Skip to main content
Top

2004 | OriginalPaper | Hoofdstuk

22 Oogbewegingen

Auteurs : E. Ch. Wolters, H. J. Groenewegen

Gepubliceerd in: Neurologie

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

De wereld om ons heen nemen wij waar met behulp van onze twee ogen, maar toch zien we die wereld als één geheel. We kunnen onze blik zeer snel van het ene naar het andere voorwerp in de omgeving laten gaan, zonder dat de eenheid van het beeld wordt verstoord. Bovendien bewegen wij ons voortdurend ten opzichte van de omgeving of andersom, terwijl onze blik nauwkeurig gefixeerd kan blijven op een bepaald voorwerp of op een deel van de omgeving. Belangrijk is dat de bewegingen van beide ogen uiterst nauwkeurig op elkaar zijn afgestemd: een essentiële voorwaarde is dat het deel van het gezichtsveld waarop we fixeren, in beide ogen op de fovea van de retina wordt afgebeeld. De meeste oogbewegingen die we maken zijn dan ook geconjugeerd: de assen van de twee ogen lopen (vrijwel) evenwijdig en de ogen bewegen met (vrijwel) gelijke snelheid in dezelfde richting. Bij het verplaatsen van de blik naar voorwerpen op verschillende afstanden zullen de oogassen niet steeds parallel blijven maar convergeren (van ver naar dichtbij) of divergeren (van dichtbij naar verder weg). De ogen bewegen dan ‘spiegelbeeldig’, maar bewegen wel steeds met dezelfde snelheid; dit noemen we gedisconjugeerde vergentiebewegingen (zie hieronder). Door het kleine verschil in de hoek waaronder beide ogen voorwerpen ‘zien’, zijn de afbeeldingen op de twee retinae iets verschillend van elkaar; dit is de basis voor stereoscopisch of dieptezien.
Literatuur
go back to reference Bradley WG, Daroff RB, Fenichel GM, Marsden CD. Neurology in clinical practice. 3rd ed. Boston: Butterworth & Heinemann; 2000. Hoofdstuk 16, 17, 40. Bradley WG, Daroff RB, Fenichel GM, Marsden CD. Neurology in clinical practice. 3rd ed. Boston: Butterworth & Heinemann; 2000. Hoofdstuk 16, 17, 40.
go back to reference Haines DE. Fundamental neuroscience. New York: Churchill Livingstone; 1997. Hoofdstuk 27. Haines DE. Fundamental neuroscience. New York: Churchill Livingstone; 1997. Hoofdstuk 27.
go back to reference Patten J. Neurological differential diagnosis. 2nd ed. London: Springer Verlag; 1996. Hoofdstuk 7. Patten J. Neurological differential diagnosis. 2nd ed. London: Springer Verlag; 1996. Hoofdstuk 7.
Metagegevens
Titel
22 Oogbewegingen
Auteurs
E. Ch. Wolters
H. J. Groenewegen
Copyright
2004
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-6364-3_22