In het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG) werd recentelijk in een artikel gewaarschuwd voor de gevaren van dry needling door fysiotherapeuten bij patiënten met een gewrichtsvervangende prothese vanwege het risico op een infectie. Omdat in Nederland zijn er geen duidelijke evidence-based richtlijnen of contra-indicaties voor deze behandeling zijn beschreven, pleiten de auteurs voor enige terughoudendheid van deze behandeling bij patiënten met een gewrichtsvervangende prothese.
In het artikel wordt een patiënt beschreven die 7 maanden na het plaatsen van een primaire heupprothese pijn aan de heup had en bij wie een diepe infectie was ontstaan.
Casus
Patiënt A (57-jarige man) kwam 7 maanden na plaatsing van een primaire totale heupprothese op de polikliniek Orthopedie met pijn aan de linker heup. De heupprothese was geplaatst middels een minimaal invasieve anterieure benadering. Tot dan toe was het postoperatieve traject ongecompliceerd verlopen. Patiënt was 2 weken vóór het polibezoek op eigen initiatief naar de fysiotherapeut gegaan, die eenmalig een zogenoemde dry-needlingbehandeling had uitgevoerd aan de laterale zijde van de linker heup omdat patiënt opnieuw pijn aan de heup had. Rond de plek waar de naalden waren ingebracht, was 3 dagen na deze behandeling huidirritatie en een ontsteking ontstaan, waarvoor de huisarts orale antibiotica had voorgeschreven.
Bij het bezoek aan de polikliniek Orthopedie, 2 weken na de dry-needlingbehandeling, liet patiënt de oude operatiewond aan zijn behandelend arts zien. Rond het distale deel van de operatiewond bevond zich een lokale zwelling van 2 x 2 cm met roodheid. Patiënt werd 5 dagen empirisch behandeld met flucloxacilline en gentamicine. De kweken lieten uiteindelijk groei zien van Staphylococcus epidermidis – uit subcutaan afgenomen materiaal – en Staphylococcus capitis (oppervlakkig). Verder werden uit het drainagevocht bèta-hemolytische streptokokken groep G gekweekt. Omdat de artsen een oppervlakkige infectie vermoedden, behandelden ze patiënt 6 weken met clindamycine volgens het lokale protocol. Na ontslag uit het ziekenhuis volgden regelmatige poliklinische controles. Een röntgenfoto liet een goede stand van de prothese zien, zonder tekenen van loslating. Bloedonderzoek liet verhoogde waarden zien van CRP (87 mg/l; referentiewaarde: < 10) en BSE (26 mm/1e h; referentiewaarde: < 20). Besloten werd om diezelfde dag de wond en fascie operatief te openen en uitgebreid te spoelen. Tijdens de operatie werden 4 kweken afgenomen buiten de fascie, aangezien het dieper gelegen weefsel er rustig uitzag. Eén week na het stoppen van de antibiotica meldde patiënt zich wederom op de polikliniek Orthopedie met koorts en pijn aan de linker heup. Bloedonderzoek liet een verhoogde CRP-waarde zien (96 mg/l) en een BSE-waarde van 12 mm/1e h. Daarop werd het heupgewricht opnieuw tijdens een operatie intra-articulair gespoeld, zonder de ‘polyethyleen insert’ of de kop van de prothese te wisselen. De peroperatief afgenomen kweken bleven negatief, maar de bloedkweek liet groei van bèta-hemolytische streptokokken groep G zien. Patiënt kreeg gedurende 4 weken intraveneus penicilline toegediend, waarna werd overgestapt op orale antibiotica in de vorm van amoxicilline.
Twee maanden na het spoelen van het heupgewricht was patiënt klachtenvrij met genormaliseerde ontstekingswaarden en de primaire prothese in situ. Aangezien de infectie was teruggekeerd na het staken van de antibiotica, werd besloten hem te behandelen alsof het een diepe infectie van de totale heupprothese betrof, wat betekent dat patiënt in totaal 3 maanden antibiotische therapie kreeg. Bij controle 4 maanden na het afronden van de behandeling was de patiënt nog steeds klachtenvrij.
(…)
Lees het hele artikel inclusief de beschouwing op de site van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG).
Auteurs: Koen Steentjes, Lieke M.A. de Vries, Ben U. Ridwan en A.J. (Jurgen) Wijgman
Bron: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG), Ned Tijdschr Geneeskd. 2016;160:A9364
Tip