Samenvatting
Afgelopen jaren zijn er veel epidemiologische onderzoeken verschenen waaruit blijkt dat nierfunctie geassocieerd is met prognose, vooral wat betreft het optreden van cardiovasculaire gebeurtenissen (1). Dit heeft er toe geleid dat in 2002 richtlijnen zijn opgesteld, waarin een classificatie werd voorgesteld naar de mate van nierschade (tabel 1). Deze richtlijnen zijn breed geaccepteerd. Van belang is dat voor de stadia 1 en 2 behalve de nierfunctie ook additionele tekenen van eGFR vereist, bijvoorbeeld de aanwezigheid van erytrocyturie of micro- dan wel macroalbuminurie (een urine albumineverlies van 30-300 mg/dag, respectievelijk > 300 mg/dag). Voor stadium 3 moet de eGFR tussen de 30 en 60 ml/minuut zijn. De aanwezigheid van additionele tekenen van nierschade is niet vereist. Stadium 3 nierfalen komt voor in ongeveer 5% in de Nederlandse bevolking.