Samenvatting
In Nederland wordt momenteel jaarlijks bij ongeveer 11.000 mensen de diagnose longkanker gesteld. Zeker 4 van de 5 patiënten hebben gerookt, of waren via de omgeving passief blootgesteld aan tabaksrook. De klachten zijn vaak aspecifiek en ontstaan laat in het beloop, reden waarom bij een groot deel van de patiënten de ziekte wordt gediagnostiseerd in een niet-curabel stadium. Het kleincellig en niet-kleincellig longcarcinoom worden verschillend behandeld, waarbij de basis van behandeling bij het kleincellig carcinoom wordt gevormd door chemotherapie in combinatie met bestraling. De vroege stadia niet-kleincellig carcinoom worden met een curatieve intentie behandeld met chirurgie of bestraling, eventueel aangevuld met chemotherapie. Het gemetastaseerd niet-kleincellig carcinoom wordt palliatief behandeld met een systeembehandeling met conventionele chemotherapie of orale tyrosinekinaseremmers (TKI’s). Het middel van keus wordt bepaald door de aan- of afwezigheid van mutaties in de tumor.