Abstract
Hartfalen is een letaal verlopende aandoening, waarbij een initieel asymptomatische fase van linkerventrikeldisfunctie gevolgd wordt door progressieve achteruitgang.1 De behandelingsmogelijkheden zijn de laatste twee decennia sterk toegenomen en vooral het gebruik van ACE-remmers en bètablokkers kan de progressie van hartfalen gunstig beïnvloeden.2–6 Desondanks blijft de prognose van hartfalen slecht. Een recente meta-analyse van het gebruik van bètablokkers bij hartfalen toonde een jaarlijkse mortaliteit van 10 tot 12 procent, ondanks het gebruik van deze middelen.7 In de COPERNICUS-studie was de jaarlijkse sterfte bij patiënten met ernstige vormen van hartfalen 11 procent, ondanks het gebruik van een ACEremmer en een bètablokker.8 Bij patiënten in een eindstadium van hartfalen, die in aanmerking komen voor een harttransplantatie, loopt de een-jaarsmortaliteit op tot wel 75 procent.9 De vermindering van mortaliteit die van de genoemde geneesmiddelen in diverse onderzoeken is aangetoond, levert echter slechts een geringe verlenging van het leven. Zo was deze bij behandeling met captopril in de SAVE-studie slechts 0,265 jaar en bij mild tot matig hartfalen met de bètablokker carvedilol 0,3-0,55 jaar.10,11 Deze getallen ondersteunen het idee dat er altijd patiënten met terminaal hartfalen zullen blijven bestaan, ondanks de verbetering in de behandeling van patienten met hartfalen. De behandeling van deze patiëntencategorie vereist een intensieve en geïndividualiseerde aanpak.