De vergrijzing van de bevolking vraagt specifieke behandelmethodes. Wat het gebit aangaat: in Nederland krijgt de oudere patiënt vaak een ‘klikgebit’ aangemeten, omdat dit tot nu toe uit de basisverzekering werd vergoed. In Duitsland kiest men echter steeds vaker voor de ‘good old’ telescoopprothese, een keuze die mede bepaald wordt door de ‘heathy ageing’ benadering.
Vergeethoek
De telescoopkroon is in Nederland in de vergeethoek terechtgekomen. De nieuwe lichting tandartsen en tandtechnici ontberen (vooralsnog) kennis over deze prothetische voorziening, die vroeger echter ook in Nederland werd toegepast. In Duitsland maakt de behandelmethode nog steeds deel uit van de opleiding tot tandarts. Onlangs gaf professor Peter Pospiech een interessante Masterclass over dit onderwerp voor leden van de NVvRT.
Wat is een telescoopkroon?
De telescoopprothese bestaat uit twee delen, de primaire kroon die op natuurlijk element of implantaat wordt bevestigd en een secundaire kroon, die daaroverheen wordt geplaatst. Qua materiaal kan gekozen worden voor keramiek, kunststof en/of slijtvast metaal, vroeger veelal goudlegeringen, nu veelal chroom-kobalt. Ook PEEK (polyether ketone) zal mogelijk in de toekomst gebruikt kunnen worden. De primaire kroon is van NEM (niet- edelmetaal) of zirkoonoxide met een zo glad mogelijk oppervlak De secundaire kroon wordt gegalvaniseerd en verlijmd in het infraframe van NEM. Deze constructie zorgt voor een starre verbinding tussen primaire en secundaire kroon, waardoor er weinig frictiekrachten op de kronen worden uitgeoefend. Qua soort kroon kan gekozen worden uit parallel, conisch en resiliënt, of voor een combinatie van gefreesde kronen en een overkappingsframe. Zelfs een combinatie van implantaat- en natuurlijke pijler is mogelijk.
In de nabije toekomst zal de secundaire kroon en het frame compleet digitaal vervaardigd kunnen worden. Dat betekent dat er efficiënter en dus kostenbesparend gewerkt kan worden.
Indicaties
Een telescoopconstructie is toepasbaar bij patiënten die liefst een vaste voorziening zouden willen, maar bij wie dit niet meer mogelijk is, omdat er te weinig pijlerlementen zijn, of de pijlerelementen ongunstig gepositioneerd zijn (denk aan schisispatiënten). Maar bijvoorbeeld ook bij patiënten bij wie implantaten gecontra-indiceerd zijn (bijvoorbeeld bij gebruikers van bisfosfonaten) en voor patiënten die hun eigen dentitie zoveel mogelijk willen behouden, kan een telescoopconstructie mogelijk uitkomst bieden.
De tandarts kan ook voor deze methode kiezen wanneer voor behoud van de restdentitie het plaatsen van kronen noodzakelijk is, of indien bij oud kroon-en brugwerk pijlers verloren gegaan zijn. Ook de leeftijd en het esthetische aspect spelen een rol.
En last but not least: vooral patiënten die kiezen voor kwaliteit van leven, bij wie met minimale belasting de kauwfunctie hersteld wordt, kunnen hun voordeel doen met een telescoopprothese.
Contra-indicaties
Zoals te verwachten geven parodontitis , een slechte mondhygiëne, sociaal-economische factoren en endodontisch behandelde elementen geen goede prognose. Ook een slechte kroon/wortelverhouding of geroteerde en/of geknipte elementen zijn contra-geïndiceerd.
Voor- en nadelen
Indien, met de eigen pijlerelementen, het parodontium behouden blijft, hebben patiënten, ondanks een uitneembare prothese, toch het gevoel met eigen tanden en kiezen te kauwen. Ook zijn eventuele ontstekingen van het parodontium bij de telescoopkroon beter te behandelen dan ontstekingen rond implantaten.
De behandeling is echter wel maximaal invasief, omdat er een konische kroon gemaakt moet worden, zodat het element volledig omslepen moet worden.
Door overkapping van de elementen zal minder snel cariës optreden en is reiniging makkelijker. Eigen tanden blijven langer behouden, waardoor zal ook acceptatie en adaptatie van de kroon beter verlopen. De patiënt hoeft dus niet eerst door een edentate fase te gaan, omdat niet gewacht hoeft te worden op osseointegratie.
Dit is wat de term ‘healthy ageing’ behelst: de ‘quality of life’ wordt hooggehouden en de kosten zijn relatief laag. Er moeten weliswaar twee kronen vervaardigd worden en de telescoopprothese vereist behalve specialistisch kennis ook speciale apparatuur, maar dat weegt niet op tegen de ‘cost effectiveness’ in vergelijking met een klikgebit op implantaten.
Volgens recent onderzoek varieert de gemiddelde levensduur van een dergelijke prothese van 22,3 jaar in de bovenkaak tot 20,9 jaar in de onderkaak.
Conclusie
Telescoopprothetiek is een technisch gecompliceerd concept, dat door de vorderingen op digitaal gebied weleens de toekomst zou kunnen hebben. De wisselwerking tussen patiënt (acceptatie), tandarts (begeleiding) en tandtechnicus (speciale techniek) is hierbij van groot belang. Het opnieuw uitgevonden wiel kan vanuit het ‘healthy ageing’ principe beschouwd in ieder geval voor veel oudere patiënten een uitkomst betekenen.
Bron: TP TandartsPraktijk ‘Healthy ageing’, Phillip van Rijn, Eric Meisberger, Dr. Hans van Pelt, maart 2017