Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

8 Wat is de oorzaak: hoe kan ik artikelen over etiologische factoren kritisch beoordelen?

Auteurs : Jos Dobber, Prof. dr. Martin Offringa

Gepubliceerd in: Klinisch redeneren en evidence-based practice

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Het beste bewijs over etiologische factoren zijn de systematic reviews met meta-analyses, waarin eerdere oorspronkelijke studies naar eenzelfde etiologische factoren gecombineerd worden. De onderzoeksvormen voor oorspronkelijke studies naar etiologie zijn het cohortonderzoek en het patiëntcontroleonderzoek. Beide onderzoeksdesigns worden observationeel onderzoek genoemd. Daarmee wordt bedoeld dat de onderzoeker de deelnemers aan het onderzoek alleen ‘observeert’. Dit is observeren in brede zin: de onderzoeker verzamelt allerlei soorten informatie, bijvoorbeeld door metingen te verrichten, vragenlijsten te laten invullen, enzovoort.
Woordenlijst
Beschermende factor
Factor die, als een bepaald gezondheidsprobleem nog niet aanwezig is, het risico op het ontstaan van dat gezondheidsprobleem verkleint.
Betrouwbaarheidsinterval
Het betrouwbaarheidsinterval (BI, confidence interval, CI) geeft de nauwkeurigheid weer van de berekende puntschatting van de effectmaat. Het is gebruikelijk dat het 95%-betrouwbaarheidsinterval rond de puntschatting berekend wordt. Het 95%-betrouwbaarheidsinterval geeft weer dat als het onderzoek valide is uitgevoerd, er 95% kans is dat het werkelijke effect binnen dit betrouwbaarheidsinterval ligt. Een betrouwbaarheidsinterval is nodig omdat onderzoeksresultaten gebaseerd zijn op een steekproef en niet op de volledige populatie. Het betrouwbaarheidsinterval geeft aan dat er 95% kans is dat het effect in de volledige populatie binnen het interval ligt.
Bias (in wetenschappelijk onderzoek in de gezondheidszorg)
In wetenschappelijk onderzoek in de gezondheidszorg omvat bias alle factoren en processen die ertoe bijdragen dat de resultaten of conclusies van een studie systematisch afwijken van de werkelijkheid en dus vertekend zijn (vergelijk: Jadad 2007, p. 28).
Blindering
Maatregel om ervoor te zorgen dat een of meer groepen die bij een onderzoek betrokken zijn (patiënten, zorgverleners, behandelaars, effectbeoordelaars) niet weten of patiënten in de experimentele groep of in de controlegroep zijn ingedeeld.
Blootstelling (expositie)
Blootstelling betekent ‘in aanraking komen met’. Blootstelling aan asbest is dus: in aanraking komen met asbest.
Cohort
Een groep mensen die op het moment van samenstelling van de groep bepaalde kenmerken met elkaar gemeen hebben en die daarna gevolgd worden om na te gaan of bepaalde outcomes zich bij hen ontwikkelen. Tot een cohort behoren is van onbeperkte duur, maar kan beëindigd worden wanneer iemand geen gegevens meer wil of kan verstrekken (bijvoorbeeld door overlijden), of wanneer de outcome waarvoor het cohort is samengesteld (bijvoorbeeld een bepaalde ziekte) zich bij hem ontwikkeld heeft.
Cohortonderzoek
Onderzoek waarbij de te volgen groepen (cohorten) ingedeeld zijn naar de aanwezigheid van, of blootstelling aan, een determinant. De cohorten worden gedurende de observatieperiode gevolgd en vergeleken om na te gaan of verschillen in determinant-status tot verschillende uitkomsten leiden.
Determinant
Factoren of kenmerken die op de een of andere manier met de bestudeerde gezondheidsuitkomst samenhangen. Roken bijvoorbeeld is een determinant voor longkanker, lichaamsgewicht voor diabetes, en cannabisgebruik voor psychose.
Effectmaat
Maat waarin het effect wordt uitgedrukt, bijvoorbeeld het relatief risico (RR), het risicoverschil (Risk Difference, RV of RD) en het Number Needed to Treat (NNT).
Effectschatting (puntschatting)
De grootte van een effect zoals dat in een bepaald onderzoek is gevonden. De puntschatting is op basis van dat onderzoek de beste schatting van het werkelijke effect. Maar omdat het onderzoek op een steekproef is gebaseerd, is het onwaarschijnlijk dat de effectschatting exact het werkelijke effect in de volledige populatie weergeeft.
Etiologische factor
Factor die het gezondheidsprobleem (mede) veroorzaakt.
Expositie (blootstelling)
In aanraking komen met. Iemand die geëxponeerd is aan asbest, is met asbest in aanraking geweest.
Generaliseerbaarheid (externe validiteit)
De mate waarin de resultaten die in de steekproef van een onderzoek gevonden zijn ook gelden voor individuen met vergelijkbare gezondheidsproblemen en kenmerken die niet aan het onderzoek hebben deelgenomen (een vraag die hierbij hoort, is bijvoorbeeld: zijn deze onderzoeksresultaten geldig voor personen met vergelijkbare gezondheidsproblemen, maar die in een ander werelddeel wonen, of een andere cultuur hebben?).
Incidentie
Het aantal nieuw vastgestelde ziektegevallen in een populatie (bijvoorbeeld Nederlanders) in een bepaalde periode (vaak een kalenderjaar).
Information bias (bij een RCT, cohort- of patiëntcontroleonderzoek)
Vertekening van de onderzoeksresultaten, veroorzaakt door bias in de informatie doordat er meetfouten zijn gemaakt. Information bias kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer een aantal onderzoeksdeelnemers in een foutieve expositiegroep is ingedeeld, of wanneer een foutieve outcome wordt geregistreerd (misclassificatie).
Number needed to treat (NNT)
Het aantal patiënten dat met een specifieke interventie behandeld moet worden om bij één van hen de outcome te bereiken. Voorbeeld: Als bij de outcome ‘voorkomen van decubitus’ de NNT 17 is, dan moeten 17 patiënten de interventie krijgen om één keer meer decubitus te voorkomen dan met de controle-interventie voorkomen zou worden.
Observationeel onderzoek
Onderzoeksvorm waarbij de onderzoeker de onderzoeksdeelnemers gedurende korte of langere tijd uitsluitend observeert. Deze observatie kan ook via schriftelijke vragenlijsten verlopen. Observationeel onderzoek is dus niet-experimenteel onderzoek (omdat er geen interventie wordt uitgevoerd), de onderzoeker probeert de eigen invloed zo veel mogelijk te beperken. De bedoeling is het natuurlijke proces ten aanzien van de onderzoeksvraag te observeren en in kaart te brengen. Voorbeelden van observationeel onderzoek zijn het cohortonderzoek en het patiëntcontroleonderzoek.
Odds ratio (OR)
Associatiemaat waarmee de verhouding van het risico op een bepaalde (gezondheids) toestand van de interventiegroep ten opzichte van dit risico op de controlegroep wordt uitgedrukt. De interpretatie van de OR is als volgt.
• Een OR van 1,0 betekent dat er geen verschil in risico is tussen beide groepen. De waarde 1,0 is de neutrale waarde van een OR.
• Een OR tussen 0 en 1,0 betekent dat de interventiegroep een lager risico heeft dan de controlegroep.
• Een OR hoger dan 1,0 betekent dat de interventiegroep een hoger risico heeft dan de controlegroep.
Patiëntcontroleonderzoek
Onderzoeksvorm waarbij de onderzoekers een groep onderzoeksdeelnemers met een specifieke aandoening (de patiëntengroep) vergelijken met een groep onderzoeksdeelnemers (de controlegroep) die deze specifieke aandoening niet hebben, maar die op andere kenmerken (leeftijd, geslacht en dergelijke) sterk overeenkomen met onderzoeksdeelnemers uit de patiëntengroep. Bij beide groepen kijken de onderzoekers terug in de tijd (retrospectief) in welke mate een bepaalde potentiële risicofactor voor die aandoening aanwezig was. Hiermee wordt onderzocht in welke mate deze factor bijdraagt aan de betreffende aandoening.
Prevalentie
Het aantal, percentage, of aandeel personen met een bepaalde ziekte in een gemeenschap op een bepaald moment. Bijvoorbeeld het percentage Nederlanders dat op dit moment aids heeft.
Prospectief onderzoek
Onderzoek waarbij de onderzoeksdeelnemers ‘met de tijd mee’ worden gevolgd en gemeten. Dit in tegenstelling tot retrospectief onderzoek, waarbij ‘terug in de tijd’ gekeken wordt om de aanwezigheid van bepaalde expositiefactoren bij de onderzoeksdeelnemers in het verleden te meten.
Puntschatting (effectschatting)
De grootte van het effect zoals dat in een bepaald onderzoek is gevonden. De puntschatting is op basis van dat onderzoek de beste schatting van het werkelijke effect. Maar omdat het onderzoek op een steekproef is gebaseerd, is het onwaarschijnlijk dat de puntschatting exact het werkelijke effect in de volledige populatie is.
Relatief risico (RR)
Associatiemaat waarmee de verhouding van de kans op een bepaalde outcome van de interventiegroep ten opzichte van die kans van de controlegroep wordt uitgedrukt.
Het RR geeft antwoord op de vraag: Hoeveel keer groter of kleiner is de kans op de outcome na de experimentele interventie dan na de controle-interventie?
• Een RR van 1,0 betekent dat er geen verschil is tussen in risico of kans op de outcome. De waarde 1,0 is de neutrale waarde van een RR.
• Een RR tussen 0 en 1,0 betekent dat de interventiegroep een lager risico of kans op de outcome heeft dan de controlegroep.
• Een RR hoger dan 1,0 betekent dat de interventiegroep een hoger risico of kans op de outcome heeft dan de controlegroep.
Neem een onderzoek waarin de interventie uit een bepaald dieet bestaat. De outcome is: binnen twee maanden minstens vijf kilo afvallen. Stel dat 10% van de deelnemers in de controlegroep de outcome heeft behaald.
• RR = 2,0 betekent dan dat de groep die de experimentele interventie kreeg 2 keer zo veel kans had om deze outcome te bereiken als de controlegroep. Dus als de controlegroep 10% kans had om binnen twee maanden vijf kilo af te vallen, dan heeft de interventiegroep 2 × 10% = 20% kans om binnen twee maanden vijf kilo af te vallen.
• RR = 1,0 betekent dan dus dat de interventiegroep 1 × 10% = 10% kans heeft om binnen twee maanden vijf kilo af te vallen. Bij een RR van 1,0 hebben beide groepen evenveel kans op de outcome, er is geen verschil.
• RR = 0,8 betekent dan dat de interventiegroep 0,8 × 10% = 8% kans heeft om de outcome te bereiken.
Retrospectief onderzoek
Onderzoek waarbij ‘terug in de tijd’ gekeken wordt, teneinde de aanwezigheid van bepaalde expositiefactoren bij de onderzoeksdeelnemers in het verleden te meten. Dit in tegenstelling tot prospectief onderzoek, waarbij de onderzoeksdeelnemers ‘met de tijd mee’ worden gevolgd en gemeten.
Risicofactor
Factor die, als het gezondheidsprobleem nog niet aanwezig is, het risico op het ontstaan van dat gezondheidsprobleem vergroot.
Risicoverschil (Risk Difference)
Het verschil in risico op een bepaalde outcome tussen de interventie- en de controlegroep, te berekenen door de risico’s van elkaar af te trekken. Dus als de interventiegroep 18% kans op decubitus heeft en de controlegroep 24%, is het risicoverschil 24% - 18% = 6%. Door de interventie wordt bij 6% van de patiënten decubitus voorkomen.
Selection bias (in een RCT of cohort- of patiëntcontroleonderzoek)
Vertekening van de onderzoeksresultaten veroorzaakt door systematische fouten bij het selecteren van onderzoeksdeelnemers.
Validiteit
Afwezigheid van systematische fouten. Bijvoorbeeld de validiteit van een meetinstrument: een meetinstrument is valide als het werkelijk meet wat het beoogt te meten (Scholten e.a. 2014, p. 206).
Variabele
Iets wat in waarde kan variëren. Zo kan kleur in waarde variëren (blauw, groen, rood), temperatuur (-5 °C, 12 °C, 24 °C) en geslacht (vrouw, man).
Werkingsmechanisme
Manier waarop de interventie (of de etiologische of prognostische factor) bij de patiënt de gewenste verandering tot stand brengt. Zo werken veel medicijnen in op chemische processen in het lichaam, en veel psychologische interventies op psychische processen. Het werkingsmechanisme verklaart op welk fysiologisch, psychologisch of ander proces de interventie ingrijpt en veranderingen aanbrengt, en hoe die fysiologische of psychologische veranderingen bijdragen aan het gewenste effect van de interventie.
Metagegevens
Titel
8 Wat is de oorzaak: hoe kan ik artikelen over etiologische factoren kritisch beoordelen?
Auteurs
Jos Dobber
Prof. dr. Martin Offringa
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1200-9_8