Skip to main content
Top

2017 | OriginalPaper | Hoofdstuk

4. Vruchtbaarheid en voortplanting

Auteur : Mr. L. E. Kalkman-Bogerd

Gepubliceerd in: Leerboek Gezondheidsrecht

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

In dit hoofdstuk worden juridische aspecten besproken die samenhangen met de medische zorg rond het begin van het leven. Enerzijds gaat het daarbij om technieken ter voorkoming of beëindiging van zwangerschap, anderzijds om vruchtbaarheidsbevorderende technieken en draagmoederschap. In dit hoofdstuk wordt verder aandacht besteed aan de zorg rond zwangerschap en geboorte, aan de juridische status van de ongeborene en aan de juridische gevolgen van de geboorte.
Voetnoten
1
Art. 453 WGBO.
 
2
In de praktijk spitst de problematiek zich toe op sterilisatie van verstandelijk gehandicapte vrouwen.
 
3
Zie bijvoorbeeld HR 20 april 2007, LJN: BA1093, GJ 2007/120.
 
4
HR 21 februari 1997, NJ 1999, 145; HR 9 augustus 2002, TvGR 2004/8.
 
5
NRC Handelsblad 2 oktober 2016.
 
6
Groot K de. Een nieuw ontdekte procedure: ‘Actio Caesarea’. NJB 2015;90:1656–57. De Beraadgroep bestaat uit drie personen, een oud-rechter, een hoogleraar familie- en jeugdrecht en een gynaecoloog.
 
7
Ruiter A de. Gelijke aanspraak op lichamelijke integriteit. NJB 2015;90:1658–59. Duijst W et al. Actio caesarea. Een gevaarlijke oplossing voor een niet-bestaand probleem. NJB 2015;90: 2.806–08. Kleiverda G, Ruiter A de. Rechten zwangere vrouw onder druk. Dwangbehandeling tast lichamelijke integriteit aan. Med Contact 2015;70:2091–93.
 
8
Kamerstukken 11 2009/10, 32405, nr. 2. Onverantwoord ouderschap. In deze initiatiefnota wordt voorgesteld dat de rechter een ‘niet opnieuw ouder maatregel’ kan opleggen en als dat niet voldoende is de rechter gedwongen anticonceptie kan opleggen. Tot een wetsvoorstel heeft de initiatiefnota niet geleid. Zie voor casuïstiek: Verweij EJT et al. De uterus als achterstandswijk. NTOG 2012;125:490–5.
 
9
Haaf L ten. Een slechte toekomst is geen toekomst. Het belang van het toekomstige kind als rechtvaardiging van gedwongen anticonceptie. NJB 2012;17:1.176–81.
 
10
Rb. Rotterdam 21 februari 2006, BJ 2007/6 (m.nt. JKM Gevers).
 
11
Rb. Amsterdam 14 februari 2011, LJN: BW7232.
 
12
Zie ook par. 3.​7.​1. Het wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) biedt ruimte voor verplichte zorg aan de zwangere vrouw. De ongeborene wordt als een ‘ander’ beschouwd, ongeacht de duur van de zwangerschap.
 
13
Rb. Maastricht 13 april 2012, LJN: BW5222: de ongeboren vrucht komt rechtsbescherming toe op grond van art. 1:2 BW vanaf het moment van levensvatbaarheid; idem Rb. Limburg 19 januari 2015, ECLI:NL:RBLIMB:2015:2187; Rb. Dordrecht 7 februari 2012, LJN: BV6246: verzoek om ondertoezichtstelling afgewezen, omdat de ongeboren vrucht nog niet levensvatbaar was. De zwangerschapsduur was 17 weken.
 
14
Asser/De Boer 1* 2010, nr. 24.
 
15
Asser/De Boer 1* 2010, nr. 26.
 
16
Kamerstukken II 2012/13, 33400 XVI, nr. 12: Een hooggeplaatst orgaan (niet per se de Gezondheidsraad) zou opnieuw naar dit vraagstuk moeten kijken.
 
17
Zie Samuels TA et al. Obstetricians, health attorneys, and court-ordered cesarean sections. Women’s Health Issues 2007;17:107–14: In de Verenigde Staten komen gedwongen keizersneden op last van de rechter wel voor, ondanks een belangrijke uitspraak van de rechter (a landmark case) dat het aan de wilsbekwame vrouw zelf is om daarover te beslissen ‘on behalf of herself and the fetus. Her wishes will control in virtually all cases’ (In re A.C. 573 A.2d 1235 [D.C. Ct. App. 1990]).
 
18
EHRM 8 juli 2004 (Vo v. France), nr. 53924/00.
 
19
EHRM 16 december 2010, A., B. en C. t. Ierland (GC), nr. 25579/05, NJ 2011, 216 (m.nt. EA Alkema): als wetgeving abortus toestaat wanneer het leven van de zwangere gevaar loopt, is een verdragsstaat op grond van art. 8 EVRM wel verplicht om te zorgen voor consistente wetgeving en een heldere (medische) procedure, waarvan de zwangere gebruik kan maken.
 
20
Art. 296 lid 2–4 Sr.
 
21
Art. 296 lid 1 Sr.
 
22
Hof Den Haag 23 maart 1989, TvGR 1990/1; HR 29 mei 1990, NJ 1991, 217.
 
23
Bij een ernstige schending van de professionele standaard kan de inspectie daarvan melding of aangifte doen bij het Openbaar Ministerie. Alleen in dat geval en ingeval de officier van justitie via een andere weg een aangifte of melding ontvangt, heeft het Openbaar Ministerie een rol, Stcrt. 2016, nr. 3145, pag. 5.
 
24
Stcrt. 2016, nr. 3145. Zie ook par. 5.​3.​3.
 
25
Art. 1 sub c Regeling 2016, Stcrt. 2016, nr. 3145. NVOG (2007), Modelprotocol LZA: Medisch handelen late zwangerschapsafbreking, pag. 2.
 
26
In de toelichting bij de regeling wordt het modelprotocol Medisch handelen late zwangerschapsafbreking van de NVOG genoemd, Stcrt. 2016, nr. 3145, pag. 8.
 
27
Art. 2 sub a en art. 5 Regeling 2016, Stcrt. 2016, nr. 3145.
 
28
Art. 1 sub d Regeling 2016, Stcrt. 2016, nr. 3145.
 
29
Art. 6 regeling 2016, Stcrt., 2016, nr. 3145.
 
30
Tot 1 februari 2016 was zo’n aanwijzing er wel: Stcrt. 2007, nr 46 en Stcrt. 2012, nr. 26896.
 
31
De commissie bestaat uit vier artsen, een jurist en een ethicus, art. 3 Regeling 2016, Stcrt. 2016, nr. 3145 en als voorzitter is een arts benoemd, Stcrt. 2016, nr. 7490 (Besluit benoeming voorzitter en leden van de beoordelingscommissie).
 
32
Voor een kritisch commentaar op de nieuwe regeling zie: Dorscheidt JHHM. Een nieuwe Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Goede inval of bedenkelijke manoevre? TvGR 2016:40:356–68.
 
33
Art. 1 lid 2 en art. 2 WAZ.
 
34
Afbreking van de zwangerschap tot zestien dagen na het uitblijven van de (verwachte) menstruatie.
 
35
Kamerstukken II 1979/80, 15475, nr. 6, pag. 42 en 61.
 
36
Tegenwoordig kan door gevoeliger zwangerschapstests en toepassing van echografie zwangerschap wel in die vroege fase worden vastgesteld, Kamerstukken II 1990/91, 18386, nr. 38, pag. 2.
 
37
Kamerstukken II 1990/91, 18386, nr. 38, pag. 2. In het licht van de huidige stand van de wetenschap kan voorafgaand aan een overtijdbehandeling de zwangerschap worden vastgesteld en dit gebeurt in de praktijk ook. Degene die een overtijdbehandeling geeft, wordt geacht onder het bereik van art. 296 lid 1 Sr te vallen. Het uitvoeren van deze behandeling is alleen dan niet strafbaar, indien uitgevoerd in een ziekenhuis of kliniek met een vergunning op grond van de WAZ. Zie ook par. 4.4.1.
 
38
Art. 4 lid 2 jo. art. 5 en 6 WAZ.
 
39
Art. 3 WAZ.
 
40
Besluit van 18 mei 2009, houdende wijziging van het Besluit afbreking zwangerschap (vaststelling duur zwangerschap), Stb. 2009, 230.
 
41
Kamerstukken II 2016/17, 34673, nrs. 1-3 (Wijziging Wet afbreking zwangerschap houdende het mogelijk maken van de medicamenteuze zwangerschapsafbreking bij de huisarts).
 
42
Art. 1 lid 1 WAZ geeft de volgende definitie van abortuskliniek: ‘Abortuskliniek (hierna te noemen kliniek): een inrichting, niet zijnde een ziekenhuis, waarin vrouwen een behandeling ondergaan, gericht op het afbreken van zwangerschap.’
 
43
Art. 2, 4 en 6 WAZ.
 
44
Kleiverda G, Gomperts R, Swaab EH. Women on Waves volkomen legaal. Med Contact 2012;67:2476–7.
 
45
Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 334; Brief IGZ 3-10-2012 Kenmerk 2012-450638/pr4/AA/rw.
 
46
Art. 3 en 16 WAZ.
 
47
Art. 5 WAZ.
 
48
Rb. Groningen 26 oktober 1988, TvGR 1991/72.
 
49
Art. 6 BAZ.
 
50
In feite is hier geen sprake van zwangerschapsafbreking, omdat de zwangerschap in stand blijft.
 
51
Art. 11 en 12 WAZ.
 
52
Art. 20 WAZ.
 
53
ZonMw. Evaluatie Wet afbreking zwangerschap. Den Haag: ZonMw; 2005.
 
54
Kamerstukken II 2005/06, 30371, nr. 2.
 
55
HR 16 april 2010, LJN: BL2229 (mislukte abortus).
 
56
Intracytoplasmatische sperma-injectie (icsi) is een bijzondere vorm van ivf waarbij een zaadcel in het cytoplasma van een eicel wordt geïnjecteerd.
 
57
Het standpunt van het kabinet is dat instituten in hun toelatingsbeleid voor een ki- of ivf-behandeling alleenstaande vrouwen en lesbische paren niet anders mogen behandelen dan paren van verschillend geslacht, Kamerstukken II 2001/02, 23207, nr. 26, pag. 3. Zie tevens: Nederlandse Vereniging voor Gynaecologie en Obstetrie (NVOG). Standpunt ‘geassisteerde voortplanting met gedoneerde gameten en genoneerde embryo’s en draagmoederschap’. Utrecht: NVOG; 2016.
 
58
De NVOG houdt voor ivf met eigen eicellen een leeftijdsgrens van 43 jaar aan, omdat de kans op een zwangerschap na die leeftijd uiterst klein is. Voor ivf met donoreicellen kan de leeftijdsgrens onder voorwaarden worden verhoogd van 45 jaar naar 50 jaar, omdat de kans op zwangerschap met donoreicellen nauwelijks afhankelijk is van de leeftijd van de wensmoeder. Wel dient in dat geval een risico-inschatting in verband met de hogere leeftijd van de wensmoeder te worden gemaakt. Ook eigen eicellen die voor het 43e jaar bij de wensmoeder zijn geoogst, kunnen tot de leeftijd van 50 jaar worden gebruikt, NVOG. Standpunt ‘geassisteerde voortplanting met gedoneerde gameten en genoneerde embryo’s en draagmoederschap’. Utrecht: NVOG; 2016.
 
59
De NVOG heeft een modelprotocol opgesteld voor mogelijke morele contra-indicaties bij vruchtbaarheidsbehandelingen en betrekt hierbij ook de belangen van het toekomstige kind. Het protocol is bedoeld als handreiking bij de besluitvorming. Utrecht: NVOG; 2010.
 
60
CTG 18 september 2012, LJN: YG2341.
 
61
Art. 2.4 lid 1 a sub 5 Besluit zorgverzekering. Cvz. Rapport Een leeftijdsgrens voor vruchtbaarheidsbehandelingen 2012, www.​cvz.​nl.
 
62
Art. 8 EVRM.
 
63
EHRM 4 december 2007, NJ 2008, 363 (Dickson t. Verenigd Koninkrijk, m.nt. EA Alkema).
 
64
EHRM 28 augustus 2012, Costa en Pavan t. Italië, NJB 2012/2103, nr. 54270/10; Nederlands Tijdschrift voor de Mensenrechten 2013;38:63–75 (m.nt. RE van Hellemondt, AC Hendriks).
 
65
EHRM 3 november 2011, S.H. e.a. t. Oostenrijk (GC), nr. 57813/00.
 
66
Art. 2 WBMV. Art. 1 Regeling aanwijzing bijzondere medische verrichtingen 2007, Stb. 2007, 238. Planningsbesluit in-vitrofertilisatie 2016, Stcrt. 2016, 33598. Het nieuwe Planningsbesluit biedt ruimte voor het afgeven van zestien vergunningen om een beheerste groei mogelijk te maken (medio 2016 waren dertien vergunningen verleend).
 
67
Stcrt. 2014, 12556 (Regeling van 28 april 2014, nr. 512296, houdende instelling van een staatscommissie Herijking ouderschap). Kamerstukken II 2015/16, 33836, nr. 16.
 
68
Kamerstukken 2016/17, 33836, nr. 18: Kabinetsreactie op rapport Kind en ouders in de 21ste eeuw van de Staatscommissie Herijking ouderschap. Het rapport is een bijlage bij dit kamerstuk.
 
69
Voor zeggenschap over foetaal lichaamsmateriaal ([delen van] de minder dan 24 weken oude menselijke vrucht die na een zwangerschapsafbreking of een miskraam beschikbaar is gekomen) geldt de Wet foetaal weefsel. Voor de veiligheid en kwaliteit van geslachtscellen, embryonale cellen en foetaal weefsel geldt de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal.
 
70
Art. 5 lid 1 Embryowet.
 
71
Art. 8 Embryowet.
 
72
Het Europees Hof oordeelde dat vernietiging van embryo’s na intrekking van de wettelijk vereiste toestemming van een der genetische ouders, geen schending van art. 2 EVRM opleverde, noch van art. 8 EVRM, EHRM 10 april 2007, NJ 2007, 459 (Evans t. Verenigd Koninkrijk, m.nt. J de Boer).
 
73
Kamerstukken II 2000/01, 27423, nr. 3, pag. 54.
 
74
Kamerstukken II 2012/13, 33400 XVI, nr. 155, pag. 5.
 
77
Waar het gaat om gebruik van geslachtscellen voor een ivf-behandeling, dient het moment van gebruik bij de bevruchting in vitro te liggen en niet bij de terugplaatsing in de baarmoeder van de vrouw, om te voorkomen dat de donor, na de bevruchting maar voor de terugplaatsing, de donatie kan herroepen.
 
78
Bovendien kan betrokkene bij de terbeschikkingstelling te kennen geven dat slechts wetenschappelijk onderzoek met de desbetreffende geslachtscellen/embryo’s mag worden verricht, nadat hij is ingelicht over het doel van het onderzoek en daar uitdrukkelijk toestemming voor heeft gegeven (art. 6 lid 3 Embryowet). Ook dit dient in de overeenkomst te worden opgenomen.
 
79
Art. 5 lid 2 en 5 lid 4 Embryowet.
 
80
Art. 6 lid 1 Embryowet.
 
81
Art. 5 lid 3 Embryowet.
 
83
Kamerstukken II 2012/13, 33400 XVI, nr. 155, pag. 6–7.
 
84
Art. 2 Embryowet.
 
85
Art. 7 Embryowet.
 
86
Kamerstukken II 2000/01, 27423, nr. 3, pag. 18.
 
87
Zie voor een discussie over de aanvaardbaarheid van postmortale eiceldonatie: Dondorp WJ, Wert GMWR de. Postmortale eiceldonatie: wat is er tegen? TvGR 2012;36:564–70.
 
88
Art. 19–23 Embryowet.
 
89
Art. 20 Embryowet.
 
90
Art. 3 leden 3 en 4 Embryowet.
 
91
Zie ook ZonMw. Thematische wetsevaluatie wilsonbekwaamheid en vertegenwoordiging. Den Haag: ZonMw; 2011:103.
 
92
Art. 4 lid 2 WMO.
 
93
Art. 16–18 Embryowet.
 
94
Art. 2 Wet op bijzondere medische verrichingen en art. 1 Besluit aanwijzing bijzondere medische verrichtingen, Stb. 2007, 238.
 
95
Stcrt. 2009, 42 en Stcrt. 2013, 8672 (laatste wijziging).
 
96
Andere klinisch-genetische centra kunnen met het Academisch Ziekenhuis Maastricht een zogenoemde transport-PGD overeenkomst sluiten voor die onderdelen van de behandeling (counseling, ivf, implantatie van embryo(s)) die niet de eigenlijke PGD betreffen.
 
97
In de Regeling PGD richtlijncommissie genoemd. Zie verder www.​pgdnederland.​nl (samenwerkingsverband tussen PGD-centrum Maastricht UMC en de PGD-transportcentra van het UMC Utrecht, UMC Groningen en AMC Amsterdam).
 
98
Art. 10–15 Embryowet.
 
99
Art. 10 en 11 Embryowet.
 
100
Art. 33 Embryowet.
 
101
Art. 24–27 Embryowet.
 
102
Menselijke embryo’s kunnen inmiddels tot veertien dagen na de bevruchting in vitro worden gekweekt, NRC Handelsblad 6-5-2016.
 
103
Beroepsorganisaties van Europese genetici, embryologen en vruchtbaarheidsartsen (ESHG en ESHRE) vinden dat dit absolute verbod moet worden opgeheven. Het moet mogelijk worden om met kiembaangentherapie sommige ziekten te voorkomen, als de techniek veilig en verantwoord toepasbaar is. Hiervoor is nog wel veel vooronderzoek nodig zonder dat daarbij kinderen worden verwekt, NRC Handelsblad 22 en 23-10 2016.
 
104
Het kind dat met behulp van deze techniek wordt geboren heeft drie biologische ouders, omdat behalve het zaad van de wensvader en de kern van een eicel van de moeder ook een donoreicel (zonder kern) wordt gebruikt.
 
105
ZonMw. Evaluatie Embryowet. Den Haag: ZonMw; 2006
 
106
Stb. 2013, nr. 306 en nr. 354 (inwerkingtreding op 27 september 2013).
 
107
Art. 2 lid 3 sub g Embryowet.
 
108
Art. 5 lid 3 Embryowet.
 
109
Art. 20 lid 2 embryowet.
 
110
Art. 3 lid 3 Embryowet.
 
111
Kamerstukken II 2012/13, 30486, nr. 4. ZonMw. Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting. Den Haag: ZonMw; 2012.
 
112
Kamerstukken II 2012/13, 30486, nr. 5.
 
113
Kamerstukken II 2016/17, 30486, nr. 14. Zie ook: Dondorp WJ et al. Geslachtskeuze om medische redenen. Pleidooi voor (verdere) herziening van artikel 26 lid 2 Embryowet. TvGR 2016;40:15–23.
 
114
Kamerstukken II 2015/16, 29323, nr. 101.
 
115
Bij mitochondriale donatie wordt de celkern van een eicel van de wensmoeder geplaatst in een ontkernde eicel van een donor met gezonde mitochondriën. Op deze wijze kan overdracht van mitochondriale erfelijke aandoeningen voorkomen worden, zonder dat er sprake is van selectie op, of wijziging van andere eigenschappen. De mitochondriën zorgen alleen voor de energiehuishouding van cellen en bevinden zich buiten de celkern waarin de erfelijke eigenschappen van de persoon zijn opgeslagen, Kamerstukken II 2015/16, 29323, nr. 101, pag. 3.
 
116
Zie voor een kritisch commentaar op dit voorstel: Dondorp WJ, Ploem MC, Wert GMWR de. Het kabinetsvoorstel tot verruiming van de Embryowet: een halve stap vooruit. TvGR 2016;40:536–44.
 
117
Art. 7:457 BW en art. 272 Sr.
 
118
Hof Den Bosch 18 september 1991, TvGR 1991/79, Valkenhorst I; HR 15 april 1994, TvGR 1994/45, Valkenhorst II. Het recht op afstammingsgegevens betekent niet dat inzage in het gehele medische dossier moet worden gegeven. Alleen de gegevens die betrekking hebben op de afstamming moeten worden verstrekt. Bovendien mag een intakegesprek met de verzoeker als voorwaarde voor de verstrekking worden gesteld; Rb. Den Bosch 18 oktober 1994, KG 1994, 397. Zie ook nog HR 3 januari 1997, NJ 1997, 451: in dit arrest werd een vordering tegen de moeder om persoonsidentificerende gegevens van de natuurlijke vader aan het kind te geven, toegewezen.
 
119
Een andere veel aangehaalde beslissing in dit verband is een beslissing van het Europees Hof, de zogenoemde ‘Gaskin-zaak’, EHRM 7 juli 1989, NJ 1991, 659. In deze zaak ging het echter niet om kennisname van afstammingsgegevens en al helemaal niet om opheffing van de anonimiteit van de spermadonor. De zaak ging om de inzage door Gaskin, die kort na zijn geboorte tot aan zijn meerderjarigheid onder toezicht was gesteld, in het over hem aangelegde kinderbeschermingsdossier. Hij wilde informatie over de personen bij wie en de omstandigheden waaronder hij zijn jeugd heeft moeten doorbrengen.
 
120
Op 1 juni 2004 is de wet volledig in werking getreden (Stb. 2002, 240 en Stb. 2003, 510). De regeling is van toepassing op alle donaties die op of na die datum zijn gedaan. Voor donaties gedaan vóór 1 juni 2004 kon de donor nog kiezen voor anonimiteit.
 
121
Art. 1 WDKB.
 
122
NRC Handelsblad, 25 september 2012. Er zijn verschillende websites waar sperma- of eiceldonoren zich aanbieden aan mensen met een kinderwens en waar oproepen geplaatst worden voor het vinden van een donor. Zolang er niet voor de geslachtscellen hoeft te worden betaald, is dit naar Nederlands recht toegestaan: Aanhangsel Handelingen II 2011/12.
 
123
Art. 2 lid 2 WDKB.
 
124
Art. 8 WDKB.
 
125
Stb. 2003, 320.
 
126
Art. 3 WDKB.
 
127
Volgens de HR brengt het ouderlijk gezag (art. 1:247 lid 1 BW) de plicht mee om het kind te informeren over zijn afstamming. Het belang van het kind kan ertoe leiden dat de rechter de ouders verplicht het kind op een bepaald tijdstip voorlichting over zijn status te geven, HR 18 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:452.
 
128
Rb. Groningen (Vzr.) 22 januari 2010, LJN: BL0233.
 
129
Art. 3a WDKB.
 
130
HR 4 januari 1991, NJ 1991, 253 en art. 1:377a BW. Ten aanzien van een ten tijde van de kunstmatige bevruchting bekende donor werd de aanwezigheid van een nauwe persoonlijke betrekking met het kind (family life) wel aangenomen. Hierbij speelde de vriendschappelijke relatie van de donor met de moeder en hun gezamenlijke voornemen dat de man na de geboorte contact met het kind zou hebben een rol. Dat het contact tussen de donor en de moeder reeds voor de geboorte is verbroken en er nauwelijks contact tussen de man en het kind heeft plaatsgevonden, is niet voldoende om te concluderen dat de nauwe persoonlijke betrekking met het kind is verbroken, HR 30 november 2007, LJN: BB9094, NJ 2008, 310 (m.nt. J de Boer).
 
131
Hof Amsterdam 22 november 2001, NJ kort, 7.
 
132
HR 26 juni 2009, LJN: BH2250, NJ 2009/388 m.nt. SW.
 
133
Rb. Den Haag 28 september 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:11244 en Rb. Den Haag 30 maart 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:3534.
 
134
Kamerstukken II 1997/98, 23207, nr. 10, pag. 11.
 
135
Art. 12 WDKV.
 
136
Kamerstukken II 2012/13, 30486, nr. 4. ZonMw. Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting. Den Haag: ZonMw; 2012.
 
137
Bij het systeem van ‘faire wederkerigheid’ (ook wel spiegeldonatie genoemd) is sprake van een ruilsysteem waarin paren aan elkaar geslachtscellen doneren om de beschikking te krijgen over vitale geslachtscellen die ze zelf niet hebben.
 
138
Kamerstukken II 2012/13, 30486, nr. 5.
 
139
Kamerstukken II 2012/13, 33400 XVI, nr. 155, pag. 6–7 (Beleidsbrief inzake donatievraagstukken bij vruchtbaarheidstechnieken).
 
140
Kamerstukken II 2013/14, 30486, nr. 6.
 
141
Kamerstukken II 2014/15, 30486, nr. 9.
 
142
IGZ. Van donor tot donorkind: ketenzorg en registratiesystematiek in de huidige Nederlandse fertiliteitsklinieken op orde. Utrecht: IGZ; 2016.
 
143
De NVOG is van mening dat hoogtechnologisch draagmoederschap onder bepaalde voorwaarden ook kan worden aangeboden aan homoseksuele mannenparen, ook al ontstaat in die situatie niet een 100 % genetisch eigen kind: NVOG. Standpunt Geassisteerde voortplanting met gedoneerde gameten en gedoneerde embryo’s en draagmoederschap. Utrecht: NVOG; 2016, pag. 47.
 
144
Ook als zij niet de genetische moeder van het kind is.
 
145
Soms wordt bij de aangifte bij de burgerlijke stand de wensmoeder opgegeven als de moeder van het kind. Dit is strafbaar (art. 227 Sr). Zie Rb. Zwolle 14 juli 2011, LJN: BR1608, die voor dat misdrijf acht maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van 240 uur oplegt.
 
146
Asser/De Boer I* 2010, nr. 695.
 
147
Zie bijvoorbeeld Rb. Limburg zp Maastricht 10 juni 2014, ECLI:NL:RBLIMB:2013:4014, JPF 2014/153 (m.nt. Curry-Summer I); Rb. Den Bosch 18 augustus 2011, LJN: BR5334.
 
148
Art. 151b Sr.
 
149
Art. 151c Sr.
 
150
Vlijmen SCA van, Tol JH van der. Draagmoederschap in opkomst: specifieke wet- en regelgeving noodzakelijk? FJR. 2012;34:160–6.
 
151
Zie bijvoorbeeld Rb. Den Haag 24 oktober 2011, LJN: BU3627: verzoek om inschrijving van Indiase geboorteakte waarop de wensouders als vader en moeder staan vermeld, afgewezen.
 
152
Bijvoorbeeld: Rb. Den Haag 9 november 2010, LJN: BP3764; Rb. Haarlem 10 januari 2011, LJN: BO0426.
 
153
Rb. Limburg 10 juni 2014, ECLI:NL:RBLIMB:2013:4014, JPF 2014/153 (m.nt. Curry-Summer I).
 
154
Utrecht Centre for European Research into family law (UCRF). Draagmoederschap en illegale opneming van kinderen. WODC; 2011. Het rapport is een bijlage bij Kamerstukken II 2010/11, 32500 VI, nr. 83.
 
155
Art. 273f Sr.
 
156
Kamerstukken II 2014/15, 28638, nr. 132.
 
157
Kamerstukken 2016/17, 33836, nr. 18: Kabinetsreactie op rapport ‘Kind en ouders in de 21ste eeuw’ van de Staatscommissie Herijking Ouderschap. Het rapport is een bijlage bij dit kamerstuk.
 
158
Zie over de internationale context van de problematiek Beers BC van. Is Europe ‘giving in to baby markets’? Reproductive tourism in Europe and the gradual erosion of existing legal limits to reproductive markets. Medical Law Review. 2014;23:103–34.
 
159
De Telegraaf 24 mei 2005.
 
160
Rb. Utrecht 26 oktober 2005, LJN: AU4934.
 
161
Rb. Utrecht 24 oktober 2007, LJN: BB6360 en Rb. Utrecht 7 mei 2008, LJN: BB1068.
 
162
Rb. Utrecht 10 juni 2009, LJN: BI9334.
 
163
NRC Handelsblad 16 januari 2009.
 
164
www.​nos.​nl - Bericht van 12 oktober 2012.
 
165
Zorgstandaard Integrale Geboortezorg. Versie 1.1. Zorginstituut Nederland: Utrecht; 2016.
 
166
Nza. Beleidsregel BR/REG-17146 Integrale geboortezorg. Zie website: www.​nza.​nl.
 
167
CTG 24 maart 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:100 (verloskundige). CTG 24 maart 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:99 (gynaecoloog).
 
168
Er wordt gewerkt aan een tweejarige masteropleiding tot klinisch verloskundige en een specialistenregister voor klinisch verloskundigen. De bestaande masteropleiding Physician assistant-klinisch verloskundige komt in dat geval te vervallen.
 
169
CTG 24 juni 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:263.
 
170
Zorgstandaard Integrale Geboortezorg. Versie 1.1. Utrecht: Zorginstituut Nederland; 2016. Pag. 51.
 
171
Art. 1:2 BW.
 
172
Art. 1:19 BW.
 
173
Art. 1:19i lid 1 BW.
 
174
Art. 1:19i lid 2 BW.
 
175
Art. 1:19e BW.
 
176
Art. 1:19e lid 8 BW.
 
177
Asser/De Boer 1* 2010, nr. 70a.
 
178
Art. 228 Sr.
 
Literatuur
1.
go back to reference Braake ThAM te. Preïmplantatie genetische diagnostiek: een stand van zaken. TvGR 2008;32:174-86. Braake ThAM te. Preïmplantatie genetische diagnostiek: een stand van zaken. TvGR 2008;32:174-86.
2.
go back to reference Beers BC van. Persoon en lichaam in het recht. Menselijke waardigheid en zelfbeschikking in het tijdperk van de medische biotechnologie (diss. Amsterdam VU). Den Haag: BJU; 2009. Beers BC van. Persoon en lichaam in het recht. Menselijke waardigheid en zelfbeschikking in het tijdperk van de medische biotechnologie (diss. Amsterdam VU). Den Haag: BJU; 2009.
3.
go back to reference Beers BC van. Is Europe ‘giving in to baby markets’? Reproductive tourism in Europe and the gradual erosion of existing legal limits to reproductive markets. Med Law Rev. 2014;23:103–34. Beers BC van. Is Europe ‘giving in to baby markets’? Reproductive tourism in Europe and the gradual erosion of existing legal limits to reproductive markets. Med Law Rev. 2014;23:103–34.
4.
go back to reference Dondorp WJ et al. Geslachtskeuze om medische redenen. Pleidooi voor (verdere) herziening van art. 26 lid 2 Embryowet. TvGR 2016;40:15–23. Dondorp WJ et al. Geslachtskeuze om medische redenen. Pleidooi voor (verdere) herziening van art. 26 lid 2 Embryowet. TvGR 2016;40:15–23.
5.
go back to reference Dondorp WJ, Ploem MC, Wert GMWR de. Het kabinetsvoorstel tot verruiming van de Embryowet: een halve stap vooruit. TvGR. 2016;40:536–44. Dondorp WJ, Ploem MC, Wert GMWR de. Het kabinetsvoorstel tot verruiming van de Embryowet: een halve stap vooruit. TvGR. 2016;40:536–44.
6.
go back to reference Dorscheidt JHHM. Een nieuwe Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Goede inval of bedenkelijke manoevre? TvGR 2016:40:356–68. Dorscheidt JHHM. Een nieuwe Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Goede inval of bedenkelijke manoevre? TvGR 2016:40:356–68.
7.
go back to reference Duijst WLJM. Gezondheidsstrafrecht. 2e druk. Deventer: Kluwer; 2014. Duijst WLJM. Gezondheidsstrafrecht. 2e druk. Deventer: Kluwer; 2014.
8.
go back to reference Duijst-Heesters WLJM. Commentaar Wet afbreking zwangerschap. In: Engberts DP et al., redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht*. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015. Duijst-Heesters WLJM. Commentaar Wet afbreking zwangerschap. In: Engberts DP et al., redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht*. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015.
9.
go back to reference Engberts DP. Achter de schermen: Een kritisch zelfportret van de centrale commissie. NTOG. 2009;122:276–7. Engberts DP. Achter de schermen: Een kritisch zelfportret van de centrale commissie. NTOG. 2009;122:276–7.
10.
go back to reference Haaf L ten. Een slechte toekomst is geen toekomst. Het belang van het toekomstige kind als rechtvaardiging van gedwongen anticonceptie. NJB 2012;87:1.176–81. Haaf L ten. Een slechte toekomst is geen toekomst. Het belang van het toekomstige kind als rechtvaardiging van gedwongen anticonceptie. NJB 2012;87:1.176–81.
11.
go back to reference Kalkman-Bogerd LE. Van kinderwens tot ouderschap. In: Vereniging voor Gezondheidsrecht. Procreatietechnologie en recht. Preadvies uitgebracht ten behoeve van de jaarvergadering van de Vereniging voor Gezondheidsrecht op 6 april 2001. Z.p.; 2001. Kalkman-Bogerd LE. Van kinderwens tot ouderschap. In: Vereniging voor Gezondheidsrecht. Procreatietechnologie en recht. Preadvies uitgebracht ten behoeve van de jaarvergadering van de Vereniging voor Gezondheidsrecht op 6 april 2001. Z.p.; 2001.
12.
go back to reference Kalkman-Bogerd LE. Commentaar Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting. In: Engberts DP et al., redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht*. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015. Kalkman-Bogerd LE. Commentaar Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting. In: Engberts DP et al., redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht*. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015.
13.
go back to reference Kind en ouders in de 21ste eeuw. Rapport. Den Haag: Staatscommissie Herijking Ouderschap; 2016. Kind en ouders in de 21ste eeuw. Rapport. Den Haag: Staatscommissie Herijking Ouderschap; 2016.
14.
go back to reference Leenen HJJ et al. Handboek gezondheidsrecht. 6e druk. Den Haag: Boom; 2014. pag. 325–70. Leenen HJJ et al. Handboek gezondheidsrecht. 6e druk. Den Haag: Boom; 2014. pag. 325–70.
15.
go back to reference Ploem MC, Terwiel RJ. Commentaar Embryowet. In: Engberts DP et al., redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht*. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015. Ploem MC, Terwiel RJ. Commentaar Embryowet. In: Engberts DP et al., redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht*. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015.
16.
go back to reference Vlijmen SCA van, Tol JH van der. Draagmoederschap in opkomst: specifieke wet- en regelgeving noodzakelijk? FJR. 2012;34:160–6. Vlijmen SCA van, Tol JH van der. Draagmoederschap in opkomst: specifieke wet- en regelgeving noodzakelijk? FJR. 2012;34:160–6.
17.
go back to reference Voorde JM ten. Commentaar strafbepalingen draagmoederschap. In: Engberts DP et al., redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht*. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015. Voorde JM ten. Commentaar strafbepalingen draagmoederschap. In: Engberts DP et al., redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht*. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015.
18.
go back to reference ZonMw. Evaluatie Wet afbreking zwangerschap. Den Haag: ZonMw; 2005. ZonMw. Evaluatie Wet afbreking zwangerschap. Den Haag: ZonMw; 2005.
19.
go back to reference ZonMw. Evaluatie Embryowet. Den Haag: ZonMw; 2006. ZonMw. Evaluatie Embryowet. Den Haag: ZonMw; 2006.
20.
go back to reference ZonMw. Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting. Den Haag: ZonMw; 2012. ZonMw. Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting. Den Haag: ZonMw; 2012.
21.
go back to reference ZonMw. Evaluatie Regeling centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking in een categorie-2 geval en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Den Haag: ZonMw; 2013. ZonMw. Evaluatie Regeling centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking in een categorie-2 geval en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Den Haag: ZonMw; 2013.
Metagegevens
Titel
Vruchtbaarheid en voortplanting
Auteur
Mr. L. E. Kalkman-Bogerd
Copyright
2017
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1780-6_4