Skip to main content
Top

2010 | OriginalPaper | Hoofdstuk

7 Psychologische interventies bij constitutioneel eczeem

Auteur : Jan P.C. Jaspers

Gepubliceerd in: Psychosociale zorg bij chronische ziekten

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Constitioneel eczeem is een veel voorkomende huidziekte met een grote ziektelast voor de patiënt en zijn gezin. Deze chronische ontstekingsreactie van de huid begint meestal in de vroege jeugd. De prevalentie is hoog, in het bijzonder bij kinderen, en neemt toe in de westerse landen.
De behandeling bestond tot voor kort hoofdzakelijk uit hormoonzalven (corticosteroïden), maar nu worden ook topicale immuunmodelatoren met succes als lokale zalftherapie toegepast. De impact van de ziekte op de kwaliteit van leven is lang onderschat. Problemen in het omgaan met de zichtbaar geschonden huid, de jeuk en het krabben komen veel voor. Het chronische karakter van de onvoorspelbaar verlopende aandoening en de impact op het dagelijkse leven dragen bij aan de ervaren stress van mensen met eczeem.
Psychologische interventies voor constitutioneel eczeem variëren van educatie, ontspanningstraining, habit reversal-training en stressmanagement tot cognitieve gedragstherapie. Wetenschappelijke evidentie voor de effectiviteit van psychologische interventies is schaars. De methodologische kwaliteit van het gepubliceerde onderzoek is over het algemeen gering. Niettemin wijst een meta-analyse van het onderzoek uit dat psychologische interventies de ernst van het eczeem en de intensiteit van de jeuk en het krabben verminderen. Bovendien wijzen recente, methodologisch gezonde studies op een positief effect op kwaliteit van leven van gestructureerde groepsprogramma’s.
Metagegevens
Titel
7 Psychologische interventies bij constitutioneel eczeem
Auteur
Jan P.C. Jaspers
Copyright
2010
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-8231-6_7