Skip to main content
Top

2017 | OriginalPaper | Hoofdstuk

3. Opneming en behandeling in de geestelijke gezondheidszorg

Auteur : Mr. L. E. Kalkman-Bogerd

Gepubliceerd in: Leerboek Gezondheidsrecht

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) biedt de mogelijkheid om patiënten met een psychiatrische stoornis of een verstandelijke handicap onder bepaalde omstandigheden gedwongen op te nemen en onder bepaalde voorwaarden dwangbehandeling toe te passen. Vanaf de inwerkingtreding in 1994 was er kritiek op de reikwijdte (psychogeriatrische patiënten en patiënten met een verstandelijke beperking) en waren er praktische problemen bij d uitvoering van de wet. Ondanks verschillende aanpassingen werd de Wet Bopz bij de derde evaluatie (in 2007) onvoldoende toekomstbestendig geacht. De wet zal op termijn worden vervangen door een Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), gericht op psychiatrische patiënten, een Wet zorg en dwang (Wzd), gericht op psychogeriatrische patiënten en patiënten met een verstandelijke beperking en een Wet forensische zorg (Wfz), gericht op verdachten en bestraften.
Voetnoten
1
Art. 11 en art. 15 Gw.
 
2
Onder andere behandeling, dwangbehandeling, middelen en maatregelen, hoofdstuk III Wet Bopz.
 
3
Hoofdstuk IV Wet Bopz.
 
4
Art. 61 Wet Bopz.
 
5
De forensische zorg wordt in dit boek niet behandeld.
 
6
Daarnaast heeft gedurende enkele jaren de mogelijkheid bestaan om onder bepaalde omstandigheden iemand tegen zijn wil voor een korte periode ter observatie op te nemen.
 
7
Art. 8 lid 3, 14a lid 4, 17 lid 2, 22 lid 1, 33 lid 7 Wet Bopz.
 
8
Art. 35 Wet Bopz.
 
9
Art. 28 Wet Bopz.
 
10
Als de termijn is overschreden voor het nemen van een rechterlijke beslissing over dwangopneming of de voortzetting daarvan, is het aannemelijk dat betrokkene daardoor nadeel heeft geleden in de vorm van spanning of frustratie door het uitblijven van een tijdige rechterlijke beslissing. Dit nadeel behoort op geld te worden gewaardeerd. De enkele vaststelling door de rechter dat het betreffende voorschrift is overtreden, kan niet gelden als voldoende genoegdoening, HR 10 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:926, JVGGZ 2015/1 (m.nt. WJAM Dijkers).
 
11
Rb. ’s-Hertogenbosch 3 november 2010, JVGGZ 2011/10; HR 13 december 1996, NJ 1997, 682, m.nt. JdB. Als het niet in acht nemen van de regels resulteert in een (langer) gedwongen verblijf, ligt in de praktijk een vergoeding meestal tussen de € 50 en € 100 per dag.
 
12
Art. 6:162 e.v. BW.
 
13
Art. 59 Wet Bopz en Besluit patiëntenvertrouwenspersoon Bopz, Stb. 2007, 510. Het werkterrein van de PVP is beperkt tot psychiatrische ziekenhuizen in enge zin. verpleeginstellingen, instellingen voor patiënten met een verstandelijke beperking, justitiële inrichtingen en psychiatrische afdelingen van een algemeen of academisch ziekenhuis vallen niet onder de regeling.
 
14
Art. 1, lid 1 sub m onder b en art. 14a, lid 9 Wet Bopz.
 
15
Art. 1, lid 1 sub m onder b en art. 34b lid 2 Wet Bopz; Kamerstukken II 2005/06, 28 283, nr. 13 (zelfbinding), derde nota van wijziging.
 
16
Art. 2–14 Wet Bopz.
 
17
Ook afhankelijkheid van alcohol of drugs kan tot een geestelijke stoornis leiden, mits de invloed daarvan het gedrag van betrokkene overheerst; een andere psychische stoornis is niet vereist, HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3607, JVGGZ 2016/4 (m.nt. WJAM Dijkers). Het moet wel gaan om een zeer ernstige vorm van verslaving. Een jarenlange verslaving, een zwervend bestaan, slechte verzorging, aangetaste oordeelsvorming en een vermoeden van psychiatrische problematiek waren niet voldoende om een psychische stoornis aan te nemen, HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2937, JVGGZ 2014/37 (m.nt. WJAM Dijkers).
 
18
Art. 1 sub f Wet Bopz.
 
19
In een enkel geval heeft de rechter bij een vergevorderde zwangerschap de ongeboren vrucht als ‘een ander’ aangemerkt, bijvoorbeeld Rb. Amsterdam, 21 februari 2006, BJ 2007/7 (m.nt. JKM Gevers). In 2011 wijst de rechter zelfs een verzoek om voortzetting van de ibs toe van een verslaafde vrouw die 16 weken zwanger was vanwege het gevaar van deze verslaving voor het ongeboren kind, Rb. Amsterdam 14 februari 2011, LJN: BW7232. Voor een vrouw met een langdurig psychotisch toestandsbeeld die in verband met haar kinderwens is gestopt met de medicatie en de anticonceptiepil wordt geen rechterlijke machtiging afgegeven, omdat er op dit moment geen sprake is van een psychose en evenmin van een zwangerschap. Er is op dit moment geen gevaar voor maatschappelijke teloorgang en zelfverwaarlozing. De vrouw kan niet het recht ontzegd worden een kind te krijgen (in verband met het recht op privéleven van art. 8 EVRM). Onder deze omstandigheden moet gezocht worden naar andere mogelijkheden om het gevaar af te wenden, Rb. Maastricht 4 oktober 2012, LJN: BY1814.
 
20
Rb. Groningen 13 mei 2011, JVGGZ 2011/32 (m.nt. TP Widdershoven); zie ook Rb. Groningen 29 december 2010, JVGGZ/19 (m.nt. JCJ Dute). In een andere zaak wordt geoordeeld dat bij gevaar voor maatschappelijk verder afglijden omdat betrokkene zich onttrekt aan zorgverlening nog geen sprake is van maatschappelijk te gronde gaan, HR 22 oktober 2010, LJN: BN1259, BJ 2010/51 (m.nt. W Dijkers).
 
21
HR 18 juni 2010, LJN: BM5150, BJ 2010/35. Door de inzet van de vader en mentor van de patiënt, lijdend aan schizofrenie, om vrijwillig in het psychiatrisch ziekenhuis te blijven en behandeling te ondergaan, kon het gevaar niet voldoende worden afgewend, omdat de bereidheid van de patiënt onvoorspelbaar was. Om deze reden werd het verzoek om een voorlopige machtiging toegewezen.
 
22
Het gaat om de bereidheid van betrokkene die 12 jaar of ouder is. Kinderen jonger dan 12 jaar kunnen alleen op gezag van de wettelijke vertegenwoordigers in een psychiatrisch ziekenhuis worden opgenomen. Als de wettelijke vertegenwoordigers niet tot opneming bereid zijn of daarover van mening verschillen, moet een voorlopige machtiging worden aangevraagd.
 
23
De WGBO geeft geen regeling voor opneming. In het algemeen wordt echter aangenomen dat een vertegenwoordiger toestemming kan geven voor opneming in het ziekenhuis als de patiënt die beslissing zelf niet kan nemen (ter zake wilsonbekwaam is). Een curator of mentor bepaalt in beginsel de verblijfplaats van betrokkene, tenzij uit de wet anders voortvloeit (art. 1:381 en 1:453 BW). Dit laatste is het geval met betrekking tot opneming in een psychiatrisch ziekenhuis: alleen betrokkene zelf kan blijk geven van bereidheid tot opneming (art. 2 lid 3 sub a Wet Bopz).
 
24
HR 9 juni 2010, LJN: BM8940. BJ 2010/37; HR 8 februari 2008, BJ 2008, 20 (m.nt. TP Widdershoven); HR 8 februari 2008, BJ 2008, 18; HR 7 april 1995, NJ 1995, 616 (m.nt. JdB); HR 6 februari 1998, BJ 1998, 2.
 
25
Rb. Assen 4 januari 2012, JVGGZ 2012/16.
 
26
Rb. Noord-Nederland zp Leeuwarden, 19 mei 2014, JVGGZ 2015/32. In een latere uitspraak over dezelfde persoon geeft de Rb. wel een machtiging af, omdat hij inmiddels niet meer wilsbekwaam is, Rb. Noord-Nederland zp Leeuwarden, 22 januari 2015, JVGGZ 2015/33 (m.nt. MJ Dijkstra).
 
27
Zie bijvoorbeeld Rb. Den Bosch 31 maart 2010, BJ 2010/42 (m.nt. RH Zuijderhoudt): het verzoek om een voorlopige machtiging werd afgewezen omdat er een minder ingrijpende oplossing dan dwangopneming was, namelijk verblijf thuis bij de vader. Bovendien werd dwangopneming niet doelmatig geacht, omdat daarmee suïcidepogingen niet voorkomen zouden kunnen worden. Als overweging ten overvloede voegde de Rechtbank, onder verwijzing naar HR 30 januari 2009, BJ 2009/9, hier nog aan toe dat dwangopneming met als enkel doel het wegnemen van de druk op de psychische gezondheid van de ouders, disproportioneel zou zijn.
 
28
Art. 2 lid 1 en 4 Wet Bopz.
 
29
Zie bijvoorbeeld Rb. Haarlem 18 januari 2011, JVGGZ 2011/20.
 
30
Rb. Zwolle 10 augustus 2010, LJN: BN5881, BJ 2010/58.
 
31
Art. 4 en 6 Wet Bopz en art. 1 lid 2 Wet Bopz.
 
32
Art. 5 Wet Bopz.
 
33
Sinds de wetswijziging van 15 februari 2014 (Stb. 2013, 560) wordt voor patiënten met een verstandelijke beperking en psychogeriatrische patiënten de geneeskundige verklaring afgegeven door een arts voor verstandelijk gehandicapten respectievelijk specialist ouderengeneeskunde (art. 1 lid 6 Wet Bopz). Voor de wetswijziging moesten deze verklaringen door een psychiater worden afgegeven, zie HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:270, JVGGZ 2014/11 (m.nt. FLG Geisel).
 
34
RT Den Haag, 3 februari 2015, ECLI:NL:TGZSGR:2015:17: de psychiater had in de geneeskundige verklaring de passage ter zake van het psychiatrisch onderzoek uit een eerdere door hem opgestelde geneeskundige verklaring zonder nadere motivering letterlijk overgenomen. Daarmee geeft de verklaring geen inzicht in de actuele situatie van de patiënt. De psychiater wordt gewaarschuwd.
 
35
De psychiater mag wel aan de instelling verbonden zijn waar de patiënt is opgenomen: HR 15 april 2011, LJN: BP5617, JVGGZ 2011/17.
 
36
Een psychiater die betrokkene meer dan zeven jaar had behandeld was niet onafhankelijk, ook al was de behandelrelatie ruim een jaar geleden beëindigd, HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:701, ECLI:NL:PHR:2013:771, JVGGZ 2013/48 (m.nt. WJAM Dijkers).
 
37
HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:187, JVGGZ 2015/9 (m.nt. WJAM Dijkers): de psychiater had betrokkene drie keer schriftelijk uitgenodigd om op kantoor te verschijnen. Onderzoek in de thuissituatie was niet verantwoord, omdat een sociaal psychiatrisch verpleegkundige onlangs bij een huisbezoek door betrokkene was aangevallen; HR 1 oktober 2010, LJN: BN5616, BJ 2010/49: patiënt wees elk contact af. Ook behandelaren konden geen contact krijgen. Hij wilde met niemand spreken en heeft dat persoonlijk tijdens de zitting aan de rechtbank laten weten.
 
38
Zie over het onderwerp ‘geheimhouding en conflict van plichten’ par. 2.​2.​6.
 
39
Regeling vaststelling modellen Wet Bopz, Stcrt. 2008, 117, pag. 25.
 
40
Art. 8 Wet Bopz.
 
41
HR 5 november 2010, LJN: BN7892, JVGGZ 2011/1: oproeping van patiënte die spoorloos was, had bij verzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf niet achterwege mogen blijven.
 
42
HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1639, JVGGZ 2014/25 (m.nt. Red).
 
43
Art. 9 Wet Bopz.
 
44
Art. 10 Wet Bopz.
 
45
Art. 17, 18 en 19 Wet Bopz. Voor psychiatrische patiënten die ten minste vijf jaar zonder onderbreking zijn opgenomen, kan een machtiging voor de duur van maximaal twee jaar worden afgegeven. Voor patiënten met een verstandelijke beperking en psychogeriatrische patiënten geldt een afwijkende termijn van maximaal vijf jaar.
 
46
Art. 20 Wet Bopz.
 
47
Kamerstukken I 2016/17, 32399, nr. A Herdruk, art. 7:3 Wvvgz.
 
48
Art. 21 Wet Bopz.
 
49
Dit vloeit voort uit de uitspraak van het EHRM in de zaak Varbanov, EHRM 5 oktober 2000, Varbanov t. Bulgarije, nr. 31365/96, BJ 2001, 36 (m.nt. WJAM Dijkers).
 
50
HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2747, JVGGZ 2015/38 (m.nt. WJAM Dijkers). Onderzoek binnen die termijn is in beginsel tijdig verricht, tenzij het onderzoek feitelijk op een eerder moment verricht had kunnen worden. Onderzoek ná 24 uur is in beginsel niet tijdig verricht, tenzij het feitelijk niet mogelijk was het op een eerder tijdstip te verrichten.
 
51
HR 21 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3936, JVGGZ 2013/37 (m.nt. WJAM Dijkers); HR 26 september 2008, BJ 2008/58 (m.nt. W Dijkers).
 
52
Art. 20 lid 4 Wet Bopz.
 
53
Art. 24 Wet Bopz.
 
54
Art. 25 Wet Bopz.
 
55
Rb. Breda 3 juni 2009, BJ 2009/40 (m.nt. RH Zuijderhoudt).
 
56
Art. 27 Wet Bopz.
 
57
Art. 29 lid 1 Wet Bopz.
 
58
Art. 30 Wet Bopz.
 
59
Rb. Den Bosch 7 januari 2011, JVGGZ 2011/22 (m.nt. JCJ Dute). In een andere casus wordt een verzoek om een voorlopige machtiging toegewezen, omdat patiënte een geestelijke stoornis heeft (ernstige depressie en eetstoornis) die gevaar (van overlijden) veroorzaakt. Weliswaar accepteert zij dat gevaar en wil zij overlijden, maar de rechtbank acht haar ter zake niet wilsbekwaam. Het recht op zelfbeschikking weegt in dat geval minder zwaar dan het belang om patiënte tegen zichzelf te beschermen. Verder acht de rechtbank de voorlopige machtiging proportioneel en doelmatig. Nog niet alle medicatie is uitgeprobeerd, er zijn nog andere behandelmethoden en ook de niet vrijblijvende setting kan tot verbetering leiden, Rb. Groningen 29 december 2010, JVGGZ 2011/19.
 
60
Art. 32–34 Wet Bopz.
 
61
Art. 33 lid 7 Wet Bopz met daarin de verwijzing naar art. 8 Wet Bopz.
 
62
Art. 14 a–g Wet Bopz.
 
63
Wet van 13 juli 2002, Stb. 431.
 
64
In de praktijk werd door de rechter soms toch een voorwaardelijke machtiging verleend. Zie bijvoorbeeld de rechtbank Zutphen die een voorwaardelijke machtiging verleende voor een dementerende patiënte, waarbij haar echtgenoot namens haar instemt met de voorwaarden, Rb. Zutphen 18 november 2011, JVGGZ 2012/20. In 2015 haalt de HR een streep door deze praktijk. Hij oordeelt dat in het systeem van de wet besloten ligt dat in het geval van verstandelijk gehandicapten en psychogeriatrische patiënten geen plaats is voor verlening van een voorwaardelijke machtiging. Ook het verlenen van een voorlopige machtiging met als uitgangspunt dat betrokkene onder de hem bekende voorwaarden thuis kan verblijven (de zogenoemde ‘paraplumachtiging’) is niet toegestaan.
 
65
De criteria die gelden voor aanwezigheid van gevaar zijn, althans officieel, gelijk aan de criteria die gelden voor gevaar bij de andere procedures voor opneming. Rechtspraak zal moeten uitwijzen of rechters voor het afgeven van een voorwaardelijke machtiging sneller het vereiste gevaar aanwezig achten.
 
66
Aanvankelijk gold als eis dat de patiënt met de voorwaarden moest instemmen. Dit betekende volgens een uitspraak van de Hoge Raad dat de maatregel alleen kon worden toegepast bij wilsbekwame patiënten. Een patiënte met paranoïde schizofrenie en een chronische psychose zonder ziekte-inzicht werd door de Hoge Raad niet wilsbekwaam geacht. Patiënte had het behandelplan niet ondertekend en wilde dat desgevraagd ook niet doen. Zij wilde geen machtiging en zou de medicatie staken, omdat zij naar haar mening niet ziek was. Deze patiënte werd door de Hoge Raad niet wilsbekwaam geacht om met het behandelplan in te stemmen en kwam om die reden niet in aanmerking voor een voorwaardelijke machtiging (HR 29 april 2005, Med Contact 2005;60:1088–90). Per 1 juni 2008 is de voorwaardelijke machtiging gewijzigd en ook toepasbaar als de patiënt niet met de voorwaarden instemt, maar als redelijkerwijs is aan te nemen dat hij de voorwaarden wel zal naleven (Stb. 2008, 80 en Stb. 2008, 187).
 
67
Toediening van de prikpil als voorwaarde leidt tot problemen in verband met de grondrechten van de vrouw (recht op privéleven alsmede familie- en gezinsleven). Daarnaast is de prikpil geen therapeutisch middel om de stoornis en het daaruit voortvloeiende gevaar te behandelen. Bovendien zal bij het ontbreken van bereidheid niet snel aannemelijk zijn dat zij de voorwaarde toch zal naleven. Zie Rb. Breda 14 mei 2012, JVGGZ 2012/45 (m.nt. VET Dörenberg en BJM Frederiks); Rb. Oost-Brabant 29 juni 2015, JVGGZ 2015/5 (m.nt. RH Zuijderhoudt).
 
68
Ook bepaalde anderen kunnen dat verzoek doen, onder wie de echtgenoot van betrokkene, bepaalde familieleden, een wettelijk vertegenwoordiger en de betrokken IGZ-inspecteur en officier van justitie; art. 14g lid 2 Wet Bopz.
 
69
Via de officier van justitie kan om een oordeel van de rechter over deze opneming worden gevraagd; art. 14e Wet Bopz.
 
70
Art. 34a tot en met 34p Wet Bopz.
 
71
Stb. 2006, 680 en Stb. 2007, 510.
 
72
In de wetsgeschiedenis worden als voorbeelden genoemd: psychosen, bipolaire stoornissen of stoornissen met impulsregulatie. Dit zijn stoornissen waarvoor veelal adequate medicamenteuze behandelingen bestaan; Kamerstukken II 2001/02, 28283, nr. 3, pag. 6.
 
73
Art. 34b Wet Bopz.
 
74
Art. 34c Wet Bopz.
 
75
Art. 34f Wet Bopz. Bij een verzoek aan de rechter tot het verlenen van een zelfbindingsmachtiging moet een verklaring van een onafhankelijke psychiater, die betrokkene kort tevoren heeft onderzocht, worden overgelegd, waaruit blijkt dat de in de verklaring omschreven omstandigheden zich voordoen. Tevens moet bij het verzoek de zelfbindingsverklaring worden overgelegd, alsmede de verklaring van de onafhankelijke psychiater over die zelfbindingsverklaring, art. 34h Wet Bopz. Er zijn dus drie verschillende psychiaters bij de procedure betrokken. De Rb. Middelburg heeft op 1 september 2008 de eerste zelfbindingsmachtiging afgegeven, BJ 2008/66 (m.nt. red.).
 
76
Art. 34n Wet Bopz.
 
77
Kamerstukken II 2001/02, 28283, nr. 3, pag. 14 en Kamerstukken II 2002/03, 28283, nr. 5, pag. 11.
 
78
Art. 37b, lid 2 en art. 38d Wet Bopz.
 
79
Hoofdstuk VIII Wet Bopz, art. 60–62.
 
80
Art. 3 Wet Bopz.
 
81
Art. 38 en 39 Wet Bopz.
 
82
Rb. Breda, 23 december 2010, JVGGZ 2011/29.
 
83
Rb. Alkmaar, 24 februari 2012, JVGGZ 2012/26 (m.nt. red).
 
84
Stb. 2013, 560; Art. 1 lid 6 Wet Bopz.
 
85
HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:270, JVGGZ 2014/11 (m.nt. FLG Geisel).
 
86
Rb. Groningen 29 augustus 2011, JVGGZ 2011/42.
 
87
Rb. Noord-Holland zp Alkmaar 2 februari 2016, JVGGZ 2016/24 (m.nt. RH Zuijderhoudt).
 
88
Deze raadsman moet wel advocaat zijn.
 
89
Art. 37 lid 1 en art. 56 Wet Bopz en het Besluit patiëntendossier, Stb. 1993, 562 en Stb. 1996, 261.
 
90
Hierna aangeduid als WGBO.
 
91
Art. 38a en 38b Wet Bopz.
 
92
Art. 37b, art. 38 lid 5 en art. 38c Wet Bopz.
 
93
Een probleem ontstaat als de patiënt voldoet aan de criteria voor gedwongen opneming, maar een behandeling noodzakelijk is die moet plaatsvinden in een niet als psychiatrisch ziekenhuis aangemerkte zorginstelling of afdeling daarvan: een patiënt, met een ibs opgenomen op de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis, wordt in verband met een delier als gevolg van een somatische aandoening overgeplaatst en in slaap gehouden op de afdeling Intensive care van dat ziekenhuis. Een verzoek tot voortzetting van de ibs werd door de rechtbank afgewezen, omdat in deze situatie de WGBO van toepassing was. Na terugplaatsing van de patiënt naar de afdeling Psychiatrie kan een Bopz-maatregel weer noodzakelijk zijn, Rb. Amsterdam 28 juni 2006, BJ 2006/51 (m.nt. TP Widdershoven). Zie ook Rb. Breda 3 juni 2009, BJ 2009/40 (m.nt. RH Zuijderhoudt): de WGBO is ook van toepassing op patiënten die op een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis met een ibs zijn opgenomen. Een verzoek om voortzetting van de ibs wordt afgewezen, omdat het gevaar niet (meer) voortvloeit uit een psychiatrische ziekte. De noodzakelijk geachte fixatie op grond van een delier met somatische oorzaak kan op grond van de WGBO plaatsvinden.
 
94
Soms wordt een machtiging mede met het oog op somatische behandeling afgegeven; zie Rb. Amsterdam 10 november 2008, BJ 2009/26 m.nt. JCJ Dute (voortzetting behandeling hiv).
 
95
Stb. 2008, 80 en Stb. 2008, 187. Art. 37b lid 2 Wet Bopz.
 
96
Art. 60 Wet Bopz.
 
97
Art. 37b lid 1 Wet Bopz.
 
98
HR 10 juli 2009, BJ 2009/35: de behandelaar had ten onrechte de beslissing tot dwangmedicatie niet eerst schriftelijk aan patiënt meegedeeld; ook ontbraken de motivering en de termijn voor toepassing van dwangbehandeling.
 
99
HR 10 juli 2009, BJ 2009/35.
 
100
Rb. Maastricht 7 oktober 2010, JVGGZ 2011/11 (m.nt. TP Widdershoven): in geval van separatie zou ten minste maandelijks een evaluatie plaats moeten vinden, maar een meer frequente toetsing van iedere zeven dagen ligt voor de hand.
 
101
NVvP. Richtlijn besluitvorming dwang: opneming en behandeling; 2008, pag. 130–1.
 
102
Kamerstukken II 2005/06, 30492, nr. 3, pag. 19.
 
103
Rb. Noord-Holland zp Alkmaar, 12 januari 2015, JVGGZ 2015/30.
 
104
Rb. Breda 14 januari 2010, BJ 2010/31.
 
105
Art. 39 Wet Bopz.
 
106
Besluit middelen en maatregelen Bopz, Stb. 1993, 563 en 755.
 
107
Voor de rechtspositie van de vrijwillig opgenomen patiënt met betrekking tot toepassing van middelen en maatregelen, zie par. 3.6.
 
108
Kamerstukken II 2011/12, 25424, nr. 183 (Bijlage).
 
109
Art. 41, 41a, 41b en 42 Wet Bopz.
 
110
Zie voor bespreking van de Wkkgz par. 10.​2.
 
111
HR 11 februari 2011, LJN: BO7126, JVGGZ 2011/5: voor beperkingen in het gebruik van telefoon op grond van art. 40 lid 4 en voor beperkingen in het gebruik van televisie op grond van art. 38c Wet Bopz. Zie ook HR 29 januari 2010, LJN: BK5992, BJ 2010/4: als een separatie wordt onderbroken, geldt voor een beperking van de bewegingsvrijheid art. 40 lid 3 Wet Bopz. Over een niet tijdige melding van de separatie door de geneesheer-directeurgeneesheer-directeur aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg kan niet worden geklaagd.
 
112
Art. 41 lid 4 en art. 41 lid 7 Wet Bopz.
 
113
Art. 34n, lid 3 Wet Bopz.
 
114
HR 20 maart 2009, LJN: BH0385, BJ 2009/20.
 
115
De klachtbehandeling is verder uitgewerkt in het Besluit klachtenbehandeling Bopz, Stb. 1993, 564 en Stb. 2001, 214 en 657.
 
116
De termijn van vier weken geldt, indien het een klacht betreft tegen een beslissing die ten tijde van de indiening geen gevolg meer heeft, of waaraan in de tijd dat de klacht bij de commissie aanhangig is, het gevolg is komen te vervallen. Bijvoorbeeld: de toepassing van dwangbehandeling is gestopt.
 
117
Stb. 2005, 617 en Stb. 2006, 47 (inwerkingtreding).
 
118
HR 16 maart 2007, BJ 2007/14 (m.nt. HE Bröring), NJ 2007, 378 (m.nt. J Legemaate): beoordeling ex tunc en ex nunc.
 
119
Art. 41 lid 8–10 Wet Bopz (klachtencommissie) en art. 41a lid 11–13 Wet Bopz (rechter).
 
120
Art. 41a lid 14 Wet Bopz.
 
121
Art. 41b Wet Bopz.
 
122
Art. 41a, lid 9 Wet Bopz.
 
123
Hoofdstuk IV Wet Bopz, art. 45–50. Voor patiënten die met een zelfbindingsmachtiging zijn opgenomen, geldt een afwijkende regeling; zie art. 34o Wet Bopz.
 
124
Art. 46a Wet Bopz.
 
125
CTG 22 januari 2013, ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2618.
 
126
Hoofdstuk VIII Wet Bopz (art. 60–62).
 
127
Zie art. 61 Wet Bopz.
 
128
Zie over wilsonbekwaamheid en vertegenwoordiging par. 2.​2.​8.
 
129
Art. 37 b Wet Bopz en par. 3.4.4.
 
130
Art. 2 sub b Besluit middelen en maatregelen Bopz.
 
131
Na inwerkingtreding van de wet van 13 september 2012 (Stb. 2012, 410), hoeft de behandeling niet meer gericht te zijn op verbetering maar alleen op het wegnemen van gevaar. Art. 38, lid 1 Wet Bopz wordt daarvoor gewijzigd.
 
132
Aanhangsel van de Handelingen II 2003/04, vragen 2174, 2040 en 2041.
 
133
Evaluatie Wet Bopz, Kamerstukken II 2003/04, 25763, nr. 4 en Kamerstukken II 2004/05, 25763, nr. 11.
 
134
Art. 450 en 448 WGBO.
 
135
CTG 10 april 2012, LJN: YG1909, GJ 2012/64.
 
136
Art. 465 WGBO.
 
137
Art. 466 lid 1 WGBO.
 
138
Art. 460 WGBO.
 
139
Rb. Limburg zp Maastricht 29 maart 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:2725, JVGGZ 2016/30 (m.nt. TP Widdershoven).
 
140
Op grond van art. 71 Wet Bopz. Wet Bopz, evaluatierapport ‘tussen invoering en praktijk’, Rijswijk: Ministerie van VWS; 1996 (eerste evaluatie); Evaluatie Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, Den Haag: ZonMw; 2002 (tweede evaluatie); Evaluatierapport ‘voortschrijdende inzichten’, Den Haag: Ministerie van VWS; 2007 (derde evaluatie).
 
141
Kamerstukken II 2007/08, 25763, nr. 9 (Kabinetsstandpunt derde evaluatie Wet Bopz).
 
142
Kamerstukken I 2016/17, 32399, nr. A Herdruk (Wvggz, gewijzigd voorstel van wet).
 
143
Kamerstukken I 2013/14, 31996, nr. A (Wzd, gewijzigd voorstel van wet).
 
144
Kamerstukken I 2012/13, 32398, nr. D (Wfz, gewijzigd voorstel van wet).
 
145
Kamerstukken I 2014/15, 32398, nr. M.
 
146
Dit geldt ook voor de bepalingen over forensische zorg die in de Wvggz en de Wzd zijn opgenomen.
 
147
Kamerstukken II 2015/16, 32399, nr. 25, pag. 150.
 
148
Is betrokkene ten minste 12 maar nog geen 16 jaar oud en geeft hij geen blijk van instemming of verzet, dan is er geen sprake van verplichte zorg als alleen de vertegenwoordiger met die zorg instemt. Dit staat niet expliciet in art. 1:4 lid 2, maar lijkt in het licht van art. 1:4 lid 5 (instelling mentorschap) de meest logische uitleg.
 
149
Art. 1:4 lid 6 Wvggz.
 
150
Art. 1:5 Wvvgz.
 
151
Art. 3:3 Wvggz.
 
152
Kamerstukken II, 2009/10, 32399, nr. 3, pag. 11.
 
153
Kamerstukken II, 2015/16, 32399, nr. 25, pag. 147.
 
154
Kamerstukken II, 2009/10, 32399, nr. 3, pag. 56.
 
155
Art. 2:1 lid 6 en art. 8:9 lid 4 Wvggz.
 
156
Kamerstukken II, 2015/16, 32399, nr. 25, pag. 153.
 
157
Art. 2:4 Wvggz.
 
158
Kamerstukken II, 2013/14, 32399, nr. 10, pag. 93.
 
159
Art. 3:2 Wvggz.
 
160
Art. 3:2 lid 2 Wvggz.
 
161
Art. 3:4 Wvggz.
 
162
Art. 7:1 en 7:2 Wvggz.
 
163
Art. 7:3 Wvggz
 
164
De mogelijkheid voor de burgemeester om een observatiemaatregel op te leggen is uiteindelijk weer uit het wetsvoorstel gehaald, Kamerstukken II 2016/17, 32399, nr. 49, Handelingen II 2016/17, 52, item 7.
 
165
Hoofdstuk 5, par. 5.3 Wvggz.
 
166
Art. 7:1 lid 3 sub a Wvvgz (crisismaatregel).
 
167
Art. 1:7 Wvvgz.
 
168
Art. 5:2 lid 5 Wvggz.
 
169
Art. 5:18 Wvggz.
 
170
Betrokkene kan tegen de door de burgemeester genomen maatregel bij de rechter beroep instellen, art. 7:6 Wvvgz.
 
171
Ook zijn vertegenwoordiger of de zorgverantwoordelijke kan deze aanvraag doen.
 
172
Dat kan een andere zorgaanbieder zijn, een andere geneesheer-directeur of een andere zorgverantwoordelijke.
 
173
Art. 8:16 Wvggz.
 
174
Art. 8:17 Wvggz.
 
175
Op aanvraag van onder andere de betrokkene of ambtshalve.
 
176
Op aanvraag van onder andere de betrokkene of ambtshalve. Art. 8:18 Wvggz.
 
177
Art. 8:19 Wvggz.
 
178
Hoofdstuk 10 Wvggz.
 
179
Art. 10:11 Wvggz.
 
180
Art. 10:6 lid 2 Wvggz.
 
181
Art. 10:12 Wvggz.
 
182
Kamerstukken II 2016/17, 32399, nr. 39, pag. 16 en 34.
 
183
Een cliënt die jonger is dan 12 jaar wordt vertegenwoordigd door zijn ouder(s) of voogd(en) die het gezag uitoefent of uitoefenen.
 
184
Art. 3 lid 9 Wzd.
 
185
Art. 3 lid 3 en lid 4. De deskundige moet voorafgaand aan de beslissing met de vertegenwoordiger overleggen. Als de vertegenwoordiger het niet met de beslissing van de deskundige eens is, neemt de bij de zorg betrokken arts de beslissing.
 
186
Art. 2 lid 1 Wzd.
 
187
Art. 2 lid 2 Wzd.
 
188
Art. 2a Wzd.
 
189
Art. 10 en 11 Wzd.
 
190
Art. 10 lid 3 Wzd.
 
191
Art. 12 en 13 Wzd.
 
192
Art. 15 Wzd.
 
193
Art. 21 Wzd.
 
194
Art. 24 Wzd.
 
195
Art. 29 Wzd.
 
196
Art. 26, lid 5 sub d Wzd.
 
197
Art. 30 Wzd.
 
198
Art. 47 en 48 Wzd.
 
199
Hoofdstuk IV Wzd.
 
200
Art. 56g Wzd
 
201
Kamerstukken II 2015/16, 32399, nr. 25, pag. 218.
 
202
Art. 56c Wzd.
 
203
Art. 44 Wzd.
 
204
Hoofdstuk 8, par. 6 Wvggz; hoofdstuk 2, par. 6 Wzd.
 
Literatuur
1.
go back to reference Blankman K. Rechtsbescherming bij vrijheidsbeneming in de sectoren verstandelijk gehandicaptenzorg en psychogeriatrie. Preadvies. Utrecht: Vereniging voor Gezondheidsrecht. 2003. pag. 56–105. Blankman K. Rechtsbescherming bij vrijheidsbeneming in de sectoren verstandelijk gehandicaptenzorg en psychogeriatrie. Preadvies. Utrecht: Vereniging voor Gezondheidsrecht. 2003. pag. 56–105.
2.
go back to reference Dijkers WJAM. De geboorte van de Wvggz: een schouwspel in vele bedrijven. Opmerkingen naar aanleiding van de tweede nota van wijziging. TvGR. 2017;41:29–34. Dijkers WJAM. De geboorte van de Wvggz: een schouwspel in vele bedrijven. Opmerkingen naar aanleiding van de tweede nota van wijziging. TvGR. 2017;41:29–34.
3.
go back to reference Frederiks BJM, Blankman K. Wetsvoorstel zorg en dwang: impact van de recente wijzigingen voor het veld en de cliënt. TvGR. 2013;37:346–61. Frederiks BJM, Blankman K. Wetsvoorstel zorg en dwang: impact van de recente wijzigingen voor het veld en de cliënt. TvGR. 2013;37:346–61.
4.
go back to reference Frederiks BJM, Knuiman RBJ. In Wet zorg en dwang geen plaats voor Bopz-arts. Een onverstandige keuze. NJB. 2016;91:2759–62. Frederiks BJM, Knuiman RBJ. In Wet zorg en dwang geen plaats voor Bopz-arts. Een onverstandige keuze. NJB. 2016;91:2759–62.
5.
go back to reference Keurentjes RBM. Wet BOPZ. Tekst en toelichting. 3e druk. Den Haag: SDU Uitgevers; 2012. Keurentjes RBM. Wet BOPZ. Tekst en toelichting. 3e druk. Den Haag: SDU Uitgevers; 2012.
6.
go back to reference Leenen HJJ, et al. Handboek gezondheidsrecht. Den Haag: Boom; 2014. pag. 179–208. Leenen HJJ, et al. Handboek gezondheidsrecht. Den Haag: Boom; 2014. pag. 179–208.
7.
go back to reference Themanummer gedwongen zorg. TvGR 2015;39(4). Themanummer gedwongen zorg. TvGR 2015;39(4).
8.
go back to reference Vlaardingerbroek P. Commentaar op de wet BOPZ. In: Engberts DP, et al, redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015. pag. 301–492. Vlaardingerbroek P. Commentaar op de wet BOPZ. In: Engberts DP, et al, redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015. pag. 301–492.
9.
go back to reference Widdershoven TP. De wet BOPZ en de psychiatrie. Kanttekeningen bij een regeling. Preadvies vereniging voor gezondheidsrecht; 2003. pag. 1–55. Widdershoven TP. De wet BOPZ en de psychiatrie. Kanttekeningen bij een regeling. Preadvies vereniging voor gezondheidsrecht; 2003. pag. 1–55.
10.
go back to reference Widdershoven TP, Dörenberg VET. Nieuwe tussenstand wet verplichte ggz: voortgang, twijfels en zorgen. TvGR. 2014;38:107–14. Widdershoven TP, Dörenberg VET. Nieuwe tussenstand wet verplichte ggz: voortgang, twijfels en zorgen. TvGR. 2014;38:107–14.
11.
go back to reference ZonMw. Thematische wetsevaluatie gedwongen zorg. Den Haag: ZonMw; 2014. ZonMw. Thematische wetsevaluatie gedwongen zorg. Den Haag: ZonMw; 2014.
12.
go back to reference ZonMw. Thematische wetsevaluatie wilsbekwaamheid en vertegenwoordiging. Den Haag: ZonMw; 2011. ZonMw. Thematische wetsevaluatie wilsbekwaamheid en vertegenwoordiging. Den Haag: ZonMw; 2011.
Metagegevens
Titel
Opneming en behandeling in de geestelijke gezondheidszorg
Auteur
Mr. L. E. Kalkman-Bogerd
Copyright
2017
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1780-6_3