Het is de ambitie van het Rijk om dakloosheid in Nederland in de periode 2023–2030 structureel terug te dringen en in 2030 zelfs te beëindigen. Dat vraagt om een beweging van het zoeken naar oplossingen achteraf, als mensen dakloos zijn, naar het voorkómen dat mensen verder uitgesloten en dakloos raken. Daarmee verschuift de focus naar mensen die instabiel of ontoereikend zijn gehuisvest en mensen die een verblijfsinstelling verlaten. Vroegtijdige, passende ondersteuning van individuen en gezinnen is noodzakelijk, maar niet voldoende. Preventie van dakloosheid is alleen te realiseren als de structurele problemen worden aangepakt die samenhangen met de maatschappelijke ongelijkheid in Nederland. Dit vraagt van alle overheden om zich samen met partners (zoals opvanginstellingen en woningcorporaties) in te zetten voor bestaanszekerheid en ontplooiingskansen voor iedereen. En door een fundamentele verschuiving in te zetten van opvang naar preventie en wonen, dus naar wonen en ondersteuning van mensen in hun leefwereld, in het sociaal domein. Dat betekent werken aan sociale inclusie, ofwel concrete acties ondernemen voor meer bestaanszekerheid, een sterke voorzorg als mensen de greep op hun bestaan dreigen te verliezen, flexibele herstelzorg voor mensen die langdurig op zorg zijn aangewezen en een breed arsenaal van woonvarianten voor uiteenlopende groepen mensen, ingebed in een sterke sociale basis.
Inleiding
In het eind 2022 gelanceerde Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis staat preventie van dakloosheid centraal [1]. Het is de ambitie van het Rijk om dakloosheid in Nederland in de periode 2023–2030 structureel terug te dringen en in 2030 zelfs te beëindigen. Een ambitie waaraan Nederland zich, met de andere Europese landen, heeft gecommitteerd door het ondertekenen van de Lissabon Verklaring in 2021. Inzet van het beleid is een paradigmashift van het achteraf oplossen van dakloosheid naar het voorkómen dat mensen dakloos worden. Dakloosheid wordt daarbij in de eerste plaats als een huisvestingvraagstuk gezien.
De lat ligt hoog: in 2023 moet iedere centrumgemeente een regionaal langetermijnplan hebben waarin opgenomen is hoe de opvang stapsgewijs wordt omgebouwd naar zelfstandige woonplekken met passende ondersteuning. De inzet is dat de helft van de regio’s in 2025 geen langdurige opvang meer heeft, en dat dit in 2030 voor alle regio’s geldt. Overheden en partners staan voor de niet eenvoudige opgave om in hun beleid en aanpak een stevige beweging ‘naar voren’ te maken en te werken aan sociale inclusie en een stabiel thuis.
Dit artikel beschrijft een aantal kernvragen waarvoor overheden en partners zich gesteld zien: 1) wat verstaan we onder dakloosheid en wat houdt preventie in? 2) Welke factoren hangen met dakloosheid samen en geven aanknopingspunten voor een preventieve aanpak? 3) Wat is er dan nodig om dakloosheid te voorkomen en welke acties en maatregelen kunnen verschil maken?
Methoden
Dit artikel is de neerslag van het werk dat Impuls – Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg van het Radboudumc sinds 2020 uitvoert in het kader van de Preventie Alliantie, in opdracht van het ministerie van VWS. Doel van deze Alliantie is het ondersteunen van gemeenten en partners bij het voorkomen van dakloosheid. Het werk omvat leercirkels voor gemeenten en partners waarin vraagstukken uit de preventiepraktijk worden aangepakt en masterclasses over thema’s die aan uitsluiting en dakloosheid zijn gerelateerd. Ook gaat het om het uitvoeren van een door de Preventie Alliantie ontwikkelde Preventiescanner Dakloosheid, waarmee gemeenten in hun regio gezamenlijk zicht krijgen op hun preventieve aanpak en hoe die kan worden versterkt. De Alliantie maakte ook enkele gidsen en handreikingen voor de partners, zoals de gids voor preventie van dakloosheid Toekomst met een thuis [2].
Voor al deze activiteiten raadpleegde de Alliantie gemeenten, partners en leden van het expertpanel verbonden aan de Preventie Alliantie, en maakte de Alliantie gebruik van beleidsadviezen (van bijvoorbeeld VNG, RVS, Divosa) en van kennisoverzichten en handreikingen van kennisinstituten. Ter onderbouwing van activiteiten en uitgaven deed de Alliantie een uitgebreid literatuuronderzoek (in de periode van 2015 tot 2022) naar nationale en internationale bronnen, voor inzicht in onder andere risicofactoren van dakloosheid en effectieve interventies.
Definities van dakloosheid en preventie
Wat voor het voorkomen van dakloosheid nodig is, hangt sterk af van de manier waarop dakloosheid en preventie worden gedefinieerd. Vanwege de decentralisatie van de ondersteuning en maatschappelijke opvang kan de definiëring van beide fenomenen lokaal en regionaal sterk verschillen, terwijl voor het realiseren van de landelijke ambitie consensus over die fenomenen nodig is.
Definitie van dakloosheid
Dakloosheid staat voor het ontbreken van een adequate woning of woonplek, ofwel een ruimte waarover je als persoon, met je eventuele familie, exclusief bezit uitoefent (fysieke domein), die jou privacy geeft en de gelegenheid biedt om sociale relaties te onderhouden (sociaal domein) en waar je recht op hebt via een huur- of koopcontract (wettelijk domein) [3]. De in Europa algemeen geaccepteerde ETHOS-Light-classificatie maakt de vele verschijningsvormen van dakloosheid inzichtelijk (zie het kader) [3, 4].
In Nederland lag de focus in beleid en praktijk de afgelopen twintig jaar vooral op de eerste vier categorieën, op de mensen die al dakloos zijn en al dan niet gebruikmaken van de opvang, ook wel aangeduid als feitelijk dakloze en residentieel dakloze mensen [5, 6]. Om de ambities van de preventie-opgave te kunnen realiseren zal de aandacht de komen jaren vooral moeten gaan naar mensen die instabiel of ontoereikend zijn gehuisvest (categorieën 5 en 6), met blijvende aandacht voor mensen die een verblijfsinstelling verlaten (categorie 4).
Kader. ETHOS-Light-classificatie van dakloosheid
1.
Mensen zonder vaste verblijfplaats die leven op straat en in openbare ruimten
2.
Mensen zonder vaste verblijfplaats die gebruikmaken van laagdrempelige (nacht)opvang
3.
Mensen in opvangvoorzieningen, waaronder dakloze mensen, voor kortdurend verblijf
4.
Mensen die tijdens een verblijf in een instelling geen woonadres hebben en/of zonder woonoplossing vertrekken uit verblijfsinstellingen
5.
Instabiel gehuisveste mensen die leven onder dreiging van huiselijk geweld of een huisuitzetting en/of noodzakelijkerwijs tijdelijk inwonen bij familie/vrienden door gebrek aan huisvesting
6.
Ontoereikend gehuisveste mensen die wonen op een adres zonder woonbestemming (zoals vakantiehuizen) of mensen die door gebrek aan huisvesting wonen in niet-conventionele of ongeschikte ruimten (in een tent, caravan, garage, hut, kraakpand) en in extreem overvolle woonruimten
Definitie van preventie
Het voorkomen van feitelijke dakloosheid is een belangrijke preventieactiviteit. Als preventie zich hiertoe beperkt, doen de inspanningen echter geen recht aan de complexiteit en gelaagdheid van het vraagstuk en blijven de oorzaken van uitsluiting en dakloosheid ongemoeid [7]. Daarom is een bredere preventiebenadering belangrijk, die aansluit bij internationale inspanningen op dit vlak [8, 9], en die primaire, secundaire en tertiaire vormen van preventie omvat:
Primaire preventie heeft een focus op de bestaanszekerheid van de algemene bevolking en daarin specifiek van personen en groepen die risico lopen maatschappelijk (verder) achterop te raken.
Secundaire preventie richt zich op het tegengaan van sociale uitsluiting en dakloosheid bij geïdentificeerde personen of groepen, bijvoorbeeld met instabiele en ontoereikende huisvesting, en met een acute woonvraag vanwege verlies van onderdak.
Tertiaire preventie staat voor een beschermd thuis voor mensen die maatschappelijk achterop zijn geraakt, ervaringen hebben (gehad) met woononzekerheid en/of een intramuraal verblijf, en meer kans hebben op (herhaalde) dakloosheid.
Factoren die met dakloosheid samenhangen
Als is vastgesteld wat onder dakloosheid en preventie wordt verstaan, volgt al gauw de vraag welke factoren met dakloosheid samenhangen en hoe je daar preventief op kan inspelen. Dat laatste is verre van eenvoudig. Want naast structurele problemen in de samenleving en in maatschappelijke instituties, gaat het bij dakloosheid ook om aspecten van de levens van mensen, hun relaties en hun functioneren. Tabel 1 geeft op basis van een literatuuronderzoek een overzicht van deze factoren op diverse niveaus, geordend naar condities die voor de bestaanszekerheid van mensen en een stabiel thuis essentieel zijn, namelijk gezondheid, wonen, inkomen, activiteiten en relaties. Tabel 1 geeft ook de triggers ofwel de directe aanleidingen tot dakloosheid weer.
Tabel 1
Beschermende factoren en risicofactoren van een stabiel thuis [2]
Gezondheid
Wonen
Inkomen
Activiteiten
Relaties
Beschermende factoren
Toegang tot bestaanscondities
Ondersteuning in de leefwereld
Een gezonde leefomgeving
Gezonde leefstijl en gezondheidsvaardigheden
Toegang tot zorg
Betaalbare huisvesting
Betaling van woonlasten
Gezonde en veilige woon- en leefomgeving (onder andere geen overlast)
Toereikend en duurzaam inkomen
Huishoudadministratie op orde en adequaat inkomensbeheer
Verlies van menselijke maat in contact met overheidsinstanties en zorgaanbieders
Tekort aan (betaalbare) huisvesting
Tijdelijke huurcontracten
Te krappe of slecht onderhouden huisvesting
Ontoereikend bestaansminimum
Armoede
Complexe regelgeving en toeslagenstelsel
Flexibilisering van de arbeidsmarkt
Individualisering
Veranderende samenlevingsvormen
Afnemende sociale cohesie, verharding
Stigmatisering en discriminatie
Meso:
relaties
Lichamelijke en/of psychische problemen van ouder(s)
Verslaving van ouder(s)
Ouder of een ander gezinslid in detentie
Laag opleidingsniveau ouders
(Eerder) contact met politie, justitie voor misdrijven
Conflicten of breuken in relaties
Geweld in afhankelijkheidsrelaties
Sociaal isolement
Micro:
individuen
Lichamelijke problemen, langdurige ziekte
Psychische problemen
Verslaving (alcohol, drugs, gokken)
Cognitieve beperkingen
Ineffectieve coping
Achterstanden huur of hypotheek
Verblijf in een instelling (detentie, opvang, ggz, jeugdzorg, enzovoort)
Detentieverleden, recente arrestatie
Laag inkomen
Langdurig niet kunnen rondkomen
Betalingsachterstanden
Problematische schulden
Laag opleidingsniveau
Schooluitval
Arbeidsongeschiktheid
Nare jeugdervaringen (mishandeling, verwaarlozing, opgroeien in disfunctionele huishoudens)
Contact met Jeugdzorg/jeugdbeschermingsmaatregel
Triggers van dakloosheid
Verergering ziekte en/of verslaving
Onvoldoende of niet passende hulp
Gebrek aan continuïteit van zorg
Huisuitzetting
Ontslag uit instelling zonder onderdak
Remigratie
Plotselinge inkomensval (door baanverlies, hoge inflatie en energieprijzen, enzovoort)
Verlies van baan
Echtscheiding
Relatiebreuk
Huiselijk geweld
De risicofactoren en triggers geven evenzovele aanknopingspunten voor het tegengaan van dakloosheid, zeker als dit gebeurt wanneer ook de beschermende factoren worden versterkt. Hierna volgt daarom een verdieping op wat er bij dakloosheid meespeelt op het niveau van de samenleving en op dat van individuen.
Wat in de samenleving meespeelt
Wat structureel vooral met dakloosheid samenhangt zijn factoren met betrekking tot wonen, inkomen en werk, en de toegang tot deze en andere hulpbronnen [11]. Hierbij speelt de maatschappelijke ongelijkheid in Nederland een rol: onlangs wees het Sociaal en Cultureel Planbureau erop dat circa een op de tien volwassenen langdurig te maken heeft met een stapeling van uiteenlopende problemen en een gebrek aan hulpbronnen, mede gevoed door de hoge inflatie en de hoge energieprijzen [10].
Structurele factoren rond wonen, inkomen en werk
Een gebrek aan betaalbare huisvesting, vooral door een kleinere en soberdere socialehuursector in Nederland en minder mogelijkheden voor alternatieve woonoplossingen bij dakloosheid, is dé macrofactor die dakloosheid in de hand werkt [1, 12, 13]. De wooncrisis maakt dat mensen met een acute hulpvraag vanwege een ingrijpende levensgebeurtenis (denk aan echtscheiding, huis verlaten vanwege kostendelersnorm) niet snel onderdak vinden en dakloos raken. Onbedoeld gevolg van de woningkrapte is ook dat mensen langer in verblijfsinstellingen blijven dan strikt nodig is, met als onbedoeld gevolg hospitalisatie en meer kans op chronische dakloosheid. De hoogste prioriteit bij het tegengaan van dakloosheid, zo staat ook in het Nationaal ActieplanDakloosheid: Eerst een Thuis, heeft het faciliteren van meer en betaalbare woningen en woonplekken [1]. Dat moet onder andere gebeuren door het transformeren van leegstaande panden zonder woonfunctie, het stimuleren van betaalbaar en flexibel wonen met flexwoningen, het toestaan van woningdelen, woningsplitsen, kamerverhuur en onderverhuur, en het optoppen of stapelen van woningen door woningen op bestaande woningen te plaatsen.
Het Rijk zet in haar actieplan ook voluit in op een betere borging van de bestaans- en inkomenszekerheid van burgers. Het verhogen van het minimumloon en het intensiveren van de schuldhulpverlening zijn voorbeelden van dergelijke acties.
Moeizame toegang tot bestaanscondities en ondersteuning
De moeizame toegang tot bestaanscondities en ondersteuning kan komen door het gebrek aan (begrijpelijke) informatie over het beschikbare aanbod, de voortschrijdende digitalisering van de communicatie, strenge toelatingseisen, wachtlijsten en financiële drempels, kwaliteitsverschillen in ondersteuning, gebrek aan (toegang tot) rechtsbescherming, en een overdaad aan complexe regelingen die elkaar soms ook tegenwerken of elkaars werking tenietdoen [1, 10]. Burgers lopen, kortom, vast in ingewikkelde regels en raken ‘klem tussen balie en beleid’ [14]. De toeslagenaffaire illustreert dat.
Dit soort systeemmechanismen maken dat ‘áls iemand eenmaal in een proces van sociale uitsluiting is beland, deze persoon door “het systeem” onbedoeld nog verder naar buiten wordt geduwd’ [15], ook wel aangeduid als de centrifugale kracht richting de marges van de samenleving. Daarbij staat sociale uitsluiting in de levens van mensen voor materiële deprivatie, onvoldoende toegang tot basisrechten, beperkte maatschappelijke participatie en beperkte culturele integratie [16]. Het systeem zelf is daarmee in toenemende mate een systeem van uitsluiting geworden. Resultaat hiervan is een gebrek aan vertrouwen bij inwoners in de overheid, in uitvoeringsinstanties (UWV, de Belastingdienst, enzovoort) en in professionals en zorgorganisaties, mede door het verdwijnen van de menselijke maat, een weinig respectvolle bejegening en discriminatie. Wat verder meespeelt is de overschatting van de eigen kracht en zelfredzaamheid van mensen, vooral sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2015 [10]. Ofwel de verwachting dat mensen zelf het initiatief nemen om om hulp te vragen en vooral zelf, met naasten, problemen en puzzels oplossen, en pas maatschappelijke ondersteuning inschakelen als ze er samen niet meer uitkomen. Het Rijk (h)erkent deze signalen en zet in het actieplan daarom in op versterking van de uitvoeringspraktijk ten behoeve van inwoners, met als focus een betere regie en integrale aanpak, snelheid van handelen bij organisaties en een menselijke maat.
Wat in de levens van mensen meespeelt
Aan dakloosheid gaan vaak allerlei processen, gebeurtenissen en problemen vooraf. Mensen kunnen de greep op hun leven verliezen en dakloos raken als de draaglast van aanwezige risico- en stressfactoren groter is dan hun feitelijke draagkracht [17]. Dit kan gebeuren bij (combinaties van):
a.
ingrijpende levensgebeurtenissen, zoals een echtscheiding, mishandeling, weglopen van huis, een verhuizing, voor het eerst op kamers wonen en het overlijden van een naaste. Soms speelt ook gewoon domme pech mee, zoals betrokkenheid bij een ernstig verkeersongeval of ziekte en baanverlies vanwege een reorganisatie;
b.
transities in de levensloop, zoals de adolescentie, de overgang naar de jongvolwassenheid (18−/18+), ouderschap/kinderen krijgen en pensionering;
c.
aanhoudende problemen en chronische stress als gevolg van onvoldoende bestaanszekerheid, zoals bij geldzorgen en schulden. Ofwel voortdurend in een overleefstand staan, met alle schadelijke gevolgen van dien voor de participatie, gezondheid en relaties van mensen.
De bekende routes naar dakloosheid zien we hier terug, namelijk, in het kort, dakloosheid vanwege:
1.
een opeenstapeling van problemen in combinatie met levensgebeurtenissen, zoals een echtscheiding, van huis weggestuurd worden of weglopen;
2.
een huisuitzetting, waarbij vaak ook een combinatie van problemen speelt, met vrijwel altijd financiële problemen en betalingsachterstanden;
3.
het ontbreken van onderdak na vertrek uit een verblijfsinstelling;
4.
dakloosheid na terugkeer uit het buitenland, na remigratie [15].
Daarnaast is veel aandacht nodig voor een route naar dakloosheid die teruggaat naar de kindertijd en samenhangt met nare jeugdervaringen van mensen, namelijk 1) kindermishandeling (fysiek, geestelijk en/of seksueel); 2) emotionele en fysieke verwaarlozing; en/of 3) opgroeien in disfunctionele huishoudens (echtscheiding van ouders, ouders met psychische aandoeningen en/of verslaving, huiselijk geweld en detentie van een lid van het huishouden) [18]. Een overzicht van onderzoeken in de Verenigde Staten, Australië en het Verenigd Koninkrijk laat zien dat 37 % van de onderzochte populaties van dakloze mensen deze nare jeugdervaringen heeft, vergeleken met 4 tot 16 % in de algemene bevolking [19]. In de vier grote gemeenten in Nederland rapporteerde 40 % van de mensen – jong en volwassen – die voor onderdak bij de opvang aanklopten mishandeling in hun jeugd [20]. Soms gaan de complexe, meervoudige problemen over van generatie op generatie.
De mensen die het treft
Bij het terugdringen van dakloosheid hebben kernpartners behoefte aan inzicht in de populatie van (dreigend) dakloze mensen. Onder invloed van veranderende structurele factoren in de samenleving en verschuivingen in beleid en politiek, nationaal en internationaal, dienen zich – onvermijdelijk – steeds weer andere en nieuwe groepen mensen aan zonder thuis. De populatie is daarmee een spiegel van de samenleving. Zo’n twintig jaar geleden ging het vooral om een zeer kwetsbare groep dakloze mensen, vaak met ernstige lichamelijke, psychische en verslavingsproblematiek die, zeker in de vier grote steden, in grote aantallen buiten sliepen en zichtbaar waren in publieke ruimten.
In Nederland is, net als in de rest van Europa, het profiel van groepen mensen met woononzekerheid en gebrek aan onderdak de afgelopen jaren sterk veranderd [11, 15, 21]. Er zijn meer gezinnen, remigranten, jongvolwassenen, ook na vertrek uit een jeugdzorginstelling met verblijf, en zogenoemde economisch dakloze mensen [15]. Als er geen onderliggende complexe problematiek is hebben deze mensen geen recht op opvang en ondersteuning door gemeenten. Meer in beeld zijn ook arbeidsmigranten uit Oost-Europa [EU-burgers], en ook ongedocumenteerden en migranten uit veilige landen zonder verblijfsstatus, veelal evenmin ‘rechthebbend’. Lokaal is het zicht op deze nieuwe, vaak verborgen, groepen zeer beperkt, en zijn landelijk de kaders hiervoor nog niet altijd uitgekristalliseerd, waardoor het voor gemeenten uiterst lastig is om effectief beleid te maken en te besluiten of, en zo ja welk aanbod nodig en passend is [23].
Dakloosheid voorkomen: werken aan sociale inclusie
Een structureel andere aanpak van dakloosheid betekent een beweging van het zoeken naar oplossingen achteraf, als mensen dakloos zijn, naar het voorkómen dat mensen uitgesloten en dakloos raken. Inzet is sociale inclusie: een stabiel thuis en (weer) meedoen in de samenleving [1]. De Preventie Alliantie ontwikkelde een ‘beleidskader sociale inclusie’, mede als basis van de genoemde Preventiescanner Dakloosheid ([22]; zie fig. 1). De vier pijlers van dit kader – bestaanscondities, voorzorg, herstelzorg en inclusief wonen – zijn elk gekoppeld aan een huisvestingsopgave en richten zich op verschillende doelgroepen en domeinen, en betreffen verscheidene vormen van preventie. Het kader laat de onderlinge samenhang en afhankelijkheid van preventieve inspanningen zien. Als de basis van bestaanscondities van burgers en hun bronnen van zelfregie en informele zorg niet op orde zijn, blijven mensen uitvallen. De impact van voorzorg is dan beperkt. Voor een succesvolle herstelzorg is een krachtige voorzorg nodig, voor als mensen in crisis (dreigen te) raken, en bijvoorbeeld ook respijtvoorzieningen [2].
×
De Preventiescanner Dakloosheid geeft gemeenten houvast bij het stellen van prioriteiten door op grond van de door gemeenten aangereikte informatie over de pijlers, verzameld met een vragenlijst, aan te geven wat ze met het oog op preventie al doen en beschikbaar hebben, waar kansen liggen voor versterking, en wat ze hierbij aan kennis en voorbeeldpraktijken kunnen benutten [24]. Op basis van uitgevoerde preventiescans in negen regio’s bij zestig gemeenten volgen hierna per pijler de belangrijkste kansen voor een sterkere preventieve aanpak op lokaal niveau.
Bestaanscondities
Wat betreft de bestaanscondities (fig. 1) zijn vooral acties nodig voor meer woon- en inkomenszekerheid, het tegengaan van escalaties in relaties en het versterken van positieve verbindingen in de leefwereld van mensen. Bij ‘wonen’ en ‘inkomen’ gaat het om acties, zoals het meer op maat toepassen van de kostendelersnorm en (intensievere) vroegsignalering van betalingsachterstanden en schulden (in samenspraak met energiebedrijven en drinkwaterbedrijven, woningbouwcorporaties én brancheverenigingen van particuliere verhuur) om huisuitzettingen te voorkomen, het treffen van een regeling voor inwoners in kwetsbare posities voor het direct door de gemeente laten betalen van hun vaste lasten en belastingen uit de (bijstands)uitkering, en het voorkomen van onverzekerheid door het afsluiten van een collectieve betalingsregeling van zorgpremies van de zorgverzekering.
Als het om de ‘relaties’ gaat, kunnen gemeenten meer werk maken van actieve bemiddeling of mediation bij conflicten en breuken in relatie of gezin, ook ter voorkoming van verwaarlozing, mishandeling en een toxisch opvoedings- of leefklimaat. Van belang is ook het verstevigen van de leun- en steunstructuur in wijken, waardoor (nog) meer oog en oor voor elkaar kan ontstaan, het onderlinge begrip kan toenemen en de gemeenschap meer als vangnet kan dienen. Dat kan bijvoorbeeld door het faciliteren van buddy’s en vriendendiensten, en inloopcentra in wijken, zoals zelfregiecentra, waar inwoners met al hun vragen terecht kunnen en kunnen meedoen aan activiteiten en gezamenlijke maaltijden. Gemeenten kunnen inwoners ook meer inzicht geven in wat mensen bijzonder of kwetsbaar maakt, mede in het kader van antidiscriminatie en -stigma’s, en waar ze met hun zorgen over mensen terecht kunnen.
Voorzorg
Cruciaal voor een succesvolle beweging ‘naar voren’ en een stevige voorzorg (fig. 1) is een goede aansluiting van de leefwereld van mensen op de ondersteuning door wijkteams, sociaal werk, en de eerstelijnszorg, met verbindingen naar aanpalende terreinen, zoals schuldhulpverlening, onderwijs en (thuis)zorg. Voor veel gemeenten blijft dit domeinoverstijgende werken in en vanuit het sociaal domein een uitdaging, onder meer door organisatorische en financiële knelpunten en verkokerde regelgeving [10].
De preventiescans laten zien dat gemeenten er goed aan doen om professionals in de wijk beter methodisch toe te rusten voor vroegsignalering en vroeginterventie bij dreigende dakloosheid, waardoor zij ook zicht hebben op wat er concreet nodig en (aan regelingen en faciliteiten) beschikbaar is om de bestaanszekerheid van mensen te versterken, voor hen expertise en coaching beschikbaar te maken door specialisten (met bijvoorbeeld psychiatrische expertise, expertise in verslaving, verstandelijke beperkingen, enzovoort) en samenwerking tussen alle partners te faciliteren. Dit is ook in het kader van herstelzorg van groot belang.
Herstelzorg
Herstelzorg vraagt van gemeenten blijvende aandacht voor kwalitatief goede ambulante begeleiding van mensen in kwetsbare posities en wint aan kracht door meer herstel- of krachtgroepen en de inzet van meer ervaringswerkers. Ook is er nog veel te winnen met het versterken van nazorg voor mensen na vertrek uit een verblijfsinstelling [25, 26].
Inclusief wonen
Wat betreft inclusief wonen is het zaak om meer woonplekken in de wijk te hebben, zoals Onder de Pannen, flexwonen, tijdelijk wonen in leegstaande renovatielocaties van woningcorporaties, Kamers met Kansen en tiny houses. In veel gemeenten zijn er betrekkelijk weinig van deze woonalternatieven, waardoor mensen die dakloos raken (en rechthebbend zijn) direct in de maatschappelijke opvang komen.
Ten slotte kunnen gemeenten veel meer doen om de zelfregie van inwoners te versterken, bijvoorbeeld door het (laten) faciliteren van e‑healthprogramma’s, zelfhulp- en lotgenotengroepen, ondersteuning van kinderen van ouders met psychische problemen (KOPP) of verslavingsproblemen (KOV), cursussen gezonde financiën en inkomensbeheer en psycho-educatie. Ook kunnen gemeenten mensen meer bieden als ze onverhoopt hun huisvesting (dreigen) te verliezen: in veel gemeenten ontbreekt vooralsnog een loket en/of informatie om inwoners te ondersteunen bij het vinden van hulp en onderdak bij (dreigende) dakloosheid.
Tot besluit
Dakloosheid is een weerbarstig probleem dat zich niet met een druk op de knop laat oplossen. Er zullen zich steeds nieuwe groepen dakloze mensen aandienen, hoezeer overheden zich ook inspannen voor bestaanszekerheid voor iedereen. Preventie van dakloosheid vraagt om een lange adem, en – wat nog te wensen overlaat – een krachtige signalering en monitoring van de problematiek op lokaal en nationaal niveau met het oog op voorzorg. Samenwerking is onmisbaar: tussen en binnen de diverse overheidslagen en op lokaal en regionaal niveau, met ervaringskenners en belangenbehartigers, mensen in de wijk, en tal van partners op de diverse domeinen. Bemoedigend is dat veel gemeenten meer zicht krijgen op wat, passend bij de lokale en regionale context, vanuit een integrale aanpak aan concrete acties nodig is om dakloosheid tegen te gaan en hiermee aan de slag gaan.
Open Access This article is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License, which permits use, sharing, adaptation, distribution and reproduction in any medium or format, as long as you give appropriate credit to the original author(s) and the source, provide a link to the Creative Commons licence, and indicate if changes were made. The images or other third party material in this article are included in the article’s Creative Commons licence, unless indicated otherwise in a credit line to the material. If material is not included in the article’s Creative Commons licence and your intended use is not permitted by statutory regulation or exceeds the permitted use, you will need to obtain permission directly from the copyright holder. To view a copy of this licence, visit http://creativecommons.org/licenses/by/4.0/.
TSG, het Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, is het enige Nederlandstalige tijdschrift dat multidisciplinaire informatie bevat op het gebied van de volksgezondheid en gezondheidszorg. Naast de multidisciplinaire oriëntatie is de combinatie van wetenschap, beleid en praktijk uniek.