Skip to main content
Top

2013 | mbo verpleegkundige/niveau 4 | Boek

Farmacotherapie in de apotheek

Auteurs: H. Elling, F. van Opdorp

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

In het basiswerk Farmacotherapie in de apotheek wordt de wijze waarop geneesmiddelen werken, hun bijwerkingen en hun wisselwerkingen met de patiënt en met andere geneesmiddelen beschreven. Wat zijn de klachten? Om welke aandoening gaat het? Welke medicijnen worden hiervoor het meest gebruikt? Welke bijwerkingen hebben de verschillende geneesmiddelen? Wat zijn de belangrijkste contra-indicaties en interacties?De auteurs gaan uitgebreid in op de plaats die de geneesmiddelen innemen in de behandeling van uiteenlopende ziekten, van reuma tot slaapproblemen, van infectieziekten tot depressies. Daarnaast wordt in het boek veel aandacht besteed aan de noodzakelijke informatie die apothekers aan de balie moeten verstrekken. Aan het eind van het boek zijn een lijst van technische termen en een index opgenomen, waardoor in een handomdraai de gewenste informatie wordt gevonden.In deze derde druk zijn alle hoofdstukken aangepast aan de nieuwe standaarden en richtlijnen. Verder zijn nieuwe geneesmiddelengroepen beschreven zoals de nieuwe antistollingsmiddelen en middelen bij diabetes type II.Farmacotherapie in de apotheek is als basisboek bij uitstek geschikt voor iedereen die de opleiding tot apothekersassistent volgt. Daarnaast heeft het veel toegevoegde waarde als naslagwerk in de apotheek.Farmacotherapie in de apotheek is als basisboek bij uitstek geschikt voor iedereen die de opleiding tot apothekersassistent volgt. Daarnaast heeft het veel toegevoegde waarde als naslagwerk in de apotheek.

Inhoudsopgave

Voorwerk
Hoofdstuk 1. Pijnstillers
Inleiding
In dit hoofdstuk worden naast de pijnstillers de plaatselijk verdovende middelen behandeld. Verder gaan we in op de pijnklacht in de zelfzorg. Pijnstillers die gebruikt worden bij pijn door een verwonding, hoofdpijn, kiespijn en dergelijke, worden analgetica genoemd. De pijnstillers paracetamol, diclofenac en ibuprofen behoren al enkele jaren tot de meest voorgeschreven geneesmiddelen in Nederland (Stichting Farmaceutische Kengetallen). We bespreken daarom enkele belangrijke medicatiebewakingsignalen die je tegenkomt bij het invoeren van een recept voor een pijnstiller.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 2. Reumatische aandoeningen
Inleiding
Reumatische aandoeningen is een verzamelnaam voor allerlei pijnlijke aandoeningen van het bewegingsapparaat. Daaronder vallen niet alleen de gewrichten, maar ook de spieren, pezen, peesscheden en gewrichtskapsels. De gewrichtsaandoening kan bestaan uit een gewrichtsontsteking (artritis) of een gewrichtsveroudering (artrose). Soms houden deze twee verband met elkaar. Door veroudering en onjuiste belasting ontstaan kleine bloedingen en scheurtjes in het gewricht, die op hun beurt weer aanleiding geven tot een ontstekingsreactie. Veel mensen denken dat reuma per definitie leidt tot een leven in een rolstoel. Dat is niet juist. Reuma is een verzamelnaam van ziekten die heel verschillend kunnen verlopen. Voor het ziektebeeld gewrichtsveroudering zijn geen specifieke geneesmiddelen beschikbaar. Alleen de pijn kan bestreden worden met pijnstillers en verder moet een (te) grote belasting voorkomen worden. Bij een gewrichtsontsteking moet worden nagegaan wat de oorzaak is. Er kan sprake zijn van jicht (arthritis urica), van een ontsteking als gevolg van een bacteriële infectie (septische artritis) of van reumatoïde artritis. We zullen in dit hoofdstuk aandacht besteden aan het ziektebeeld reumatoïde artritis en aan jicht.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 3. Slapeloosheid, angst en onrust
Inleiding
Slaap- en kalmeringsmiddelen behoren tot de meest gebruikte geneesmiddelen van deze tijd. Ongeveer één op de tien voorschriften heeft betrekking op een geneesmiddel uit deze groep. We behandelen de slaap- en kalmeringsmiddelen samen in dit hoofdstuk, omdat het in de praktijk meestal gaat om een en dezelfde groep geneesmiddelen, namelijk de benzodiazepinen.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 4. Misbruik en verslaving
Inleiding
Van misbruik van geneesmiddelen wordt gesproken in alle gevallen waarin medicijnen worden gebruikt zonder dat daarvoor een medische aanleiding bestaat. Er zijn mensen die van tabletten slikken een gewoonte hebben gemaakt. Zij nemen dagelijks medicijnen in. Is het niet voor een of andere vage klacht, dan is het wel om ziekte of klachten te voorkomen. Meestal gaat het om zelfzorgmiddelen die zonder recept verkrijgbaar zijn, maar ook het voortdurend en onnodig gebruik van deze middelen kan gevaarlijk zijn.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 5. Middelen tegen allergische aandoeningen
Inleiding
Een van de gevaren die de mens bedreigt, is het binnendringen van stoffen in het lichaam die de gezondheid kunnen schaden. De mens is in staat zich tegen een lichaamsvreemde stof te beschermen door er antilichamen tegen te maken. Dit onschadelijk maken van een lichaamsvreemde stof gebeurt door een reactie waarbij antilichamen worden aangemaakt die vervolgens de lichaamsvreemde stof onschadelijk maken. Deze lichaamsvreemde stoffen worden antigenen genoemd. De normale antigeen-antilichaamreactie (Figuur 5.1) is een nuttige reactie en een doeltreffend afweermiddel tegen bijvoorbeeld infecties. Het lichaam blijft zich bepaalde antigenen herinneren en bij een hernieuwd contact kan het snel reageren met de aanmaak of het laten vrijkomen van antilichamen. Op deze manier wordt het lichaam immuun voor bepaalde lichaamsvreemde stoffen, zoals ziektekiemen.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 6. Aandoeningen van het maag-darmkanaal
Inleiding
In de huisartsenpraktijk komen maagklachten regelmatig voor. Op grond van het verhaal van een patiënt maakt de huisarts onderscheid in refluxklachten, ulcusklachten, aspecifieke klachten of bijzondere maagproblemen als een maagbloeding of een maagcarcinoom.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 7. Anticonceptie en overgangsklachten
Inleiding
In dit hoofdstuk worden twee op het oog verschillende onderwerpen samen behandeld. Anticonceptie is een onderwerp waar jonge mensen zich mee bezighouden en de overgang is een zaak van oudere vrouwen. Toch hebben beide veel met elkaar gemeen. Het zijn onderwerpen die op vrouwen betrekking hebben en het zijn onderwerpen die te maken hebben met de geslachtshormonen van de vrouw.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 8. Huidmiddelen
Inleiding
Huidmiddelen hebben een lange geschiedenis. Veel medicamenten zijn op basis van ervaring ontstaan. De laatste jaren is er meer bekend geworden over de werkzaamheid en de toepassing, waardoor er binnen de groep van huidmiddelen veel veranderd is. De basis waarin het geneesmiddel wordt verwerkt (vloeistof, crème of zalf), blijkt belangrijk te zijn voor de werking (Figuur 8.2). Sommige huidaandoeningen kunnen alleen met een basiscrème of zalf behandeld worden, zonder dat daarin geneesmiddelen zijn verwerkt. De eigenschappen van de basis zijn dan belangrijk, zoals het afdekken van de huid, of juist de vochtopnemende eigenschappen. Ook bepaalt de basis of het geneesmiddel wel of niet in de huid wordt opgenomen.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 9. Cardiovasculair risicomanagement
Inleiding
In Nederland zijn hart- en vaatziekten de belangrijkste oorzaak van sterfte bij vrouwen en de tweede oorzaak van sterfte bij mannen. In 2011 stierven er ruim 40.000 Nederlanders aan hart- en vaatziekten. Dit is 30% van alle sterfte. Bij veel Nederlanders is sprake van risicofactoren voor het ontstaan van hart- en vaatziekten. Van de Nederlandse bevolking van 35 tot 70 jaar heeft ongeveer een kwart een verhoogd cholesterolgehalte en de helft een verhoogde bloeddruk.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 10. Diabetes mellitus
Inleiding
Diabetes mellitus is een ziekte die nauw samenhangt met het cardiovasculair risicomanagement. Diabeten hebben een sterk verhoogde kans op hart- en vaatziekten. Aandoeningen als een hoge bloeddruk en een verhoogd cholesterolgehalte komen bij diabeten vaak voor. Diabeten komen dus altijd in aanmerking voor cardiovasculair risicomanagement, zoals beschreven in H. 9. In dit hoofdstuk worden de glucosestofwisseling en de geneesmiddelen die daarop invloed hebben, behandeld.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 11. Hart- en vaatziekten
Inleiding
Uur na uur, dag na dag, week in week uit en jaar na jaar, zonder het werk ook maar een ogenblik te onderbreken, stuwt het hart het bloed door het vaatstelsel. De cellen in het lichaam halen zuurstof en energie uit het bloed en geven er de stofwisselingsproducten weer aan af. Dat betekent dat een goede werking van het hart letterlijk van levensbelang is.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 12. De bloedstolling
Inleiding
De bloedstolling is een belangrijk verdedigingsmechanisme van het lichaam. Bloedstolling voorkomt bloedverlies en verhindert het binnendringen van micro-organismen bij beschadigingen van huid en slijmvliezen. Bloedstolling binnen het vaatstelsel levert echter gevaar op als daardoor bloedvaten worden afgesloten. Antistollingsmiddelen worden gebruikt om een dreigende inwendige stolling te voorkomen of, als de stolling reeds is opgetreden, die te behandelen. Antistollingsmiddelen worden vooral gebruikt bij het voorkomen en behandelen van trombose. Bij trombose zit er een bloedstolsel in de bloedvaten. Deze middelen worden ook gebruikt om een volgend hartinfarct of een volgende beroerte te voorkomen bij patiënten die daardoor al eens zijn getroffen. In dit hoofdstuk wordt verder uitgelegd op welke wijze de bloedstolling plaatsvindt en hoe antistollingsmiddelen daarop ingrijpen.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 13. Beïnvloeding van de weerstand en de afweer
Inleding
Dit hoofdstuk behandelt de wijze waarop het lichaam door het aanmaken van antilichamen in het bloed zich tegen lichaamsvreemde indringers beschermt. Het lichaam beschermt zich op drie manieren tegen stoffen van buitenaf:
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 14. Infectieziekten
Inleiding
De mens wordt belaagd door talloze micro-organismen. Sommige daarvan kunnen een infectieziekte veroorzaken. Op een infectie volgt een ontstekingsreactie die het lichaam helpt om de infectie te bestrijden, maar soms is die ontstekingsreactie onvoldoende. In dat geval zijn er geneesmiddelen nodig om de infectie te behandelen. In dit hoofdstuk gaan we nader in op de veroorzakers van infectieziekten, zoals bacteriën, schimmels, virussen, protozoa en wormen, luizen en mijten. Voor elke ziekteverwekker zullen we geneesmiddelen bespreken die voor de behandeling worden gebruikt.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 15. Aandoeningen van de luchtwegen
Inleiding
We beginnen dit hoofdstuk met de aandoeningen van de bovenste luchtwegen, dat wil zeggen de mond-, neus- en keelholte en welke middelen daarbij gebruikt worden. Daarna gaan we in op het hoesten, de verschillende soorten hoest en de verschillende stoffen die bij hoestklachten gebruikt kunnen worden. Hoesten is een veelvoorkomende klacht, die zowel te maken kan hebben met de bovenste luchtwegen als met de onderste luchtwegen. Daarmee wordt dan ook de overgang gemaakt naar de aandoeningen van de onderste luchtwegen: astma en COPD en de geneesmiddelen daarbij. In de apotheek is dit een zeer belangrijke groep geneesmiddelen, omdat ze veel en vooral chronisch gebruikt worden. Van chronische gebruikers wordt vaak gedacht dat ze ‘het wel weten’, maar onderzoek leert dat ook chronische gebruikers hun geneesmiddelen nog weleens niet goed gebruiken. Bij het gebruik van deze geneesmiddelen is het daarom uiterst belangrijk dat de patiënt goed en regelmatig geïnstrueerd wordt.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 16. Aandoeningen die samenhangen met de urinewegen
Inleiding
Al deze aandoeningen/klachten komen in de apotheek geregeld aan de orde. Bij al deze aandoeningen spelen geneesmiddelen een ondergeschikte en ondersteunende rol. Het is belangrijk dat de apothekersassistent zich realiseert dat incontinentie, prostaatklachten en erectiestoornissen omgeven zijn met gevoelens van schaamte en taboes.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 17. Schildklieraandoeningen
Inleiding
De schildklier is een klein orgaan in de hals (Figuur 17.1) dat onder andere het hormoon levothyroxine (T4) produceert. Dit hormoon is noodzakelijk voor de ontwikkeling van de hersenen en het centraal zenuwstelsel. Daarnaast is het noodzakelijk voor de groei en voor een normaal niveau van de stofwisseling. De schildklier zelf staat onder invloed van de hypofyse. Op een signaal van de hypofyse produceert de schildklier het schildklierhormoon en stopt daar weer mee als er voldoende hormoon is gemaakt. Schildklieraandoeningen komen nogal eens voor. Ongeveer 1 procent van de vrouwen heeft een te langzaam werkende schildklier en 3 procent een te snel werkende. Deze klachten komen bij mannen minder vaak voor. Voor het behandelen van een schildklieraandoening beschikt de medische wetenschap over stoffen die de werking van de schildklier kunnen nabootsen (thyreomimetica) en over stoffen die de werking van de schildklier kunnen stoppen (thyreostatica).
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 18. Neurologische aandoeningen
Inleiding
Aandoeningen waarvan de oorzaak in het zenuwstelsel ligt, worden neurologische aandoeningen genoemd. Een neurologische aandoening wordt onderscheiden van een psychiatrische aandoening. Bij de neurologische aandoeningen staan de lichamelijke uitingen voorop, bij de psychiatrische aandoeningen de gedragsstoornissen. Het is mogelijk dat een neurologische aandoening een gedragsstoornis veroorzaakt. In de praktijk kan een arts die zich met de aandoeningen van het zenuwstelsel bezighoudt, soms zowel neuroloog als psychiater zijn. In dit hoofdstuk gaan wij in op de behandeling van epilepsie, koortsconvulsies, migraine, de ziekte van Parkinson, duizeligheid (vertigo) en dementie.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 19. Geneesmiddelen bij psychiatrische aandoeningen
Inleiding
De groep psychofarmaca bestaat uit stoffen die worden gebruikt bij de behandeling van stoornissen in het geestelijk functioneren. De uitingsvormen daarvan zijn afwijkingen in denken en gedrag. Dit worden ook wel psychiatrische aandoeningen genoemd. De geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van psychiatrische aandoeningen worden psychofarmaca genoemd.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 20. Geneesmiddelen bij kwaadaardige aandoeningen
Inleiding
Zoals een huis is opgebouwd uit stenen, zo is het lichaam opgebouwd uit cellen. Maar in tegenstelling tot de stenen van een huis zijn de cellen levend. Daarbij zijn de cellen van het lichaam onderling niet gelijk. Dat hangt samen met de functie van de cellen. Gelijke cellen of celgroepen vormen weefsels of organen die een eigen functie hebben.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 21. Oogaandoeningen
Inleiding
Oogmiddelen dienen ter behandeling van aandoeningen van het oog (Figuur 21.1). Dit gebeurt meestal lokaal met oogdruppels (oculoguttae) of met oogzalf (oculentum). Een tussenvorm is de ooggel, een dikvloeibare druppel in een tubetje. Soms is het nodig het oog te spoelen met een spoelvloeistof of oogwassing (collyrium). Sinds de opkomst van contactlenzen die via opticiens worden verkocht, mogen speciaal opgeleide opticiens ook een aantal oogmiddelen, met name tegen oogirritatie, afleveren. De hoeveelheden zijn wel wettelijk vastgelegd.
H. Elling, F. van Opdorp
Hoofdstuk 22. Vitamines en mineralen
Inleiding
In dit hoofdstuk behandelen we vitamines en mineralen. Vitamines zijn organische verbindingen die onontbeerlijk zijn voor het lichaam. Ze hebben eigenschappen die ze vergelijkbaar maken met enzymen. Sommige vitamines zijn een onderdeel van die enzymen. Vitamines worden via het voedsel opgenomen. Slechts enkele vitamines worden in de darm door darmbacteriën gemaakt.
H. Elling, F. van Opdorp
Nawerk
Meer informatie
Titel
Farmacotherapie in de apotheek
Auteurs
H. Elling
F. van Opdorp
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-9873-7
Print ISBN
978-90-313-9872-0
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-9873-7