Skip to main content
Top

2017 | OriginalPaper | Hoofdstuk

2. Relatie arts-patiënt

Auteur : Prof. dr. D. P. Engberts

Gepubliceerd in: Leerboek Gezondheidsrecht

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

De reflectie op de aard van de relatie arts-patiënt en de daarmee samenhangende verplichtingen is eeuwenlang een aangelegenheid geweest die in hoofdzaak artsen bezighield. In de gedachtegang van de eed van Hippocrates was de relatie arts-patiënt een afgeleide van de verplichtingen van de arts. De patiënt was geen zelfstandige drager van rechten, maar veeleer het object van de professionele verplichtingen die de arts op zich heeft genomen. In de twintigste eeuw is de relatie arts-patiënt sterk veranderd. In Nederland wordt die relatie sinds 1995 geregeld door de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst, waarvan niet mag worden afgeweken ten nadele van de patiënt. Afwijkende afspraken in het voordeel van de patiënt zijn dus wel rechtsgeldig.
Voetnoten
1
Bron: Eed van Hippocrates.
 
2
Berg JH van den. Medische macht en medische ethiek. Nijkerk: Callenbach; 1969. pag. 38.
 
3
Stb. 1994, 838.
 
4
Art. 464 WGBO.
 
5
Zie daarover H. 7.
 
6
Art. 453 WGBO.
 
7
Zie ook par. 1.​7.​1.
 
8
CTG 18 november 2004, Med Contact 2005;60:74–7.
 
9
Dus bijvoorbeeld ook de beroepsmatige werkzaamheden van de patholoog-anatoom en de medisch microbioloog, ook al zal van persoonlijk contact met patiënten bij deze artsen veelal geen sprake zijn.
 
10
Art. 460 WGBO.
 
11
Zie hierover ook par. 2.3.
 
12
RT Zwolle 21 oktober 2016, ECLI:NL:TGZRZWO:2016:107.
 
13
CTG 18 september 2012, Med Contact 2012;67:2725–7.
 
14
RT Den Haag 20 december 2016, ECLI:NL:TGZSGR:2016:132.
 
15
Dat is bijvoorbeeld anders bij deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek, bij het optreden als (bloed)donor, bij het verrichten van erfelijkheidsonderzoek en bij het ondergaan van ingrepen met een louter cosmetisch oogmerk. In deze situaties worden doorgaans speciale toestemmingsformulieren gebruikt.
 
16
In antwoord op Kamervragen antwoordde de staatssecretaris van VWS dat de non-reanimatiepenning moet worden beschouwd als een schriftelijke verklaring in de zin van art. 450 lid 3 WGBO. Kamerstukken II 2008/09, Handelingen (Aanhangsel), pag. 495 (nr. 235).
 
17
CTG 19 april 2007, Med Contact 2007;62:1227–9.
 
18
Art. 466 lid 2 WGBO.
 
19
Kamerstukken I 2008/09, 31466, A.
 
20
Kamerstukken I 2013/14, 33509, A.
 
21
HR 20 november 1987, NJ 1988, 500; TvGR 1988/27.
 
22
Art. 454 lid 2 WGBO.
 
23
FONA: fouten, ongevallen, near-accidents; MIP: meldingen incidenten patiëntenzorg.
 
24
Hof Leeuwarden 9 december 2008; LJN: BG6616.
 
25
In het bijzonder vanuit de psychiatrie is de opvatting verdedigd dat kennisneming van het dossier door de patiënt nadelig kan zijn voor het therapeutische proces. Desalniettemin geldt het inzagerecht ook voor deze categorie patiënten.
 
26
De WGBO is in werking getreden op 1 april 1995.
 
27
Op de medische dossiers van de academische ziekenhuizen die zijn verbonden aan de openbare universiteiten in Nederland, is ook de Archiefwet van toepassing. (Zie: art. 48 Archiefwet 1995 juncto art. 3 Archiefbesluit [Stb. 1968, 200] junctis Besluit Min. van WVC en O&W van 16 januari 1986 [Stcrt. 1986, 78] en Besluit Min. van VWC en O&W van 9 maart 1994 [Stcrt. 1994, 78]). Op grond hiervan gelden voor (delen van) deze dossiers langere bewaartermijnen.
 
28
Respectievelijk art. 2 van het Besluit patiëntendossier Bopz (Stb. 1996, 261) en art. 464 lid 2 sub a WGBO.
 
29
HR 21 april 1913, NJ 1913, pag. 958.
 
30
Het begrip eigenaardig moet hier letterlijk worden opgevat: de eigen aard betreffend.
 
31
Op 9 april 2011 vond een schietincident plaats te Alphen aan den Rijn waarbij zeven mensen, inclusief de schutter, om het leven kwamen en zeventien mensen werden verwond. Naderhand bleek dat de schutter, een 24-jarige man aan wie de politie een vuurwapenvergunning had verstrekt, een ggz-patiënt was, die mogelijk zijn hulpverleners op de hoogte had gebracht van zijn problematische verhouding tot vuurwapens.
 
32
Brief van de minister van VWS aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 16 januari 2013 (Onderzoeksrapport medisch beroepsgeheim); Kamerstukken II 2012/13, 33400 XVI, nr. 129; zie ook de brief van de minister van VWS van 15 juni 2016, Kamerstukken II 2015/16, 34300 XVI, nr. 161.
 
33
Art. 459 lid 1 WGBO.
 
34
‘Zich verschonen van’ betekent zoveel als: afzien van, weigeren.
 
35
Hij is niet verplicht om aangifte te doen en evenmin verplicht om de eigenaar in te lichten, maar als hij als getuige zou worden opgeroepen, kan hij zich niet op het medisch beroepsgeheim en het daarbijbehorende verschoningsrecht beroepen.
 
36
Als geen verklaring van natuurlijk overlijden wordt afgegeven, is de arts verplicht de gemeentelijke lijkschouwer te informeren.
 
37
CTG 30 augustus 2012; Med Contact 2012;67:2598–601; LJN: YG2310.
 
38
Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (art. 4.1.1. Wmo 2015), optredend onder de naam ‘Veilig Thuis’.
 
39
Art. 53 lid 3 Wet op de jeugdzorg (AMK) en art. 1:240 BW (RvdK).
 
40
KNMG Meldcode. Kindermishandeling en huiselijk geweld. Utrecht: KNMG; 2015.
 
41
Leenen HJJ, Dute JCJ, Gevers JKM et al. Handboek gezondheidsrecht. 6e druk. Den Haag: Boom; 2014, pag. 150.
 
42
Een uitgebreidere aangifteplicht bestaat voor ambtenaren die in het kader van hun beroepsuitoefening kennis krijgen van strafbare feiten (art. 162 Sv).
 
43
Art. 160 Sv.
 
44
Zie ook: Kastelein WR. Strafrechtelijke inbeslagname bij de medisch verschoningsgerechtigde. TvGR 2013;37:764–73.
 
45
NRC Handelsblad 7/8 februari 2009. De rechtbank stelde Parnassia in het gelijk: justitie mocht niet kennisnemen van het in beslag genomen (en sindsdien verzegelde) patiëntendossier. Rb. Den Haag 17 juni 2008; LJN: BH2222 (gepubliceerd 6 februari 2009).
 
46
Dit leidt tot de merkwaardige situatie dat er twijfel over kan zijn of een röntgenfoto onder art. 98 Sv valt, terwijl onbetwijfelbaar vaststaat dat de beschrijving die de radioloog van de röntgenfoto maakt een geschrift is dat onder de werking van dit artikel valt.
 
47
Zie ook: Leenen HJJ, Dute JCJ, Gevers JKM et al. Handboek gezondheidsrecht. Den Haag: Boom; 2014. pag. 652–4.
 
48
Zie par. 10.​5.​3 en de daar besproken jurisprudentie.
 
49
HR 28 februari 2012; LJN: BU6088.
 
50
Een patiënt die zijn eigen dossier wil inzien, hoeft zijn verzoek daartoe niet te motiveren.
 
51
Gerechtshof Amsterdam 29 januari 1998, TvGR 1998/34.
 
52
Het is de verantwoordelijkheid van de notaris om te beoordelen of de testateur de reikwijdte en betekenis van het op te maken testament begrijpt.
 
53
Hof Den Bosch 6 oktober 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3901; de vordering werd in deze zaak overigens afgewezen. Zie hierover ook HR 20 april 2001, ECLI:HR:2001:AB1210. Andere zaken betreffende inzage in dossiers van overleden patiënten: Hof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8078 (vordering tot inzage toegewezen), Hof Amsterdam 5 juli 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2698 (vordering tot inzage afgewezen).
 
54
Zie over dit onderwerp par. 4.​5.​4.
 
55
In latere versies van de Modelregeling werden de hier aangehaalde bewoordingen vervangen door die van de in 1995 in werking getreden WGBO.
 
56
Minderjarig zijn personen jonger dan 18 jaar die niet getrouwd zijn (geweest).
 
57
Preciezer geformuleerd: de ouders die het ouderlijk gezag uitoefenen over de minderjarige.
 
58
Art. 465 lid 1 WGBO.
 
59
CTG 24 mei 2011; LJN: YG1298.
 
60
Art. 1:377c BW.
 
61
Art. 448 lid 1 laatste volzin WGBO.
 
62
RT Amsterdam 3 april 2007, Stcrt. 2007, 144, pag. 18; in gelijke zin: Rb. Rotterdam 21 september 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7437.
 
63
Kortheidshalve zal in het navolgende steeds worden gesproken van ‘de ouders’ waar de wet spreekt van de ouders die het gezag uitoefenen c.q. voogd.
 
64
Art. 465 lid 2 WGBO.
 
65
Art. 450 lid 2 WGBO.
 
66
Ook met betrekking tot meerderjarige wilsonbekwamen, maar daarover later.
 
67
Er is nog een derde grond om iemand onder curatele te stellen: gewoonte van drankmisbruik met schadelijke gevolgen.
 
68
Zoals eerder aangegeven komt dit recht niet toe aan 16- en 17-jarigen: zij worden in geval van wilsonbekwaamheid vertegenwoordigd door hun ouders.
 
69
Verschillende organisaties die zich inzetten voor het behartigen van patiëntenbelangen hebben gestandaardiseerde machtigingsverklaringen opgesteld. Het is evenwel niet verplicht van zo’n gestandaardiseerde verklaring gebruik te maken.
 
70
In deze paragraaf gaat het over ouders van meerderjarige patiënten en over meerderjarige kinderen van patiënten.
 
71
NB: Hiertoe behoren niet de aangetrouwde familieleden. Dat zijn geen bloedverwanten maar aanverwanten.
 
72
Kamerstukken II 1991/92, 21561, nr. 11, pag. 38–9.
 
73
Niet iedereen kan mentor worden. Uitgesloten zijn onder anderen de betrokken hulpverleners en personeel van de instelling waar de patiënt verblijft. Ook rechtspersonen kunnen geen mentor worden. Er zijn in Nederland meer dan tien regionale stichtingen actief die proberen te voorzien in de behoefte aan mentors voor wilsonbekwame patiënten. De diensten van deze stichtingen zijn niet kosteloos. Zie hierover: www.​mentorschap.​nl.
 
74
Zaakwaarneming is het ongevraagd en onbenoemd, maar welbewust, behartigen van de belangen van een ander. Eenmaal begonnen mag de zaakwaarnemer de behartiging van het belang dat hij zich heeft aangetrokken, niet op een willekeurig moment beëindigen; art. 6:198–202 BW.
 
75
Over dwangtoepassing bij kinderen jonger dan 12 jaar vermeldt de WGBO niets, zij het dat ook ten aanzien van deze jonge patiënten de norm van goed hulpverlenerschap geldt.
 
76
Zie hierover H. 3. Veruit de meeste patiënten die in psychiatrische ziekenhuizen zijn opgenomen, verblijven daar vrijwillig. Op hen zijn daarom uitsluitend de regels van de WGBO van toepassing. Omstreden is of dwangtoepassing binnen WGBO-kaders jegens deze patiënten geoorloofd kan zijn zolang zij zich niet verzetten tegen (voortgezet) verblijf in de instelling. Zie daarover: Stikker TE. De samenhang tussen de WGBO en de Wet Bopz. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2003.
 
77
Art. 24 Wkkgz.
 
78
CTG 26 juni 2012; Med Contact 2012;67:2040–1. Het voorbijgaan aan een weigering van toestemming door een vertegenwoordiger van een wilsonbekwame patiënt mag niet lichtvaardig plaatsvinden. Het RT Eindhoven gaf een waarschuwing aan een arts die zonder toestemming – en zonder in te gaan op de vraag naar een second opinion – een wilsonbekwame patiënt overplaatste van een ggz-instelling naar een psychogeriatrisch verpleeghuis. RT Eindhoven 18 juli 2012; Med Contact 2012;67:2284–5.
 
79
De uitspraak is er niet helemaal duidelijk over of de vader dan wel de ouders hier de patiënte vertegenwoordigde(n). Dat is in de praktijk wellicht ook niet zo duidelijk geweest, zij het dat art. 7:465 lid 3 BW spreekt van ‘een ouder’.
 
80
President Rb. Den Haag, 5 december 2001, TvGR 2002/31.
 
81
HR 12 december 2003, NJ 2004, 17.
 
82
Rechtbank Alkmaar, sector kanton, 18 juli 2007, TvGR 2008/3.
 
83
Niet onder de WOD vallen de donatie van bloed, bloedbestanddelen en geslachtscellen.
 
84
Kamerstukken II 2007/08, 31476, nr. 1.
 
85
Kamerstukken II 2009/10, 32402.
 
86
Stb. 2015, 407. Zie over de Wkkgz par. 10.​2, H. 11 en 13.
 
Literatuur
1.
go back to reference Berg JH van den. Medische macht en medische ethiek. Nijkerk: Callenbach; 1969. Berg JH van den. Medische macht en medische ethiek. Nijkerk: Callenbach; 1969.
2.
go back to reference Duijst-Heesters WLJM. Praktijkboek beroepsgeheim en informatieverstrekking in de zorg. Apeldoorn/Antwerpen: Maklu; 2009. Duijst-Heesters WLJM. Praktijkboek beroepsgeheim en informatieverstrekking in de zorg. Apeldoorn/Antwerpen: Maklu; 2009.
3.
go back to reference Engberts DP. Met permissie. Morele argumentaties inzake het toestemmingsbeginsel bij de totstandkoming van de wet geneeskundige behandelings-overeenkomst. Deventer: Kluwer; 1997. Engberts DP. Met permissie. Morele argumentaties inzake het toestemmingsbeginsel bij de totstandkoming van de wet geneeskundige behandelings-overeenkomst. Deventer: Kluwer; 1997.
4.
go back to reference Jong EJC de. Het beroepsgeheim en derdenbelangen. In: Het beroepsgeheim. Continuïteit en verandering. Preadvies uitgebracht voor de vereniging voor gezondheidsrecht 2004. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2004. pag. 75–141. Jong EJC de. Het beroepsgeheim en derdenbelangen. In: Het beroepsgeheim. Continuïteit en verandering. Preadvies uitgebracht voor de vereniging voor gezondheidsrecht 2004. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2004. pag. 75–141.
5.
go back to reference Kastelein WR. Het beroepsgeheim in rechte. Zwijgen: recht of plicht? In: Het beroepsgeheim. Continuïteit en verandering. Preadvies uitgebracht voor de vereniging voor gezondheidsrecht 2004. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2004. pag. 143–96. Kastelein WR. Het beroepsgeheim in rechte. Zwijgen: recht of plicht? In: Het beroepsgeheim. Continuïteit en verandering. Preadvies uitgebracht voor de vereniging voor gezondheidsrecht 2004. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2004. pag. 143–96.
7.
go back to reference Leenen HJJ et al. Handboek gezondheidsrecht. 6e druk. Den Haag: Boom; 2014. Leenen HJJ et al. Handboek gezondheidsrecht. 6e druk. Den Haag: Boom; 2014.
8.
go back to reference Legemaate J, redactie. Knelpunten rond het medisch dossier. Lelystad: Vermande; 2000. Legemaate J, redactie. Knelpunten rond het medisch dossier. Lelystad: Vermande; 2000.
9.
go back to reference Sluijters B, Biesaart MCIH. De geneeskundige behandelingsovereenkomst. 2e druk. Deventer: Kluwer; 2005. Sluijters B, Biesaart MCIH. De geneeskundige behandelingsovereenkomst. 2e druk. Deventer: Kluwer; 2005.
10.
go back to reference Tjong Tjin Tai TFE. Asser-serie 7-IV*. Bijzondere overeenkomsten. Opdracht, incl. geneeskundige behandelingsovereenkomst en de reisovereenkomst. Deventer: Kluwer; 2009. Tjong Tjin Tai TFE. Asser-serie 7-IV*. Bijzondere overeenkomsten. Opdracht, incl. geneeskundige behandelingsovereenkomst en de reisovereenkomst. Deventer: Kluwer; 2009.
11.
go back to reference Touwen DP. Voor een ander. Beslissingsverantwoordelijkheden in de verpleeghuisgeneeskunde. Amsterdam: Aksant; 2008. Touwen DP. Voor een ander. Beslissingsverantwoordelijkheden in de verpleeghuisgeneeskunde. Amsterdam: Aksant; 2008.
12.
go back to reference Veen EB van. Het beroepsgeheim in de individuele gezondheidszorg. In: Het beroepsgeheim. Continuïteit en verandering. Preadvies uitgebracht voor de vereniging voor gezondheidsrecht 2004. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2004. pag. 13–74. Veen EB van. Het beroepsgeheim in de individuele gezondheidszorg. In: Het beroepsgeheim. Continuïteit en verandering. Preadvies uitgebracht voor de vereniging voor gezondheidsrecht 2004. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2004. pag. 13–74.
13.
go back to reference Wijmen FCB van. Een kleine mooie ritselende revolutie. Over de effectiviteit van 35 jaar patiëntenrechten in Nederland. Maastricht: Universiteit Maastricht; 2006. Wijmen FCB van. Een kleine mooie ritselende revolutie. Over de effectiviteit van 35 jaar patiëntenrechten in Nederland. Maastricht: Universiteit Maastricht; 2006.
14.
go back to reference Wijmen FCB van. Goed patiëntschap als spiegelbeeld van verantwoorde zorg. Deventer: Kluwer; 1996. Herdrukt in: Vereniging voor Gezondheidsrecht: oratiebundel gezondheidsrecht. Verzamelde redes 1971–2011. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2012. Wijmen FCB van. Goed patiëntschap als spiegelbeeld van verantwoorde zorg. Deventer: Kluwer; 1996. Herdrukt in: Vereniging voor Gezondheidsrecht: oratiebundel gezondheidsrecht. Verzamelde redes 1971–2011. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2012.
15.
go back to reference ZonMw. Wilsonbekwaamheid en vertegenwoordiging. Thematische wetsevaluatie. Den Haag; 2011. ZonMw. Wilsonbekwaamheid en vertegenwoordiging. Thematische wetsevaluatie. Den Haag; 2011.
16.
go back to reference ZonMw. Zelfbeschikking in de zorg. Thematische wetsevaluatie. Den Haag; 2013. ZonMw. Zelfbeschikking in de zorg. Thematische wetsevaluatie. Den Haag; 2013.
Metagegevens
Titel
Relatie arts-patiënt
Auteur
Prof. dr. D. P. Engberts
Copyright
2017
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1780-6_2