Samenvatting
Een zuigeling wordt geboren met een hoogwaardig centraal zenuwstelsel, waarmee het in staat is zich aan te passen aan de verschillende milieu's waarin het terecht kan komen. Dit in tegenstelling tot een zoogdierjong, dat zich slechts binnen één milieu kan handhaven. Opvallend is echter dat het zoogdierjong met zijn relatief primitieve brein direct na de geboorte veel beter in staat is zich te handhaven en al volledig in gedrag, motoriek en uiterlijk op zijn volwassen soortgenoten lijkt, terwijl de mensenzuigeling zelfstandig niet in staat is te overleven en wat betreft lichaamsproporties en motoriek totaal niet lijkt op een volwassene. In feite kan men bij zuigelingen spreken van een fysiologische vroeggeboorte (Portmann); de symbiotische intra-uteriene relatie dient extrauterien te worden voortgezet. Een zuigeling heeft als het ware bij de geboorte een flinke achterstand ten opzichte van het zoogdierjong in ontwikkeling.