01-02-2008 | Artikel
Opvattingen van artsen en verpleegkundigen over de preventie, diagnose en behandeling van delirium
Auteurs:
L. Verstraete, E. Joosten, Prof. dr. K. Milisen
Gepubliceerd in:
Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie
|
Uitgave 1/2008
Log in om toegang te krijgen
Samenvatting
Deze survey wil zicht krijgen op de opvattingen van ziekenhuisartsen en verpleegkundigen over de preventie, diagnose en behandeling van delirium. Vragenlijsten werden verspreid aan 2256 verpleegkundigen en 982 artsen werkzaam binnen de Universitaire Ziekenhuizen van Leuven (UZ Leuven). De respons bedroeg 26% met een totaal van 819 bruikbare vragenlijsten (600 verpleegkundigen; 219 artsen). 72% van alle respondenten oordeelde dat delirium geen tot een minimaal probleem was op hun afdeling. Toch vond meer dan de helft van de medewerkers op de afdeling palliatieve zorg (87%, n=15), traumatologie (67%, n=18), cardio-thoracale chirurgie (58%, n=20), intensieve zorg (55%, n=120) en geriatrie (55%, n=42) het een ernstig probleem. Delirium werd beschouwd als een ondergediagnosticeerd (85%), te voorkomen syndroom (75%). Risicopatiënten werden echter zelden (34%) tot nooit (52%) gescreend op delirium. Gebeurde dit toch (48%), dan gebruikte slechts 4% een specifiek gevalideerd meetinstrument.
97% van alle respondenten vond dat delirium een actieve en onmiddellijke interventie van de verpleegkundige en de zaalarts vereiste. Bij een delirium gebruikte 82% van de artsen haldol®, in het geval van een delirium tengevolge van alcohol of benzodiazepine onttrekking prefereerde 69% tranxène®. Het gebruik van fysieke fixatie bij onrustige, geagiteerde patiënten was belangrijk voor een groter aandeel verpleegkundigen (49%) dan artsen (28%).
Conclusie: de ernst van het probleem wordt vaak onderschat. Hoewel de behandeling meestal correct wordt ingesteld, moet verder geïnvesteerd worden in de preventie en de vroegtijdige detectie van delirium.