Samenvatting
Bij luchtwegvernauwing ontmoet de luchtstroom door de geleidende luchtwegen in de longen een grotere weerstand. Wanneer de vernauwing zich intrathoracaal bevindt, manifesteert deze weerstand zich vooral tijdens de expiratie. Dit kan gemeten worden door de werkelijke luchtwegweerstand te bepalen, maar het kan ook eenvoudiger, met behulp van spirometrie. We zien dan dat het volume dat bij een geforceerde expiratie in één seconde kan worden uitgeblazen (FEV1) verlaagd is. Soms is dat (deels) reversibel met een luchtwegverwijder. Er is bij luchtwegobstructie dus sprake van een gestoorde longfunctie. De toegenomen weerstand wordt door de patiënt veelal opgemerkt als ‘kortademigheid’ samen met klachten van ‘piepen op de borst’.