60 jaar. Onder

overgang

wordt verstaan: de periode van onregelmatige menses en de eerste menstruatieloze jaren. De laatste menstruatie in het leven van een vrouw heet

menopauze

. Het tijdstip van de menopauze is pas betrouwbaar vast te stellen na een jaar amenorroe. De in de literatuur veel gebruikte begrippen peri- en postmenopauze hebben de volgende betekenis: de

perimenopauze

is de periode vanaf het moment dat de menstruaties onregelmatiger worden tot een jaar na de menopauze, de

postmenopauze

is de periode die een jaar na de laatste bloeding aanvangt.

M50. NHG-Standaard Pelvic inflammatory disease
Eerste herziening

De NHG-Standaard Pelvic inflammatory disease geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij patiënten bij wie een ‘pelvic inflammatory disease’ (PID) wordt vermoed. Een PID is een ontsteking in het kleine bekken ten gevolge van verspreiding van micro-organismen vanuit de vagina en de cervix naar het endometrium, de tubae en aangren aangrenzende structuren. De termen ‘salpingitis’ en ‘adnexitis’ worden vaak als synoniemen van PID gebruikt. In deze standaard wordt alleen de term ‘PID’ gebruikt, omdat een ontsteking van de tubae zonder invasieve diagnostiek niet te onderscheiden is van een uitgebreidere ontsteking,waaraan ook de parametria meedoen.

M06. NHG-Standaard Preventie en vroegdiagnostiek van cervixcarcinoom
Tweede herziening

De NHG-Standaard Preventie en van geeft richtlijnen voor de opsporing van (voorstadia van) cervixcarcinoom in het kader van het landelijk bevolkingsonderzoek en voor het verrichten van cervixuitstrijken op indicatie. Daarnaast bevat de standaard informatie over besmetting met het humaan papillomavirus (HPV), komt de indicatie voor het aanvragen van een HPV-test in de dagelijkse huisartspraktijk aan de orde en wordt de mogelijkheid van vaccinatie tegen HPV besproken.

M82. NHG-Standaard Het soa-consult

De NHG-Standaard Het soa-consult geeft richtlijnen voor diagnostiek en beleid bij patiënten met klachten passend bij een seksueel overdraagbare aandoening (soa). De standaard geeft daarnaast richtlijnen voor partnerwaarschuwing en contactopsporingen en voor het beleid bij patiënten met vragen over of angst voor soa en met een hoog risico op een soa.

M14. NHG-Standaard Het spiraaltje
Tweede herziening

De NHG-Standaard Het spiraaltje geeft richtlijnen voor de begeleiding van vrouwen die de voorkeur hebben voor een (koper- of hormoon)spiraaltje als anticonceptiemethode. De huisarts bespreekt samen met de vrouw de voor- en nadelen en de contra- indicaties van de verschillende spiraaltjes, zodat de vrouw een weloverwogen keuze kan maken. De standaard geeft ook richtlijnen voor plaatsing, controle en verwijdering van het spiraaltje. Verder beschrijft de standaard het beleid bij zwangerschap ontstaan tijdens spiraalgebruik en het gebruik van het koperspiraaltje als morning-aftermethode.1 Het gebruik van het hormoonspiraaltje bij overvloedig vaginaal bloedverlies wordt beschreven in de NHG-Standaard Vaginaal bloedverlies. Gegevens over de overige (hormonale) anticonceptiemethoden zijn te vinden in de NHG-Standaard Hormonale anticonceptie.

M25. NHG-Standaard Subfertiliteit
Tweede herziening

De NHG-Standaard Subfertiliteit geeft richtlijnen voor diagnostiek en beleid bij het uitblijven van een gewenste zwangerschap. Subfertiliteit wordt gedefinieerd als het uitblijven van zwangerschap na meer dan twaalf maanden onbeschermde – op conceptie gerichte – coïtus. Bij een zwangerschapswens korter durend dan één jaar is er nog geen sprake van subfertiliteit en volstaat over het algemeen goede voorlichting, omdat de kans op zwangerschap hoog is. Deze standaard is herzien in een traject waarin ook de richtlijnen van gynaecologen, urologen en klinisch chemici over subfertiliteit zijn ontwikkeld of herzien. Hierbij zijn de richtlijnen inhoudelijk op elkaar afgestemd en zijn er afspraken gemaakt over taakverdeling en verwijzing.

M28. NHG-Standaard Vaginaal bloedverlies
Tweede herziening

De NHG-Standaard Vaginaal bloedverlies geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling bij klachten over vaginaal bloedverlies. Daarbij wordt uitgegaan van klachten over vaginaal bloedverlies dat anders is dan voorheen of anders dan wat volgens de vrouw voor haar normaal is.

M32. NHG-Standaard Zwangerschap en kraamperiode
Eerste herziening

De NHG-Standaard Zwangerschap en kraamperiode geeft richtlijnen voor de taken van de huisarts op het gebied van de verloskundige zorg, ook indien hij of zij zelf geen bevallingen begeleidt. De prenatale controles en de begeleiding tijdens de baring komen in deze standaard niet aan de orde. De standaard beperkt zich in dit opzicht tot wat het Basistakenpakket van de LHV de algemeen verloskundige taken van de huisarts noemt. Deze kunnen worden onderscheiden in de taken in het eerste trimester van de zwangerschap en de taken in de kraamperiode (vanaf de partus tot tien dagen post partum). Daarnaast worden richtlijnen voor de algemeen medische taken tijdens de zwangerschap gegeven.

Meer informatie
Titel
NHG- Standaarden voor de huisarts 2011
Copyright
2011
Elektronisch ISBN
978-90-313-8279-8
Print ISBN
978-90-313-8278-1
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-8279-8