Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

7 Wat is er aan de hand: hoe kan ik artikelen over diagnostische tests kritisch beoordelen?

Auteurs : Dr. Anne Eskes, Dr. Corine Latour, Prof. dr. Rob Scholten

Gepubliceerd in: Klinisch redeneren en evidence-based practice

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

De vraag wat er aan de hand is met mevrouw Bolscher is een diagnostische vraag. Om de hypothetische diagnose te toetsen wordt bij voorkeur een diagnostisch meetinstrument gebruikt. Diagnostische vragen komen in de verpleegkundige praktijk veel voor, maar kunnen lastig te beantwoorden zijn omdat er vaak geen gouden standaard aanwezig is. Verpleegkundigen stellen geen medische diagnoses, maar screenen vaak wel op de aanwezigheid van bepaalde verschijnselen. Toch kan een diagnostisch meetinstrument (zoals de DOS) de zorgprofessional helpen bij een adequate herkenning van de verschijnselen van een gezondheidstoestand (zoals delier). Dit is belangrijk om de patiënten goed te kunnen behandelen, maar daarnaast ook om de patiënt en zijn naasten te informeren over het verloop van bijvoorbeeld een delier.
Woordenlijst
Aselecte steekproef
Steekproef waarbij iedere persoon uit de bronpopulatie evenveel kans heeft om in de steekproef te komen en dus aan het onderzoek deel te nemen. De steekproef wordt volledig op basis van toeval uit de bronpopulatie samengesteld.
Betrouwbaarheidsinterval
Het betrouwbaarheidsinterval (BI, confidence interval, CI) geeft de nauwkeurigheid weer van de berekende puntschatting van de effectmaat. Het is gebruikelijk dat het 95%-betrouwbaarheidsinterval rond de puntschatting berekend wordt. Het 95%-betrouwbaarheidsinterval geeft weer dat als het onderzoek valide is uitgevoerd, er 95% kans is dat het werkelijke effect binnen dit betrouwbaarheidsinterval ligt. Een betrouwbaarheidsinterval is nodig omdat onderzoeksresultaten gebaseerd zijn op een steekproef en niet op de volledige populatie. Het betrouwbaarheidsinterval geeft aan dat er 95% kans is dat het effect in de volledige populatie binnen het interval ligt.
Bias (in wetenschappelijk onderzoek in de gezondheidszorg)
In wetenschappelijk onderzoek in de gezondheidszorg omvat bias alle factoren en processen die ertoe bijdragen dat de resultaten of conclusies van een studie systematisch afwijken van de werkelijkheid en dus vertekend zijn (vergelijk: Jadad 2007, p. 28).
Diagnostisch accuratesseonderzoek
Wetenschappelijk onderzoek dat zich richt op de vraag: Hoe accuraat meet het diagnostisch meetinstrument de aan- of afwezigheid van een specifieke diagnose?
Diagnostische test (diagnostisch meetinstrument)
Test die of meetinstrument dat bijdraagt aan het stellen van een diagnose. De test of het meetinstrument verhoogt de zekerheid over de toestand van de patiënt. Dit gebeurt bij voorkeur met de test die of het instrument dat de minste fouten maakt.
Diagnostische vraag
Vraag die erop gericht is een betere inschatting te maken van de gezondheidstoestand van de patiënt. De vraag kan gericht zijn op de verpleegkundige, de medische en/ of de psychische toestand van de patiënt. Diagnostische vragen gaan over de aan- of afwezigheid van (kenmerkende) verschijnselen, symptomen, klachten en gedragingen van de patiënt.
Fout-negatief
In diagnostisch onderzoek wordt op grond van een diagnostische test een persoon ten onrechte als niet-ziek aangeduid. De diagnostische test geeft dan aan dat de persoon niet ziek is, terwijl hij dat wel is.
Fout-positief
In diagnostisch onderzoek wordt op grond van een diagnostische test een persoon ten onrechte als ziek aangeduid. De diagnostische test geeft dan aan dat de persoon ziek is, terwijl hij dat niet is.
Gouden standaard
Bij diagnostisch onderzoek wordt een te onderzoeken diagnostische test vergeleken met de test die op dat moment de beste is, omdat er de minste fouten mee worden gemaakt. Een fout betekent dat een test ten onrechte aangeeft dat een persoon de diagnose heeft of juist niet heeft (zie ‘fout-positief’ en ‘fout-negatief’). De test die momenteel de minste fouten maakt, wordt ‘gouden standaard’ genoemd. Omdat er in veel gevallen geen gouden standaard beschikbaar is, wordt de best presterende test gezocht, die dan ‘referentietest’ genoemd wordt.
Indextest
Bij wetenschappelijk diagnostisch onderzoek wordt een nieuw ontworpen diagnostische test getoetst. Deze nieuwe diagnostische test wordt de indextest genoemd. De toetsing vindt plaats door de prestaties van de indextest (de hoeveelheid fouten die ermee worden gemaakt bij het vaststellen van de diagnose) te vergelijken met de prestaties van een andere test. Die andere test wordt de referentietest of ‘gouden standaard’ genoemd.
Referentietest
Bij diagnostisch onderzoek wordt een te onderzoeken diagnostische test vergeleken met de test die op dat moment de beste is, omdat er de minste fouten mee worden gemaakt. Een fout betekent dat een test ten onrechte aangeeft dat een persoon de diagnose heeft of juist niet heeft (zie fout-positief en fout-negatief). De test die op dat moment de minste fouten maakt, wordt ‘gouden standaard’ genoemd. Omdat er in veel gevallen geen gouden standaard beschikbaar is, wordt de best presterende test gezocht, die dan ‘referentietest’ genoemd wordt.
Sensitiviteit
De sensitiviteit van een diagnostische test is het aandeel (percentage) personen met de ziekte waarvan de test hoort aan te tonen of die ziekte aanwezig is, die door de test terecht als ziek worden aangeduid: de terecht-positieven (true positives).
Specificiteit
De specificiteit van een diagnostische test is het aandeel (percentage) personen zonder de ziekte waarvan de test hoort aan te tonen of die ziekte aanwezig is, die door de test terecht als niet-ziek worden aangeduid: de terecht-negatieven (true negatives).
Terecht-negatieven
Personen die op grond van de uitslag van een diagnostische test terecht als niet-ziek worden aangeduid (omdat zij de ziekte inderdaad niet hebben) (true negatives).
Terecht-positieven
Personen die op grond van de uitslag van een diagnostische test terecht als ziek worden aangeduid (omdat zij de ziekte inderdaad hebben) (true positives).
Validiteit
Afwezigheid van systematische fouten. Bijvoorbeeld de validiteit van een meetinstrument: een meetinstrument is valide als het werkelijk meet wat het beoogt te meten (Scholten e.a. 2014, p. 206).
Voorspellende waarde
Positief voorspellende waarde: de waarde waarmee bij een diagnostische test de kans van de patiënt wordt weergegeven dat hij een bepaalde aandoening daadwerkelijk heeft, nadat de test heeft aangegeven dat de patiënt deze aandoening inderdaad heeft. Dus als de positief voorspellende waarde van een test 0,91 is, dan heeft een persoon voor wie de test aangeeft dat hij de aandoening heeft 91% kans die aandoening ook daadwerkelijk te hebben.
Negatief voorspellende waarde: de waarde waarmee bij een diagnostische test de kans van de patiënt wordt weergegeven dat hij een bepaalde aandoening echt niet heeft, nadat de test heeft aangegeven dat de patiënt deze aandoening niet zou hebben. Dus als de negatief voorspellende waarde van een test 0,98 is, dan heeft een persoon voor wie de test aangeeft dat hij de aandoening niet heeft 98% kans die aandoening ook echt niet te hebben.
Metagegevens
Titel
7 Wat is er aan de hand: hoe kan ik artikelen over diagnostische tests kritisch beoordelen?
Auteurs
Dr. Anne Eskes
Dr. Corine Latour
Prof. dr. Rob Scholten
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1200-9_7