2010 | OriginalPaper | Hoofdstuk
11 Slokdarmcarcinoom
Auteurs : Dr. B.P.L. Wijnhoven, dr. A. van der Gaast, drs. C.M. van Rij, prof. dr. J.J.B. van Lanschot
Gepubliceerd in: Het oncologie formularium
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
De jaarlijkse incidentie van het slokdarmcarcinoom in Nederland neemt toe en wordt veroorzaakt door een sterke toename van het aantal adenocarcinomen uitgaande van het onderste deel van de slokdarm en de overgang van de slokdarm naar de maag.
-
Risicofactoren voor een plaveiselcelcarcinoom zijn roken en alcohol; voor het adenocarcinoom zijn dit gastro-oesofageale reflux en obesitas.
-
Klachten van gestoorde voedselpassage (= dysfagie) is een alarmsymptoom: nader (endoscopisch) onderzoek dient te worden verricht om slokdarmkanker uit te sluiten.
-
Het stadium van de ziekte wordt bepaald door middel van endosonografie van de slokdarm, CT-scan en echo hals.
-
Hooggradige dysplasie of een tot de mucosa beperkt carcinoom kan meestal endoscopisch worden behandeld.
-
Voor invasieve carcinomen is de gouden standaard een slokdarmresectie en reconstructie middels een buismaag.
-
Veelal wordt een in opzet curatieve operatie voorafgegaan door chemoradiotherapie of chemotherapie om de kans op langetermijnoverleving te vergroten.
-
Definitieve chemoradiotherapie is de (in opzet curatieve) voorkeursbehandeling voor tumoren uitgaande van de cervicale slokdarm en voor patiënten die geen operatie kunnen ondergaan.
-
Palliatieve maatregelen zijn gericht op het verbeteren van de voedselpassage door middel van een endoscopisch geplaatste stent of brachytherapie.
-
Palliatieve chemotherapie kan worden overwogen bij gemetastaseerde ziekte bij patiënten in een nog redelijke conditie.