Samenvatting
Screening op kanker wint aan populariteit: eerst was er die op baarmoederhalskanker, vervolgens op borstkanker en nu zitten bevolkingsonderzoeken op colon– en prostaatcarcinoom in de wetenschappelijke wachtkamer. Het antwoord op de vraag lijkt in theorie eenvoudig: weeg kosten en baten tegen elkaar af. Bij de beantwoording van die vraag rijzen drie kwesties. Allereerst een praktische vraag: beschikken we wel over voldoende gegevens om die afweging te maken? De volgende is methodologisch: zijn we wel in staat om een eventueel effect van kankerscreening met behulp van gerandomiseerde onderzoeken aan te tonen (1)? En wat nemen we daarbij als eindmaat? De specifieke of de algemene sterfte? Tenslotte is er juist bij prostaatcarcinoom nog een principiële vraag: is er wel voldoende ethische fundering om een onderzoek naar het effect van kankerscreening te mogen uitvoeren?