2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk
11 Amnesieën
Auteur : Dr. Ben van Cranenburgh
Gepubliceerd in: Neuropsychologie
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
Er zijn verschillende vormen en indelingen van geheugen. Geheugen is daarom nooit ‘in zijn geheel’ gestoord.
-
Men onderscheidt:
-
het declaratieve geheugen: expliciete bewuste belevenissen (episodisch) en kennis (semantisch);
-
het procedurele geheugen: impliciete automatische processen, bijvoorbeeld conditionering, motorisch geheugen.
-
-
Volgens de klassieke opvattingen over geheugen wordt de informatie in drie tijdsfasen opgeslagen: het ultrakorte, het korte- en het lange-termijn geheugen.
-
Bij geheugenstoornissen (amnesie) is meestal vooral het declaratieve episodische en korte-termijn geheugen gestoord.
-
Behalve inprenting en opslag is ook het oproepen van belang. Hoe dat in zijn werk gaat, is nog een groot raadsel.
-
Bij retrograde amnesie na een hersentrauma blijkt vooral het oproepen van informatie over de periode voor het ongeval geblokkeerd.
-
Anterograde amnesie bestaat voor de periode ná het ongeval; hierbij is vooral de inprenting bemoeilijkt of onmogelijk.
-
Verlies van geheugen heeft dramatische gevolgen: de patiënt verliest zijn greep op de loop der gebeurtenissen.
-
Amnesie betekent niet dat de patiënt niets kan leren. Hij vergeet bijvoorbeeld wat er gisteren geoefend is (declaratief geheugen), maar blijkt de geoefende transfer wél te beheersen (procedureel geheugen).
-
Bij iedere geheugenstoornis is het van belang om na te gaan welke vormen van geheugen niet functioneren en welke nog wel functioneren.