2009 | OriginalPaper | Hoofdstuk
NHG-Standaard Diepe veneuze trombose
Auteurs : R Oudega, H Van Weert, H E J H Stoffers, P P E Sival, R I Schure, J Delemarre, W H Eizenga
Gepubliceerd in: NHG-Standaarden 2009
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
De huisarts kan zelf een diepe veneuze trombose (DVT) bij een deel van de patiënten uitsluiten door gebruik te maken van een eerstelijnsbeslisregel. Deze beslisregel berust op gegevens uit de anamnese en van het lichamelijk onderzoek, aangevuld met de uitslag van een D-dimeerbepaling.
Om DVT aan te tonen is echografisch onderzoek noodzakelijk.
De behandeling van DVT kan in de eerste lijn gebeuren, tenzij daarvoor contra-indicaties bestaan.
De initiële behandeling bestaat uit laagmoleculairgewichtheparine (LMWH) in combinatie met een cumarinederivaat. Tevens wordt het been gezwachteld om het oedeem te bestrijden. Immobilisatie is niet nodig.
De vervolgbehandeling ter preventie van recidieven vindt plaats met een cumarinederivaat. De duur van deze behandeling is afhankelijk van het risicoprofiel van de patiënt. Ter preventie van het posttrombotisch syndroom wordt een therapeutisch elastische kous aangemeten. De kous wordt in het algemeen twee jaar gedragen.