Abstract
Het is traditie om een onderscheid te maken tussen theorie en empirie. Een theorie is een verzameling van samenhangende uitspraken over verschijnselen. Empirie is datgene wat men direct ervaart. In aansluiting hierop wordt gesproken over empirische wetenschappen. Daaronder verstaan we vakgebieden waarin kennisverwerving vooral berust op directe waarneming. Wiskunde is een theoretische wetenschap, scheikunde vooral een empirische. Vaak wordt ook een onderscheid gemaakt tussen literatuuronderzoek en empirisch onderzoek. Helemaal correct is dit niet, want iemand die publicaties van anderen analyseert – zoals in hoofdstuk 4 ter sprake kwam – verricht directe waarnemingen aan die ‘verschijnselen’. Aansluitend bij het spraakgebruik handhaven we het onderscheid hier toch maar. Een empirisch onderzoek richt zich dan heel direct op wat we buiten de literatuur kunnen waarnemen. U onderzoekt bijvoorbeeld hoe mensen zich werkelijk gedragen, al of niet onder specifieke condities. Of u registreert hun directe reacties op vragen die u mondeling of schriftelijk stelt. Bij empirisch onderzoek is het ook mogelijk dat u hun sporen natrekt, bijvoorbeeld door uit te zoeken hoe ze hun geld hebben verdiend en weer uitgegeven.