Samenvatting
Het hart heeft vier kleppen die ervoor zorgen dat de bloedstroom in het hart de juiste weg volgt. Zij openen en sluiten zich in de verschillende fases van de hartcyclus. De twee atrioventriculaire (AV) kleppen zijn de mitralisklep en de tricuspidalisklep. Zij bevinden zich beiderzijds in het hart op de grens van boezem naar kamer. De aortaklep en de pulmonalisklep vormen samen de twee ventriculo-arteriële (VA) kleppen. Deze kleppen zijn vernoemd naar de slagader waarin ze gepositioneerd zijn, respectievelijk de aorta en de arteria pulmonalis. Bij lekkage (insufficiëntie) of vernauwing (stenose) van een hartklep treedt er een overbelasting van het betrokken hartcompartiment(en) op, hetgeen kan leiden tot klinische verschijnselen. Doordat bij klepafwijkingen een turbulentie in de bloedstroom ontstaat, kan bij lichamelijk onderzoek veelal een geruis gehoord worden met de stethoscoop zijn. Op grond van de klachten en de bevindingen bij lichamelijk onderzoek kan met vrij grote zekerheid de diagnose hartklepafwijking gesteld worden. Ook kan daarmee veelal een inschatting gemaakt worden van de soort klepafwijking en de ernst van het bestaande kleplijden. Bevestiging vindt plaats door middel van echocardiografie – het belangrijkste diagnostische onderzoek bij hartklepafwijkingen.