Skip to main content
Top

2015 | Boek

Introductie in de gezondheidszorg

Auteurs: M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Introductie in de gezondheidszorg biedt een helder overzicht over de organisatie en het functioneren van de gezondheidszorg in Nederland. In deze herziene druk wordt het zorgstelsel helder uitgelegd. De contouren van de meest recente veranderingen worden geschetst, zoals de invoering van de Wet langdurige zorg als opvolger van de AWBZ en de decentralisatie van de Jeugdzorg en Participatiewet. In de loop van de komende jaren zal blijken hoe deze wetten zullen uitpakken.

Ketenzorg, vraagsturing en marktwerking in de zorg komen aan bod. Daarnaast worden verzekerde zorg, bekostiging, dbc’s en kostenbeheersing besproken. Ook wordt verhelderd in welke opzichten de zorgmarkt afwijkt van de ‘gewone’ markt. Daarmee worden in begrijpelijke taal vragen beantwoord, zoals: Wat maakt het uit of zorg via de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg of Wet maatschappelijke opvang is geregeld? En: Waarom zit preventie niet in de basiszorg?

Kortom, een boek dat het ingewikkelde veld van de gezondheidszorg voor studenten en beginnende professionals inzichtelijk maakt.

Door de overzichtelijke tabellen, figuren en trefwoordenlijst is Introductie in de gezondheidszorg onmisbaar als basisboek voor studenten in het hoger beroepsonderwijs die in de gezondheidszorg gaan werken. Daarnaast is het een praktische en toegankelijke introductie voor iedere geïnteresseerde en een handig naslagwerk voor mensen die al in de gezondheidszorg werkzaam zijn.

Marieke van der Burgt is arts en voorlichtingsdeskundige in de gezondheidszorg en docent aan het Rijn IJssel in Arnhem. Els van Mechelen-Gevers is werkzaam als publicist op het gebied van gezondheidszorg en patiëntenvoorlichting.

Marieke van der Burgt en Els van Mechelen-Gevers zijn auteur van onder andere ‘Preventie en gezondheidsbevordering door paramedici’ en ‘Patiëntenvoorlichting door verpleegkundigen. Stappen naar zelfmanagement’.

Martin te Lintel Hekkert is verpleegkundige, verplegingswetenschapper en docent verpleegkunde aan de Christelijke Hogeschool te Ede. Hij is onder meer auteur van de ‘Richtlijn zelfmanagement van patiënten met COPD in de huisartspraktijk’.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Eerstelijnsgezondheidszorg

Voorwerk
1. De huisarts als poortwachter
Samenvatting
De huisarts is een generalist, tevens poortwachter voor de zorg. De huisartsenzorg in Nederland is uniek in de wereld. De huisarts en de praktijkmedewerkers behandelen verreweg de meeste klachten zelf. In bijna alle huisartspraktijken werken ook praktijkondersteuners huisartsen (POH) of nurse practitioners. Zo is er vaak een POH somatiek voor zorg aan chronisch zieken en/of een POH GGZ voor eerstelijns GGZ-zorg. Zo nodig verwijst de huisarts door naar specialistische zorg. Dat heeft niet alleen financiële redenen.
Dit hoofdstuk gaat in op de organisatie van de huisartsenzorg, 24/7, andere professionals in de huisartsenpraktijk en de rol bij preventie. Aan bod komen ontwikkelingen zoals taakherschikking (uitvoering van taken door praktijkondersteuners en doktersassistenten), verplaatsen van tweedelijnszorg naar eerstelijnszorg en samenwerkingsvormen met medisch specialisten, waaronder anderhalvelijnszorg. Daarnaast worden diseasemanagement, populatiegerichte zorg en ketenzorg voor chronisch zieken besproken.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
2. Paramedici en paramedische zorg
Samenvatting
De groep paramedici bestaat uit elf beroepsgroepen waarvan fysiotherapeuten, logopedisten, oefentherapeuten, ergotherapeuten, podotherapeuten, mondhygiënisten (mondzorgkundigen) en orthopedisten de bekendste zijn. De meeste paramedici behandelen patiënten met beweegproblemen. Patiënten kunnen meestal zonder verwijzing bij paramedici terecht.
Dit hoofdstuk bespreekt het werkterrein van de verschillende paramedische beroepsgroepen, de rol van de beroepsvereniging, de manier waarop steeds meer ‘evidence-based’ wordt gewerkt, kwaliteitszorg en de plaats in ketenzorg. Ook preventie in en buiten de individuele behandeling wordt besproken. Tot slot komen ontwikkelingen in de paramedische zorg en de paramedische beroepen aan bod.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
3. Verloskundige zorg en kraamzorg
Samenvatting
Verschillende beroepsgroepen bieden verloskundige zorg en kraamzorg. Voor de verloskundige zorg bestaat een taakverdeling. Bij een gezonde zwangerschap wordt de vrouw begeleid door een verloskundige of verloskundig actieve huisarts; bij (te verwachten) problemen wordt de vrouw begeleid door een gynaecoloog in het ziekenhuis.
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de taakverdeling bij geboortezorg. Daarbij krijgt de etnische en sociale achtergrond van zwangere vrouwen aandacht, omdat die van invloed is op het verloop. Daarnaast komt de inhoud en de organisatie van de kraamzorg aan bod. De relatief hoge perinatale sterfte in Nederland, in vergelijking met andere Europese landen, als gevolg van onvoldoende afstemming tussen eerste en tweede lijn, wordt besproken. Tevens wordt aandacht besteed aan preventie, screening (combinatietest en NIPT), prenataal onderzoek en ontwikkelingen in de geboortezorg.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
4. Mondzorg
Samenvatting
In de mondzorg in de eerste lijn werken tandartsen, tandartsassistenten en mondhygiënisten, tandprothetici en tandtechnici. Specialistische zorg wordt geboden door kaakchirurgen en orthodontisten, parodontologen en kaakfysiotherapeuten. Een bijzondere setting voor mondzorg bestaat uit centra die speciale tandheelkunde bieden: mondzorg voor mensen met angst of verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen. Vanwege een tandartsentekort heeft in de mondzorg taakherschikking plaatsgevonden: overdracht van taken van de tandarts naar de mondhygiënist. In de (eerstelijns)mondzorg wordt nog onvoldoende ‘evidence-based’ gewerkt.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
5. Apotheken en zorg voor geneesmiddelen
Samenvatting
Apothekers leveren geneesmiddelen en andere gezondheidsproducten. Geneesmiddelen op recept zijn alleen via een apotheek te verkrijgen. Geneesmiddelen zonder recept, zelfzorggeneesmiddelen, zijn ook vaak verkrijgbaar bij de drogist of in de supermarkt. De naam ‘geneesmiddelen’ klopt niet helemaal. Er vallen ook middelen onder voor preventie of voor het verlichten van klachten.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd dat eenzelfde stof onder verschillende namen met verschillende prijzen op de markt kan zijn. Het hoofdstuk gaat in op de wetten en regels voor het produceren, voorschrijven en verstrekken (leveren) van geneesmiddelen. Actuele thema’s, zoals medicatiebewaking, medicatieveiligheid en maatregelen om de prijs van geneesmiddelen te beheersen, komen aan bod. Tot slot worden recente ontwikkelingen besproken zoals medicijnen bestellen via internet en het voorschrijven van geneesmiddelen door verpleegkundig specialisten.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
6. Thuiszorg
Samenvatting
Thuiszorgorganisaties bieden zorg aan huis, zoals verzorging, verpleging en begeleiding, maar ook kraamzorg en uitleen van verpleegartikelen. Thuiszorg gaat meestal om langdurende (chronisch zieken) en soms kortdurende (ziekenhuisontslag na operatie) zorg. De zorg wordt afgestemd op de behoefte van de cliënt (vraaggericht). Regie over het eigen leven is belangrijk, wensen van en afspraken met de cliënt komen in een zorgplan. Bij initiatieven met kleinere teams, zoals Buurtzorg, zijn er minder zorgverleners per cliënt en benutten professionals meer hun kwaliteiten. Thuiszorgverpleegkundigen voeren de regie, vooral bij complexe zorg en snel veranderende gezondheid van cliënten. Technologische ontwikkelingen (domotica, zorgondersteunende technologie) maken langer thuis wonen mogelijk. De ver doorgevoerde schaalvergroting in de thuiszorg lijkt op de weg terug. Sinds 1 januari 2015 is de wijkverpleegkundige ‘terug’ als versterking in de eerstelijn. Haar taken zijn coördinerend, signalerend en zij heeft indicatiebevoegdheid voor zorg thuis. De thuiszorg kent veel verbeterprojecten rondom voeding, decubitus en (in)continentie.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
7. Informele zorg
Samenvatting
Zorg door niet-professionals heet informele zorg. Mensen proberen vaak zelf iets aan hun gezondheidsprobleem te doen: zelfzorg. Bij chronische ziekte gaat het om dagelijkse grote en kleine beslissingen (zelfmanagement).Ook familieleden en vrienden bieden zorg en hulp, praktische en emotionele steun (mantelzorg). Mantelzorgers bieden hulp uit betrokkenheid, als iets vanzelfsprekends, maar soms ook noodgedwongen, omdat er onvoldoende professionele zorg is of omdat de zorg niet genoeg aansluit bij de behoeften. Soms hebben mantelzorgers zelf ondersteuning nodig. Een van de vormen daarvoor is respijtzorg: een ander (of een instelling, een logeerhuis) neemt de zorg kortdurend over, zodat de mantelzorger op verhaal kan komen. In de gezondheidszorg wordt veel gedaan door vrijwilligers. Mensen met gezondheidsproblemen kunnen voor informatie en belangenbehartiging terecht bij cliënten- en patiëntenorganisaties. Zorg door niet-professionals heet informele zorg.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
8. Ketenzorg en zorgketens
Samenvatting
Mensen hebben vanwege hun gezondheidsproblemen nogal eens zorg van verschillende zorgverleners nodig. Vaak in dezelfde tijdperiode, zoals bij diabetes of copd. Soms eerst eerstelijnszorg en daarna tweedelijnszorg of andersom, zoals bij een beroerte. In beide situaties moet de zorg goed op elkaar aansluiten. Er is sprake van ketenzorg als in een regio die zorg met formele samenwerkingsafspraken goed op elkaar is afgestemd. Ketenzorg ontstaat niet vanzelf. Een zorggroep, meestal een huisartsengroep, brengt in kaart welke zorg nodig is en aan welke eisen de zorg moet voldoen. Vaak is er een zorgstandaard, vanuit patiëntenperspectief en volgens professionele kwaliteitsnormen. Pas daarna komt de vraag wie welke zorg levert. De zorggroep organiseert de ketenzorg en maakt afspraken wie welke zorg levert. Er zijn inmiddels al keten-dbc’s voor ketenzorg.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
9. Complementaire en alternatieve zorg
Samenvatting
Complementaire en alternatieve geneeswijzen worden niet in de artsenopleiding gedoceerd. Vaak gaan ze uit van verstoringen in de energiebalans en van de eigen herstelkracht. Ze leggen een accent op het geheel (holistische benadering). Er bestaat nog weinig (wetenschappelijk) bewijs voor de werkzaamheid. Vooral hoger opgeleiden en vrouwen maken gebruik van alternatieve geneeswijzen, meestal als aanvulling op reguliere zorg. Zij verwachten dat de behandeling minder schadelijk zal zijn. Sommige alternatieve genezers hebben ook een reguliere opleiding (geneeskunde, fysiotherapie) gehad. Opleidingen in alternatieve geneeswijzen en titels worden door de overheid niet erkend. De overheid stelt geen eisen aan alternatieve genezers. Wel is de WGBO van toepassing en de BIG-wet voor het uitvoeren van voorbehouden handelingen. Beroepsverenigingen van alternatieve genezers stellen wel eisen aan hun leden ten aanzien van opleiding, nascholing en praktijkvoering. Steeds vaker werken reguliere zorgverleners samen met alternatieve genezers.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert

Specialistische en doelgroepspecifieke zorg

Voorwerk
10. Ziekenhuizen
Samenvatting
Ziekenhuizen bieden specialistische zorg. Ze beperken zich steeds vaker tot terreinen waarin ze goed zijn, bijvoorbeeld vooral planbare zorg en/of acute en hoogcomplexe zorg. Complexe (dus dure) zorg wordt geconcentreerd in enkele ziekenhuizen. Vergoeding vindt plaats in een integraal tarief: de diagnose-behandelcombinatie (dbc). Dit bevat ook het honorarium van medisch specialisten die, sinds 2015, hun declaraties niet meer bij de zorgverzekeraar indienen maar met het ziekenhuis onderhandelen over hun honorering. Om efficiencyredenen wordt zorg enerzijds meer bedrijfsmatig georganiseerd, anderzijds zijn er meer patiëntgerichte trajecten. Omdat veel specialisten niet in loondienst zijn, is de organisatiestructuur ingewikkeld en het aanspreken van specialisten op hun functioneren moeilijk. Nieuw zijn ketenzorg en zorgnetwerken rondom een patiëntencategorie, zoals het Parkinsonnet. Kwaliteitszorg, waaronder (medicatie)veiligheid, krijgt structureel aandacht.
Dit hoofdstuk bespreekt soorten ziekenhuizen en ontwikkelingen in de medisch-specialistische zorg, zoals dbc, concentratie van zorg, onderscheid tussen planbare en niet-planbare zorg, de positie van medisch specialisten en kwaliteitszorg.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
11. Revalidatie-instellingen
Samenvatting
Dit hoofdstuk gaat in op inhoudelijke en organisatorische kenmerken van revalidatiezorg. Bij revalidatie staat het werken aan (herstel van) participatie in de maatschappij centraal. Revalidatie vindt plaats in revalidatiecentra, verpleeghuizen en paramedische praktijken. Een groot deel van de revalidanten heeft neurologische problemen. Revalidatiezorg is vrijwel altijd multidisciplinair, met inzet van bijvoorbeeld cognitief therapeuten, gedragspsychologen, (ortho)pedagogen en sociotherapeuten. De zorg is vaak per patiëntencategorie georganiseerd (chronisch pijnpatiënten, longrevalidatie). Evidence-based werken is sterk in ontwikkeling. Door hun samenwerking met onderzoekers worden revalidatiecentra vaak onderzoeks- en innovatiecentra. Voor vergoeding door zorgverzekeraars wordt de zorg uitgedrukt in dbc’s (diagnose-behandelcombinaties).
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
12. Verpleeghuizen en verzorgingshuizen
Samenvatting
Dit hoofdstuk beschrijft verzorgings- en verpleeghuizen, kenmerken van de zorg en ontwikkelingen. Verzorgingshuizen zijn ontstaan als woon/zorgvoorziening in de jaren zestig van de vorige eeuw, verpleeghuizen als zorgvoorziening met verblijf voor mensen met een grotere zorgbehoefte. Er zijn somatische en psychogeriatrische verpleeghuizen en huizen of afdelingen voor specifieke groepen zoals mensen met het korsakovsyndroom, de ziekte van Huntington of voor jong dementerenden. De behoefte van ouderen en de visie op eigen regie is in de loop van de jaren sterk veranderd. Er is een omslag gemaakt van aanbodgerichte zorg naar vraaggerichte zorg. In de wet langdurige zorg is vastgelegd dat de instelling en de cliënt een afspraak maken welke zorg wordt geboden en die afspraak vastleggen in het zorgplan. De kwaliteit staat al jaren onder druk. Vilans, landelijk expertisecentrum langdurige zorg, biedt ondersteuning en (helpt bij) innovatie.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
13. Palliatieve en terminale zorg
Samenvatting
Dit hoofdstuk beschrijft de organisatie van palliatieve zorg en ontwikkelingen daarin. In de tweede helft van de vorige eeuw is in Nederland vooral gediscussieerd over euthanasie totdat die wettelijk werd geregeld. Pas in de jaren negentig van de vorige eeuw ontstond meer oog voor palliatieve zorg als verbetering van de kwaliteit van leven. De overheid faciliteerde kenniscentra en kennisnetwerken. Palliatieve zorg wordt vooral thuis geboden, daarnaast is opname in een verpleeghuis, hospice of bijna-thuishuis mogelijk of een instelling biedt ondersteuning met een team palliatieve zorg. Palliatieve zorg moet snel wordt geboden met gewaarborgde continuïteit. Er is behoefte aan kennis over palliatieve zorg voor specifieke groepen zoals mensen met dementie, een verstandelijke beperking of psychiatrische problematiek. Palliatieve sedatie en de voorwaarden ervoor worden besproken. Financiering van palliatief-terminale zorg is een lappendeken van wetten, subsidies en eigen bijdragen.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
14. Geestelijke gezondheidszorg (GGZ)
Samenvatting
Dit hoofdstuk schetst de organisatie van de GGZ, inclusief verslavingszorg, relevante wetgeving en ontwikkelingen in de GGZ. De GGZ kent dezelfde opbouw als de somatische zorg: eerstelijnszorg, specialistische ambulante zorg en opname in een GGZ-instelling (stepped care). De huisarts en praktijkondersteuner GGZ, maatschappelijk werkenden en eerstelijnspsychologen bieden generalistische GGZ-zorg. De meeste grote GGZ-instellingen hebben een breed zorgaanbod, naar vorm, inhoud en intensiteit. Onvrijwillige opname is geregeld in de Wet Bijzondere Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ). Daarin wordt ook het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen geregeld. Er ligt een wetsvoorstel Verplichte geestelijk gezondheidszorg, die gedwongen behandeling regelt. De trend is om minder mensen op te nemen en meer ambulant te behandelen. De zorg is steeds vaker evidence-based. De GGZ loopt voorop met gebruik van e-health. Knelpunten zijn de zorg aan mensen met een dubbele diagnose, toepassing van vrijheidsbeperking en samenwerking met de somatische gezondheidszorg.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
15. Zorg voor mensen met dementie
Samenvatting
In de zorg voor dementerenden is net als in de gehele geestelijke gezondheidszorg de stepped care-opbouw zichtbaar. Het bekendst zijn de psychogeriatrische verpleeghuizen en psychogeriatrische afdelingen in verpleeg- en verzorgingshuizen. Maar voordat mensen worden opgenomen, hebben ze vaak gebruikgemaakt van eerstelijnsvoorzieningen en semimurale voorzieningen zoals dagopvang. Meestal zijn ze in dat traject begeleid door een casemanager. De zorgbehoefte verandert per fase van dementie, waarop dan ook het Zorgprogramma Dementie is gebaseerd. Daarbij is veel aandacht voor de mantelzorger vanwege de kans op overbelasting. Steeds vaker wordt de zorg kleinschalig georganiseerd, in kleinschalige woonvoorzieningen, maar ook binnen grote instellingen. Domotica worden ingezet om bewoners zoveel mogelijk ondersteuning en vrijheid te bieden. Pas recent is er meer aandacht voor de zorg voor allochtone dementerenden en hun familie. De wet Bijzondere Opneming Psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) die gedwongen opname mogelijk maakt, is onvoldoende op maat voor dementerenden. Daarom ligt er het wetsvoorstel Zorg en dwang.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
16. Zorg voor mensen met een verstandelijke beperking
Samenvatting
Zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen begint al vaak in de vroege jeugd. De ouders van deze kinderen krijgen integrale vroeghulp voor ondersteuning en advies om hun kind lange tijd op te voeden en te verzorgen. Niet alleen de verstandelijke beperking, maar ook gedragsstoornissen en autistische stoornissen vragen zorg. Daarbij is ook extra aandacht nodig voor opvoeding en onderwijs, opleiding, werk en wonen. Zorg, onderwijs en wonen hoeven niet per se op dezelfde plek te worden geboden door een instelling. Steeds meer mensen met een beperking participeren in de maatschappij, daarbij ondersteund door MEE. Naast instellingen zijn er kleinschalige woonvormen, soms door ouders opgezet en, los van de woonvormen, verschillende vormen van dagbesteding.
De wet Bijzondere Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) geldt ook voor gedwongen opname van mensen met een verstandelijke beperking, totdat de wet Zorg en dwang van kracht wordt.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert

Thematische onderwerpen

Voorwerk
17. Preventie en gezondheidsbevordering
Samenvatting
Preventie in brede zin omvat ziektepreventie, gezondheidsbevordering en gezondheidsbescherming. Ziektepreventie is het voorkómen van ziekte of gezondheidsproblemen. Ziektepreventie wordt toegepast in de individuele patiëntenzorg en bij (groepen uit) de bevolking zoals bij bevolkingsonderzoek (screening). Gezondheidsbevordering is gericht op het verbeteren van gezondheid. GGD’en hebben preventie als taak op grond van de Wet Publieke Gezondheid. Gezondheidsbescherming omvat maatregelen om mensen te beschermen tegen schadelijke invloeden, bijvoorbeeld door wetten, regels en voorzieningen. Klassiek is de indeling in primaire, secundaire en tertiaire preventie. Actueler is de indeling naar doelgroep: universele, selectieve, geïndiceerde en zorggerelateerde preventie. GGD’en werken in opdracht van gemeenten, maar voeren ook (rijks)overheidstaken uit. Hun preventie-instrument en zijn: voorlichting, voorzieningen, verdragen (samenwerkingsafspraken). Omdat screening als preventievorm niet altijd nuttig is, komen eisen aan screeningsprogramma’s aan bod. En er is aandacht voor de financiering van preventie, kosten en kosteneffectiviteit. Het RIVM adviseert de minister van Volksgezondheid over preventiebeleid.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
18. Zorg in de grote steden
Samenvatting
In grote steden zijn de gezondheidsproblemen groter en complexer dan daarbuiten. Er zijn meer laagopgeleiden en mensen met een laag inkomen met zwaardere gezondheidsproblemen, meer daklozen, verslaafden en mensen zonder geldige verblijfsdocumenten. Door een kortere opnameduur en de trend om mensen met psychiatrische problemen en een verstandelijke beperking thuis te laten wonen, zijn er mensen die het niet redden, vereenzamen en soms zorg mijden. Omdat de problematiek complex is, zijn kennis van de sociale kaart en samenwerking essentieel. Bemoeizorgteams van de GGD richten zich op zorgmijders. Mensen zonder verblijfsvergunning kunnen geen zorgverzekering afsluiten, maar ook zij hebben recht op medisch noodzakelijke zorg. Zorgverleners moeten in principe de ‘direct toegankelijke zorg’ bieden; de onverzekerden moeten die in principe zelf betalen. Voor zorg waarvoor een verwijzing of recept nodig is, zijn per regio instellingen aangewezen. Voor andere onverzekerden en wanbetalers zijn door de overheid maatregelen getroffen.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
19. Zorg voor gezondheid in bedrijven
Samenvattingen
Bedrijven zijn op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) verplicht hun werknemers te beschermen tegen gezondheidsschade door hun werk en ze te begeleiden bij ziekte en re-integratie. Zij kunnen daarvoor gebruikmaken van de diensten van een eigen of een externe arbodienst. Behalve bedrijfsartsen werken er verpleegkundigen, paramedici en arbeidskundigen. Naast verzuimbegeleiding en re-integratie bieden veel bedrijven preventieactiviteiten en gezondheidsbevorderingsactiviteiten. Sommige bieden ook arbocuratieve zorg.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
20. Kwaliteitszorg
Samenvatting
Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw is er meer aandacht voor kwaliteit en kwaliteitszorg. Patiëntveiligheid en effectiviteit van de zorg zijn daar onderdeel van. Om kwaliteit te beoordelen zijn modellen ontwikkeld zoals het HKZ- en het INK-model. Daarnaast zijn in het veld indicatoren en normen vastgesteld. De overheid geeft minimumgrenzen aan en stelt wetgeving op. De wet BIG stelt eisen aan de opleiding en deskundigheidsgebieden van professionals, regelt tuchtrecht en laat handelingen met groot risico (voorbehouden handelingen) alleen uitvoeren door bevoegde en bekwame professionals. De WGBO regelt rechten en plichten van zowel zorgverleners als patiënten. Het recht op informatie inclusief inzage in het dossier is onderdeel daarvan.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert

Beleid, financiering, kosten en kostenbeheersing

Voorwerk
21. Gezondheidsbeleid
Samenvatting
De gezondheidszorg is in de loop van de tijd flink veranderd. Wat is er gedaan om die ontwikkeling te sturen in een richting die men wilde? En welke richting was dat? Van oudsher was de ‘gezondheidszorg’ gericht op het verplegen en behandelen van zieken. Toen de behandelmogelijkheden (cure) groter werden ontstonden ziekenhuizen. Naarmate de sociale omstandigheden beter werden nam de levensduur toe en namen ouderdomsziekten toe. De behoefte aan care nam toe. Aan het einde van de twintigste eeuw lag het accent op het zorgaanbod: zorgverleners, instellingen. De toegenomen groei van de zorg vormde een financieel probleem: er volgden maatregelen om het aanbod af te remmen en de overheid probeerd zorgkosten af te remmen, wat onacceptabele wachtlijsten tot gevolg had. De gedachte ontstond om gezondheid centraal te stellen in plaats van ziekte, waardoor preventie en samenwerking belangrijker werden, evenals de vraag in plaats van het aanbod: vraaggestuurde/gerichte zorg.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
22. Welke wet voor welke zorg
Samenvatting
De bekostiging van zorg is geregeld via vier wetten: Zorgverzekeringswet (ZVW), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), Jeugdwet. De ZVW dekt kosten van korte, curatieve zorg, thuisverpleging- en verzorging. Verzekering is verplicht. Poliskosten van het basispakket bestaan uit een nominaal en inkomensafhankelijk bedrag, plus een eigen risico. Een aanvullend pakket is niet verplicht. De verzekeraar levert de zorg (naturapolis) of betaalt de kosten terug (restitutiepolis). De volksverzekering Wlz dekt kosten van langdurige zorg met verblijf, met als criterium blijvende zware zorgbehoefte. Het CIZ bepaalt wie in aanmerking komt. Indicatiestelling gebeurt onafhankelijk en integraal. Op basis van het zorgprofiel maken cliënt en zorgaanbieder afspraken welke zorg er wordt verleend. De bijdrage aan de Wlz wordt via de Belastingdienst geïnd. De WMO en Jeugdwet worden uitgevoerd door gemeenten. De WMO regelt dat mensen met beperkingen kunnen participeren in de maatschappij, de Jeugdwet regelt de meeste zorg voor kinderen en jongeren.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
23. Kosten van de zorg en kostenbeheersing
Samenvatting
De kosten van de zorg zijn sinds 1960 decennialang gestegen. Vergrijzing is maar voor een klein deel verantwoordelijk voor die stijging. Veel belangrijker oorzaken zijn de toename van medische mogelijkheden, het bestaan van een zorgverzekering, de volksverzekering voor langdurige zorg en een onbegrensde financiering. Om de kosten te beteugelen zijn diverse maatregelen genomen, zoals aanbodregulering, waaronder beddenreductie en budgetfinanciering. Actuele strategieën zijn pakketverkleining, prijsbeheersing en beheersing van de hoeveelheid zorg (volumebeheersing), eigen risico en eigen bijdragen. Ook is (gereguleerde) marktwerking ingevoerd om zowel kwaliteit als kosten te reguleren.
In dit hoofdstuk wordt beschreven waarom het zo moeilijk is de kosten in de hand te houden en wat de overheid doet om de marktwerking te verfijnen. Ook komt de vraag aan bod hoeveel ‘een jaar extra’ in goede gezondheid ‘mag kosten’.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
24. Gezondheidszorg als markt
Samenvatting
‘De markt’ in de gezondheidszorg bestaat uit de zorgverleningsmarkt tussen zorgaanbieders en patiënten/cliënten; de zorgverzekeringsmarkt tussen zorgverzekeraars en klanten; en de zorginkoopmarkt tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Op de zorgverleningsmarkt concurreren zorgaanbieders met kwaliteit en service, en zorgverzekeraars op prijs, kwaliteit van dienstverlening, prijs en soorten van aanvullende verzekeringen. Op de zorginkoopmarkt sluiten zorgverzekeraars contracten af met professionals en instellingen die goede en goedkope zorg leveren. Zorg werkt niet als een gewone markt, dus zijn er van overheidswege extra waarborgen: gereguleerde marktwerking. Gebruikers hebben meer een eigen verantwoordelijkheid. De overheid bewaakt en zorgt voor een vangnet middels de Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG) en de Nederlandse Zorgautoriteit (toezichthouder). De Inspectie kan ingrijpen als de zorg niet aan minimale eisen voldoet. Via de GGD’en zorgt de overheid (on)gevraagd voor openbare gezondheidszorg en collectieve preventie. Zij laat zich informeren door regelmatige rapporten van het RIVM en de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
25. Ontwikkelingen en lijnen naar de toekomst
Samenvattingen
Veel beleidsmaatregelen om de kosten te beheersen, hebben een beperkt effect (gehad). De financiering van specialistische zorg via dbc’s heeft weliswaar tot kostendaling geleid van een dbc (kosten per product), maar instellingen zijn meer zorg gaan leveren (volumetoename). Verschuiving van taken naar de goedkopere eerste lijn heeft wel gewerkt: huisartsen zijn meer laagcomplexe zorg gaan bieden, zoals zorg voor chronisch zieken, kleine chirurgische ingrepen. Knelpunt is dat ziekenhuizen de ‘gewonnen’ financiële ruimte besteden aan nieuwe projecten. Er liggen plannen om op termijn over te gaan op financiering op basis van resultaten (gezondheidswinst). Deze financiering wordt gekoppeld aan de populatie of regio. Daarbij vervaagt het huidige onderscheid tussen eerste- en tweedelijnszorg.
M. van der Burgt, E. van Mechelen-Gevers, M. te Lintel Hekkert
Nawerk
Meer informatie
Titel
Introductie in de gezondheidszorg
Auteurs
M. van der Burgt
E. van Mechelen-Gevers
M. te Lintel Hekkert
Copyright
2015
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-0869-9
Print ISBN
978-90-368-0868-2
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-0869-9