Skip to main content
Top
Gepubliceerd in: Huisarts en wetenschap 7/2002

01-07-2002 | LINH-cijfers

Snotteren en snuffenallergie hooikoorts LINH

Auteur: Lea Jabaaij

Gepubliceerd in: Huisarts en wetenschap | Uitgave 7/2002

Log in om toegang te krijgen
share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

De huisarts schreef in 2000 aan 2,4% van zijn patiënten een middel voor tegen allergische rhinitis (ICPC-code R97) of allergische conjunctivitis (F71). Dit percentage is laag in vergelijking met de in de literatuur vermelde prevalenties van deze klachten van 5 tot 20%. Het meest voorgeschreven middel was levocabastine, gevolgd door cetirizine (tabel). Ruim de helft van de middelen behoorde tot de antihistaminica (57%), een derde tot de corticosteroïden (32%) en de overige 11% tot de cromoglicinezuren. De meeste middelen waren bestemd voor nasale (41%) of systemische toediening (39%); 20% was een oogmiddel.
Metagegevens
Titel
Snotteren en snuffenallergie hooikoorts LINH
Auteur
Lea Jabaaij
Publicatiedatum
01-07-2002
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Gepubliceerd in
Huisarts en wetenschap / Uitgave 7/2002
Print ISSN: 0018-7070
Elektronisch ISSN: 1876-5912
DOI
https://doi.org/10.1007/BF03082944

Andere artikelen Uitgave 7/2002

Huisarts en wetenschap 7/2002 Naar de uitgave