Inleiding
De definitie van gezondheid is de laatste decennia behoorlijk in beweging. De WHO-definitie uit 1948, ‘een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet louter het ontbreken van ziekte’, past niet meer in deze tijd [
1]. De toegenomen kennis en kunde in de gezondheidszorg en de gestegen welvaart zorgen voor een andere kijk op gezondheid en de maakbaarheid ervan. Daarom zijn er inmiddels diverse alternatieve definities geformuleerd, die beter zouden passen bij de huidige tijd en mogelijkheden.
Zo werkte Bircher in 2005 het door Nordenfelt geconceptualiseerde begrip van ‘gezondheid’ verder uit door een aanpassing te maken op de originele WHO-definitie [
2,
3]. Hij kwam tot de definitie ‘a dynamic state of wellbeing characterized by a physical, mental and social potential, which satisfies the demands of a life commensurate with age, culture, and personal responsibility. If the potential is insufficient to satisfy these demands the state is disease’.
Huber et al. gingen hier in 2011 in opdracht van ZonMw met een groep professionals verder op door [
4,
5]. Zij kwamen in het in
BMJ gepubliceerde artikel ‘How should we define health?’ tot de volgende omschrijving: ‘het vermogen om je aan te passen en eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven’ [
4].
Op deze definitie is de nodige kritiek gekomen, die zich vooral richt op het feit dat deze te algemeen is en dus eigenlijk gaat over het hele leven, dat eigen regie voeren onmogelijk is in alle levensfasen en niet duidelijk is wat ‘aanpassen’ precies betekent [
6,
7]. Hoewel het hier eigenlijk gaat over de interpretatie van de woorden, zijn deze kanttekeningen zeer terecht in het kader van het neerzetten van een goede objectieve definitie van het begrip ‘gezondheid’ vanuit het perspectief van professionals. Het concept van Positieve Gezondheid (PG) is echter ontstaan vanuit het subjectieve perspectief van inwoners, cliënten en patiënten, waarbij de genoemde nuance van minder belang bleek in het dagelijks leven. In het dagelijks gedrag en bij beslissingen over gezonde keuzen is het subjectieve perspectief leidend en bij effectieve preventie en gedragsverandering in het kader van gezondheidsbevorderende interventies blijkt het erg belangrijk om aan te sluiten bij het perspectief van deze groepen [
8‐
10].
Het concept ‘Positieve Gezondheid’ is oorspronkelijk ontwikkeld vanuit het perspectief van volwassenen en dan veelal dat van patiënten en hun naasten [
4,
5]. In die uitgebreide onderzoeken is de definitie geoperationaliseerd in de zes dimensies lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, meedoen en dagelijks functioneren. Deze dimensies zijn verder verwerkt tot een gesprekstool in de vorm van het zogenaamde spinnenwebmodel van PG.
Volgens Huber moeten zelfregie en veerkracht zo jong mogelijk geleerd worden. Kinderen kúnnen dat ook leren, maar ze hebben er wel hulp bij nodig. Zelfmanagement is niet zoek-het-zelf-maar-uit-management, je moet erin investeren. Het model van PG is hiervoor een hulpmiddel [
11]. Inmiddels zijn vanuit het Institute of Positive Health (iPH) gesprekstools ontwikkeld die specifiek zijn voor jongeren van zestien tot 25 jaar en voor kinderen van acht tot zestien jaar, zodat beter kan worden aangesloten bij hun perspectieven [
11,
12]. In deze tools staan onderwerpen die jongeren en kinderen zelf belangrijk vinden als het gaat om hun gezondheid. Naast eten, slapen en sporten gaat het om een fijne leefomgeving, steun van anderen en toekomstperspectief. Voor kinderen en jongeren is het belangrijk om vroeg te leren omgaan met zichzelf en eventuele tegenslagen of problemen [
11,
12].
Maar waar de tools wel zijn doorontwikkeld op basis van het originele concept en spinnenweb voor volwassenen bij kinderen (8–18 jaar) met en zonder chronische aandoening [
13], is er tot op heden weinig bekend over hoe gezonde kinderen in de basisschoolleeftijd denken over gezondheid in het algemeen en het concept ‘Positieve Gezondheid’ in het bijzonder. Zoals eerder aangegeven zullen eventuele programma’s en interventies gericht op gezondheid en gezond gedrag alleen de beoogde resultaten bereiken als ze aansluiten op de perspectieven van de kinderen. Louter het vertalen van de dimensies naar die van kinderen is mogelijk niet voldoende. Ook richtte het genoemde onderzoek zich op een brede groep kinderen en jongeren met een zekere focus op ziekten [
13]. Niet bekend is hoe gezonde kinderen tussen de acht en twaalf jaar op de basisschool het concept van PG zien en waar ze bij de zes dimensies aan denken. De centrale vraagstelling binnen dit onderzoek is dan ook ‘Hoe denken kinderen in de leeftijd van acht tot en met twaalf jaar op de basisschool over het begrip “Positieve Gezondheid” in het algemeen en de dimensies van Positieve Gezondheid zoals opgenomen in de kindtool?’
Methode
Onderzoeksontwerp
Voor het onderzoek is een crosssectioneel kwalitatief ontwerp gebruikt met semigestructureerde interviews. Voor de interviews is gebruikgemaakt van een topiclijst gebaseerd op het concept PG. Deze topiclijst bevatte acht centrale vragen. Eerst werd een korte uitleg gegeven over PG. Na de eerste vraag over hoe kinderen over PG in het algemeen dachten, volgden zes vragen over de respectievelijke dimensies van PG in het algemeen en ten slotte een afsluitende vraag over welke dimensie kinderen het belangrijkst vonden.
Doelgroep
Het onderzoek is uitgevoerd bij 25 kinderen in de leeftijd van acht tot en met twaalf jaar op een basisschool in Zuid-Nederland. Deze kinderen zijn geworven vanuit het professionele netwerk van de onderzoekers door middel van een oproep binnen relevante social media en geïncludeerd op basis van een aantal inclusie- en exclusiecriteria (zie tab.
1).
Tabel 1
Inclusie- en exclusiecriteria
leeftijd tussen de acht en twaalf jaar | Kinderen met een cognitieve aandoening bij wie verbale communicatie niet mogelijk is |
regulier basisonderwijs | |
beheerst de Nederlandse taal | |
toestemming van ouder(s)/verzorger(s) | |
Gegevensverzameling
De semigestructureerde interviews zijn face-to-face thuis bij de deelnemende kinderen gehouden door student-onderzoekers, omdat dit een vertrouwde en rustige omgeving is, wat de kwaliteit van het interview ten goede komt. Er zijn eerst proefinterviews afgenomen om de kwaliteit van de interviews te waarborgen. De interviews duurden gemiddeld 20 à 25 minuten. Om het interview op gang te brengen of te houden werden een uitknipbare dobbelsteen PG [
11] en een Visual Analogue Scale (VAS) met vijf smileys gebruikt. Deze hulpmiddelen zijn ontwikkeld door iPH om kinderen spelenderwijs over hun gezondheid te laten praten. De interviews werden opgenomen met een voicerecorder en getranscribeerd. De deelnemende kinderen hebben een samenvatting van het interview ontvangen om te controleren of de samenvatting correct, volledig genoeg en bruikbaar was (
member check).
Gedurende dit onderzoek is door alle betrokkenen gewerkt volgens de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit.
Analyse
De woordelijk getranscribeerde interviews zijn gecodeerd en geanalyseerd volgens de methode van thematische analyse volgens Braun en Clarke [
14]. De interviews werden onafhankelijk van elkaar door een senior onderzoeker (CdB) en student-onderzoekers gecodeerd, om onderzoekersbias te voorkomen. De transcripten zijn eerst open gecodeerd. Tussendoor zijn de codes herhaaldelijk gecontroleerd en vergeleken op eventuele wijzigingen in betekenisgeving van codes om de interne consistentie te verhogen. Vervolgens zijn deze codes gecategoriseerd tot overkoepelende topics, waarbij is gekeken of deze de dimensies van het concept PG voldoende dekten of dat mogelijk een nieuw topic moest worden toegevoegd. Tussendoor zijn analyses en codes met elkaar vergeleken om tot consensus te komen en om onderzoekersbias te voorkomen. Door alle codes in een schema te zetten en steeds beter te definiëren, was het mogelijk om overkoepelende thema’s te identificeren. Bij twijfel werd een derde (senior) onderzoeker geraadpleegd.
Ethische aspecten
Conform regelgeving is voorafgaand aan het onderzoek via informed consent met opt-out aan alle kinderen en ouders/verzorgers toestemming voor deelname gevraagd. Hiertoe ontvingen de ouders/verzorgers van de deelnemende kinderen een formulier waarin werd uitgelegd wat het onderzoek inhield en welke gegevens verzameld werden, en duidelijk gemaakt werd dat de gegevens geheel geanonimiseerd zouden worden zodat deze niet tot hen en hun kinderen herleidbaar zouden zijn. Door ondertekening van de brief gaven de ouders aan dat ze de inhoud van het formulier begrepen hadden en instemden met deelname van hun kind aan het onderzoek.
Beschouwing
In de afgelopen jaren is PG ondanks de kritische kanttekeningen in toenemende mate aan het uitgroeien tot een veelgebruikt concept en gespreksmodel in de praktijk [
15,
16]. Niet alleen in het zorgdomein, maar ook zeker binnen het preventiedomein worden beide geïmplementeerd en worden er positieve resultaten mee bereikt [
17,
18]. Ook voor kinderen is het leren van gezondheidsvaardigheden essentieel voor de ontwikkeling [
19,
20]. Hierbij zou het gespreksinstrument PG voor kinderen een hulpmiddel kunnen zijn [
21,
22]. Doel van dit kwalitatieve onderzoek is om hier meer inzicht in te verkrijgen door na te gaan hoe basisschoolkinderen in de leeftijd van acht tot en met twaalf jaar denken over de term ‘Positieve Gezondheid’ in het algemeen en de verschillende dimensies in het bijzonder.
De resultaten laten zien dat kinderen tussen de acht en twaalf jaar slapen, voeding en beweging belangrijk vinden voor hun PG. Dit sluit aan bij het onderzoek van De Jong-Witjes et al. naar de ontwikkeling van de kindtool [
13]. Zij vonden eveneens dat kinderen meerdere keren aangaven dat zij het belangrijk vinden om gezond te zijn en/of blijven. Dat kinderen nadenken over gezondheid komt mogelijk omdat er op basisscholen vanuit de Gezonde school-benadering veel aandacht is voor gezondheid en de onderwerpen voeding, beweging, slaap, pesten, vriendschap en relaties [
23,
24]. Zo is in de provincie Limburg, waar het concept ‘Positieve Gezondheid’ het verst is geïmplementeerd (sinds 2015), het project Gezonde Basisschool van de Toekomst inmiddels succesvol [
25].
Naast deze meer fysieke aspecten van gezondheid vinden kinderen in dit onderzoek ook mentale aspecten (‘Gevoelens en gedachten’), kwaliteit van leven (‘Lekker in je vel zitten’) en meedoen belangrijk voor hun gezondheid. Het hebben van vrienden en vriendinnen is belangrijk, waarbij pesten een steeds weer terugkerende factor is bij het zich minder gezond voelen. Uit eerder onderzoek komt naar voren dat mentaal welbevinden een grote rol speelt bij de perceptie van gezondheid van kinderen [
13]. Ook het Nederlands Jeugdinstituut rapporteerde dat in het schooljaar 2020–2021 11% van de leerlingen in groep 6 tot en met 8 in het (speciaal) basisonderwijs soms tot vaak gepest wordt, waardoor ze zichzelf minder leuk vinden, hun leeftijdgenoten niet vertrouwen en bang zijn om naar school te gaan [
26]. Binnen de dimensie ‘Dagelijks leven’ kwam dit aspect bij de kinderen in het huidige onderzoek ook expliciet naar voren.
Met name het vertrouwen van leeftijdgenoten is erg belangrijk in deze ontwikkelingsfase, omdat het aangaan van sociale contacten hierdoor bepaald wordt. Zo toonde bijvoorbeeld Logsdon aan dat sociale contacten een belangrijke factor in het leven van kinderen zijn [
27], en bleek uit de resultaten van het onderzoek van De Jong-Witjes et al. dat kinderen gezondheid beschreven als een breed concept met als centrale thema’s ‘Zich goed voelen over jezelf’ en ‘In staat zijn om mee te doen’ [
13]. De resultaten uit ons onderzoek sluiten hierop aan, aangezien de kinderen herhaaldelijk vooral het hebben van vriendjes en vriendinnetjes noemden, wat bijdraagt aan het ervaren van Positieve Gezondheid.
Daarnaast lijkt er een ontwikkelingsaspect te zitten aan het ervaren van de verschillende dimensies. Naarmate leerlingen ouder zijn vinden ze de dimensie ‘Lekker in je vel zitten’ belangrijker. Ook het vermogen om je gevoelens te uiten en het hebben van een persoon of personen om dat bij te kunnen doen, lijken met de leeftijd te veranderen. Daarmee wordt de (veilige) sociale context in toenemende mate belangrijk naarmate kinderen ouder worden en mogelijk ook met meer complexe situaties te maken krijgen (de keuze voor vervolgonderwijs, complexere sociale relaties, enzovoort). Een review van Chu et al. en een onderzoek van Bokhorst et al. laten duidelijk zien dat de behoefte aan sociale steun bij kinderen en adolescenten toeneemt naarmate ze ouder worden en dat dit nog meer geldt voor meisjes dan voor jongens [
28,
29]. Het is juist tijdens de adolescentie nog belangrijker om een goed vangnet te hebben bij ouders, docent en vrienden/vriendinnen.
Op basis van de resultaten van ons onderzoek zou het zinvol zijn om de inzet van het type gezondheidsinterventies in het basisonderwijs naar leeftijd te faseren. Van groep 1 tot en met groep 6 zou de nadruk meer kunnen liggen op interventies gericht op de fysieke leefstijl en gedrag, zoals voeding, bewegen en slaap. In de groepen 7 en 8 zou de focus dan meer kunnen liggen op interventies gericht op het mentale welzijn, de kwaliteit van leven en sociale vaardigheden/meedoen [
30]. Om deze suggestie verder te onderbouwen moet er echter nog veel meer en diepgaander onderzoek worden gedaan.
Kritische reflectie op het onderzoek
Hoewel de resultaten meer inzicht geven in de wijze waarop kinderen over hun Positieve Gezondheid denken, zijn er enkele kanttekeningen bij het onderzoek te plaatsen. Zo zijn er ook vijf non-responders van wie niets bekend is. In het ideale geval zouden deze de resultaten kunnen versterken, maar in het slechtste ook minder duidelijk maken. Het is aannemelijk dat dit de uitkomsten niet sterk zal veranderen. Ten tweede zijn er meer meisjes dan jongens geïnterviewd, wat voor een bias kan zorgen. Aangezien de resultaten aansluiten op die van andere onafhankelijke onderzoeken bij dezelfde of vergelijkbare groepen lijkt dit niet waarschijnlijk. Het is echter niet uit te sluiten. Ten derde is het onderzoek uitgevoerd in een beperkt gebied in het zuiden van Nederland. Een uitgebreider onderzoek is nodig om te bepalen of deze resultaten representatief en generaliseerbaar zijn. De resultaten passen echter wel in het beeld dat andere veel uitgebreidere onderzoeken laten zien.
Conclusie
Kinderen in de leeftijd van acht tot en met twaalf jaar beschouwen PG als breder dan alleen de fysieke component en er- en herkennen in hun eigen bewoordingen alle dimensies van PG. Voor kinderen van alle leeftijden zijn de dimensies ‘Lekker in je vel zitten’, ‘Mijn gevoelens en gedachten’ en ‘Meedoen’ belangrijk. Het belang ervan neem toe met het stijgen van de leeftijd. Dat betekent voor docenten, jeugdgezondheidsprofessionals en ouders/verzorgers ten eerste dat ze het concept PG kunnen gebruiken bij het praten over gezond zijn en blijven, en daarmee interventies beter kunnen laten aansluiten op de belevingswereld en taal van kinderen. Ten tweede betekent het dat het met name bij de oudere basisschoolleerlingen zinvol is meer aandacht te besteden aan de psychosociale dimensies ‘Lekker in je vel’, ‘Gevoelens en gedachten’ en ‘Meedoen’, en de hierop gebaseerde interventies in te zetten.
Open Access This article is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License, which permits use, sharing, adaptation, distribution and reproduction in any medium or format, as long as you give appropriate credit to the original author(s) and the source, provide a link to the Creative Commons licence, and indicate if changes were made. The images or other third party material in this article are included in the article’s Creative Commons licence, unless indicated otherwise in a credit line to the material. If material is not included in the article’s Creative Commons licence and your intended use is not permitted by statutory regulation or exceeds the permitted use, you will need to obtain permission directly from the copyright holder. To view a copy of this licence, visit
http://creativecommons.org/licenses/by/4.0/.