Samenvatting
De psychiater luistert en maakt af en toe wat aantekeningen. Dan richt hij het woord tot mevrouw Martens. Zij schrikt hiervan, eigenlijk was ze er met haar gedachten al niet meer zo bij. Ze schrikt nog meer als de dokter haar op de man af vraagt of ze wel eens aan zelfdoding denkt. Een beetje afwerend haalt ze de schouders op, maar de dokter herhaalt zijn vraag. Aarzelend biecht ze op dat ze inderdaad een voorraadje pillen heeft gespaard. De dokter knikt haar bemoedigend toe en vraagt naar de hoeveelheid en naar het soort pillen. Mede door zijn houding begint mevrouw Martens te vertellen over de periode die achter haar ligt. Over de troosteloze winterperiode waarin de dagen kort en de nachten oneindig lang leken. Over haar uitputting en het iedere dag opnieuw moeten vechten om op te staan. Over haar gevoel iedereen tot last te zijn en geen zinvolle besteding meer te hebben in het leven. Ergens in die winter was het idee geboren dat de dood een bevrijding zou kunnen zijn. De gedachte aan het verdriet dat ze haar kinderen en kleinkinderen met haar daad aan zou doen weerhield haar er tot nu toe van. Toch was ze begonnen met het sparen van slaappillen die ze van de huisarts had gekregen in verband met haar slechte nachtrust. Eigenlijk ging dat heel gemakkelijk. De huisarts schreef op verzoek een herhalingsrecept voor haar uit, zonder dat ze op het spreekuur hoefde te komen.