2010 | OriginalPaper | Hoofdstuk
Psycho-actieve middelen
Auteurs : Drs. H.A. de Haan, Prof. dr. C.A.J. de Jong
Gepubliceerd in: Diagnose en therapie 2010
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
In de praktijk worden de begrippen abusus, misbruik, pathologisch gebruik, afhankelijkheid en verslaving vaak op een verwarrende manier door elkaar gebruikt. Van verslaving wordt gesproken als er sprake is van afhankelijkheid in termen van de DSM-IV (TR) in combinatie met craving (zucht) naar het middel. In dat geval treft men vaak een chronische aandoening met exacerbaties en remissies aan. De huidige classificatiesystemen, de ICD- 10 en DSM-IV (TR), beschrijven een aantal gedragskenmerken, die significante beperkingen of lijden veroorzaken en waarbij aan een minimumaantal kenmerken moet worden voldaan om voor een diagnose in aanmerking te komen. In de Nederlandse GGZ en verslavingszorg, wordt het meest van de DSM-IV gebruikgemaakt. Daarom worden in kader 32.1 en 32.2 de officiële DSM-IV-criteria voor misbruik en afhankelijkheidgenoemd en zal zo veel mogelijk deze terminologie gehanteerd worden. Nadelen van beide huidige systemen zijn dat er onvoldoende aandacht wordt besteed aan de verschillen in ernst, onderliggende pathofysiologie, de psychopathologie en de vaak aanwezige comorbiditeit. Zowel de classificatie volgens de ICD- 10 als die volgens DSM-IV vermeldt de verschillende stoffen die verantwoordelijk zijn voor de stoornissen die kunnen optreden op de diverse gebieden van psyche en gedrag. Verder wordt onderscheid gemaakt tussen intoxicatietoestand, onthoudingssyndroom (al dan niet gecompliceerd met insulten en/of delirium), afhankelijkheid, misbruik (of pathologisch gebruik) en specifieke psychopathologie die door de betreffende psychoactieve stof teweeggebracht kan worden. In tabel 32.1 wordt hiervan een overzicht uit de DSM-IV gegeven.