01-08-2007 | Artikelen
Pre- en postoperatieve pijnbestrijding bij kinderen: onder controle? Resultaten van een patiënt/ouder-tevredenheidsenquête
Gepubliceerd in: Tijdschrift voor Kindergeneeskunde | Uitgave 4/2007
Log in om toegang te krijgenSamenvatting
Doel: Het opsporen van mogelijke knel- en verbeterpunten in de praktische uitvoering van het pre- en postoperatieve pijnbeleid op een kinderafdeling in een algemeen ziekenhuis.
Opzet: Beschrijvend.
Methode: In de periode 2003-2005 werd gedurende 20 maanden aan ouders van kinderen bij ontslag verzocht een schriftelijke enquête met een tiental vragen over de tijdigheid en kwaliteit van de pijnbestrijding in te vullen.
Resultaten: Van 115 uitgedeelde enquêtes werden 103 evalueerbare enquêtes geretourneerd (respons 92%). De gemiddelde leeftijd van de kinderen bedroeg 9,9 jaar (54 jongens en 49 meisjes). De indicaties voor pijnbestrijding waren acute buik (45%), fracturen (14%), electieve orthopedische ingrepen (23%) en overige (18%). 77% betrof spoedopnames. De pijnmedicatie werd door 88% (95% betrouwbaarheidsinterval (bi) 82-95%) als voldoende werkzaam gewaardeerd. Er waren geen significante verschillen wat betreft leeftijdsgroepen, geslacht, aard van de aandoening en aard van de opname (electief versus spoed). Postoperatief werd door 43% (95%-bi 33-53%) geklaagd over pijn vóór begin van de pijnbestrijding op de afdeling. 30% (95%-bi 21-39%) van alle respondenten vond dat de pijnstilling eerder, namelijk al op de seh, gegeven had moeten worden. De duur van de pijnstilling werd door 91% (95%-bi 86-100%) als adequaat beoordeeld.
Conclusie: Het pijnbeleid was in de perceptie van ouders/kinderen doeltreffend vanaf het moment dat de pijnbestrijding was gestart. Knelpunten en mogelijkheden tot verbetering doen zich echter voor daar waar de keten van de pijnbestrijding te laat wordt geïnitieerd, bijvoorbeeld op de SEH ‘in afwachting van een diagnose’, of waar de keten wordt onderbroken.