Samenvatting
In het verleden waren er aparte richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van hypertensie en hypercholesterolemie. Omdat het nut van de behandeling van hypertensie en hypercholesterolemie afhangt van het totale cardiovasculaire risico, is in 2006 de richtlijn Cardiovasculair risicomanagement verschenen. Met cardiovasculair risico wordt in dit verband bedoeld het risico om binnen tien jaar aan een hart- en vaatziekte (HVZ) te overlijden. De richtlijn is het resultaat van een samenwerking tussen het Nederlands Huisartsen Genootschap en het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. In deze richtlijn zijn afspraken gemaakt bij welke patiënten het meten van de bloeddruk aangewezen is (bijvoorbeeld bij een patiënt met angina pectoris of een vanwege de leeftijd hoog cardiovasculair risico). Naast deze afspraken zijn er echter situaties denkbaar waarin een bloeddrukmeting aangewezen kan zijn, ook als er sprake is van een laag cardiovasculair risico (bijvoorbeeld omdat bij een sportkeuring een verhoogde bloeddruk is vastgesteld). Hoewel niet expliciet in de richtlijn vermeld, is er geen bezwaar tegen om van alle volwassenen die ingeschrevenen zijn in de praktijk de bloeddruk te weten. Als de bloeddruk bij herhaling ≥ 140/90 mmHg is, zal het opstellen van een risicoprofiel dienen te volgen, inclusief anamnese en opsporing van orgaanschade (ecg en microalbuminurie). Deze meer actieve benadering – case-finding – zou op termijn een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de strijd tegen hart- en vaatziekten.