Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

7 Gelijkwaardige relatie

Auteurs : Angèle Jonker, Wilma Spijkers, Betty van Wijngaarden

Gepubliceerd in: Kleinschalig zorgen

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

  • Een gelijkwaardige relatie tussen verzorgende en bewoner zorgt ervoor dat een verzorgende grenzen kan stellen aan ongewenst gedrag van een bewoner. En dat ze tegelijkertijd invoelt dat het gedrag van de bewoner komt door bijvoorbeeld angst en verwarring (zie Inleiding).
  • Professioneel gedrag houdt in, dat (zie Inleiding):
    • ○ de verzorgende weet dat het gedrag van een bewoner niet persoonlijk bedoeld is;
    • ○ de verzorgende kan met haar eigen emoties, zoals angst en boosheid, omgaan.
  • Persoonlijke opvattingen (bijvoorbeeld over omgangsvormen, of over ouderen en seksualiteit) kunnen een gelijkwaardige relatie in de weg staan. Onze opvattingen bepalen hoe we omgaan met de dagelijkse zorg, zoals eten en drinken, en de sfeer die we willen creëren in de huiskamer (zie Inleiding).
  • De grondhouding van een gelijkwaardige relatie zit in de uitspraak: ‘Ik werk waar u woont’. Op basis van deze grondhouding kunnen we met bewoners, familie en medewerkers afspreken hoe we met elkaar omgaan (zie paragraaf 7.1).
  • In kleinschalige zorg spelen familie en mantelzorgers een grote rol. Zij zijn altijd welkom want ze horen bij de bewoner (zie paragraaf 7.2).
  • Gezamenlijk bepalen zij mede de dagelijkse gang van zaken in de woongroep. Daarom is het belangrijk dat we regelmatig contact met hen hebben en hen betrekken (zie paragraaf 7.2).
  • Regelmatig huiskamerberaad houden in de woongroep is een manier om familie en mantelzorgers betrokken te houden. Huiskamerberaad kan gaan over wat we doen, hoe we het doen, en over de sfeer: hoe wonen we samen (zie paragraaf 7.2).
  • Het is belangrijk dat verzorgenden tijdig met een bewoner en zijn familie bespreken wat zij belangrijk vinden in de allerlaatste levensfase. Hoe wil hij de laatste levensfase doorbrengen als duidelijk wordt dat hij niet lang meer te leven heeft? Hoe kunnen we familieleden daarbij betrekken (zie paragraaf 7.3)?
  • Voor verzorgenden is het belangrijk dat zij goed kunnen communiceren met familieleden, vrijwilligers, behandelaren en therapeuten, maar ook in overleg met teamleden (zie paragraaf 7.4).
  • Door goede communicatie is het mogelijk om steeds van elkaar te leren. En om een professionele, gelijkwaardige zorgrelatie met bewoners en hun familie te onderhouden (zie paragraaf 7.4).
  • Door open vragen te stellen geven we de ander de gelegenheid om ons te informeren (zie paragraaf 7.4).
  • Open vragen beginnen met: ‘wat’, ‘wie’, ‘waar’, ‘wanneer’, ‘waardoor’, en ‘hoe’ (zie paragraaf 7.4).
  • Als familie moppert of klaagt, vraag dan door (zie paragraaf 7.4):
    • ○ naar feiten;
    • ○ naar beleving en gevoelens;
    • ○ of de ander een oplossing weet.
  • Contacten met mensen met dementie vereisen speciale communicatieve vaardigheden. Het is belangrijk om veel te oefenen met gesprekstechnieken. De belangrijkste gesprekstechnieken zijn (zie paragraaf 7.4):
    • ○ gevoelens benoemen;
    • ○ korte zinnen gebruiken en herhalen;
    • ○ samenvatten;
    • ○ algemene opmerkingen maken;
    • ○ stapsgewijs woorden en feiten aanreiken;
    • ○ naar uitersten vragen;
    • ○ tegenspreken, grenzen aangeven;
    • ○ herinneringen gebruiken.
Metagegevens
Titel
7 Gelijkwaardige relatie
Auteurs
Angèle Jonker
Wilma Spijkers
Betty van Wijngaarden
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1568-0_7