Skip to main content
Top
Gepubliceerd in:
Omslag van het boek

2002 | OriginalPaper | Hoofdstuk

5. Hoe wordt lichttherapie toegepast?

Auteur : Ybe Meesters

Gepubliceerd in: Leven met een winterdepressie

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
insite
ZOEKEN

Abstract

Lichttherapie en winterdepressie worden vaak in één adem genoemd. En dat is niet zo verwonderlijk. Sinds in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw de eerste successen van de behandeling met kunstlicht zijn beschreven, is zowel de toepassing als de apparatuur verbeterd. Tevens is er meer kennis opgedaan over winterdepressie. De eerstaangewezen behandeling voor winterdepressie is lichttherapie. In dit hoofdstuk komt deze therapie uitgebreid aan de orde. Daarnaast bestaan er nog enkele andere behandelmogelijkheden. Daarover zal in het kort iets worden gezegd in het volgende hoofdstuk.
Lichttherapie en winterdepressie worden vaak in één adem genoemd. En dat is niet zo verwonderlijk. Sinds in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw de eerste successen van de behandeling met kunstlicht zijn beschreven, is zowel de toepassing als de apparatuur verbeterd. Tevens is er meer kennis opgedaan over winterdepressie. De eerstaangewezen behandeling voor winterdepressie is lichttherapie. In dit hoofdstuk komt deze therapie uitgebreid aan de orde. Daarnaast bestaan er nog enkele andere behandelmogelijkheden. Daarover zal in het kort iets worden gezegd in het volgende hoofdstuk.

Lichttherapie: blootstelling aan intensief kunstlicht

Vaste apparaten

Lichttherapie wordt doorgaans gegeven door mensen bloot te stellen aan intensief kunstlicht. Dat licht is afkomstig van apparaten die gewoonlijk fluorescerende gasontladingsbuizen bevatten (‘TL-buizen’). Ze zijn aan de wand bevestigd of in een vaste opstelling op een tafel geplaatst. Aanvankelijk bedroeg de lichtintensiteit 2000–2500 lux en duurde een behandelsessie twee tot vier uur. De lichtintensiteit van 2500 lux werd gekozen omdat van een dergelijke intensiteit via onderzoek was gebleken dat blootstelling aan dat licht ervoor zorgde dat de melatonineproductie werd onderdrukt. Ruwweg is de lichtintensiteit van 2500 lux te vergelijken met de hoeveelheid licht die buiten kan worden waargenomen een kwartier na zonsopgang.
Later is men gaan zoeken naar een manier om het effect van lichttherapie te vergroten. Zo kwam men erachter dat, als de intensiteit van het licht wordt verhoogd, de tijdsduur van de blootstelling kan worden ingekort zonder dat het effect minder wordt. Sterker nog: op dit moment wordt blootstelling aan licht met een intensiteit van 10.000 lux gedurende 30–45 minuten als de krachtigste vorm van lichttherapie beschouwd.
Deze lichtintensiteit is grofweg te vergelijken met de intensiteit van het licht dat buiten ongeveer drie kwartier na zonsopgang kan worden waargenomen. Zo’n 50-80% van de mensen die een diagnose winterdepressie hebben gekregen raken hun klachten na een week lichttherapie kwijt. Daarbij is het van belang dat het licht op het netvlies van de ogen valt.
  • In 1987 werd in de Verenigde Staten bij een heel kleine groep proefpersonen een experiment uitgevoerd om te zien of het licht wel via de ogen moest worden opgevangen. Het effect van blootstelling aan kunstlicht van de huid, waarbij de ogen waren afgedekt, werd vergeleken met het effect van kunstlicht dat alleen op de ogen viel terwijl de rest van het lichaam bedekt was. Het bleek dat lichttoediening via de ogen een duidelijk groter stemmingverbeterend effect had dan via de huid. Sindsdien ging men ervan uit dat het nodig was het netvlies bloot te stellen aan het kunstlicht om een stemmingverbeterend effect te verkrijgen. Deze gedachte werd algemeen aanvaard zonder dat daar een houdbare conclusie uit gedegen onderzoek aan ten grondslag lag: het experiment had immers maar een zeer gering aantal proefpersonen omvat. De opvatting kwam in 1998 onder druk te staan. Een onderzoeksgroep in de Verenigde Staten vond toen namelijk dat het mogelijk was bij gezonde proefpersonen een verandering in de stand van de biologische klok te bewerkstelligen door het toedienen van intensief kunstlicht in de knieholte. Deze verandering was meetbaar via een verandering in het tijdstip dat de concentratie van het hormoon melatonine ging toenemen. De resultaten van dit onderzoek baarden nogal wat opzien. Vrijwel direct werd het experiment in een aantal varianten herhaald, maar het beschreven resultaat bleek niet opnieuw aantoonbaar. Al deze onderzoeken vonden plaats bij gezonde proefpersonen. Daarnaast werd een experiment opgezet en gepubliceerd in 2001, waarbij werd nagegaan of intensief kunstlicht dat werd aangeboden via de knieholte een stemmingverbeterend effect bij winterdepressiepatiënten te weeg kon brengen. Eén groep kreeg werkelijk licht in de knieholte via een soort ‘matjes’ die lichtgevende fiberdraadjes bevatten en licht met een intensiteit van ongeveer 13.000 lux uitstraalden, een andere groep kreeg geen licht in de knieholte. Wie wel of niet licht kreeg was zowel de patiënten als de onderzoekers onbekend. In alle gevallen werden de knieën voorzien van ‘matjes’ die met bekleding volledig werden afgedekt en stonden er waarneembare apparaten waar het licht al dan niet werd geproduceerd. Het was eigenlijk de eerste studie waarin een echte placebo-variant voor licht werd aangeboden.
  • Hoewel het onderzoek bijzonder fraai was opgezet waren de resultaten nogal onthutsend. Het stemmingverbeterende resultaat van blootstelling aan licht in de knieholte was even groot als het effect in de placebo-conditie. Ongeveer 40% van de deelnemers uit beide condities verbeterde. Lichttoediening via de huid van de knieholtes is dus geen goede behandelvorm. Voorlopig wordt dan ook weer gedacht dat de ogen toch echt betrokken moeten zijn bij het opvangen van het kunstlicht om een betere stemming te veroorzaken.
Omdat langdurige blootstelling aan het ultraviolette (UV-)deel van het lichtspectrum schadelijk kan zijn voor het netvlies, wordt dat deel van het lichtspectrum weggefilterd. In een Canadees onderzoek bleek overigens dat het stemmingverbeterende effect van kunstlicht wanneer extra UV-stralen waren toegediend vergeleken met het effect van blootstelling aan kunstlicht zonder UV-deel even groot was. Voor het behandeleffect is het dus ook niet nodig dat het aangeboden licht UV-stralen bevat.
Vaak wordt de vraag gesteld of een solarium of zonnebank niet hetzelfde resultaat kan bewerkstelligen als de lichtapparatuur die voor de behandeling van winterdepressies wordt gebruikt. Solaria, zonnebanken en gezichtsbruiners zijn apparaten die voornamelijk of uitsluitend ultraviolet licht uitstralen. Aangezien hiervoor al werd aangegeven dat het voor het therapeutische effect noodzakelijk is dat het licht op het netvlies valt zou dat betekenen dat een grote hoeveelheid UV-licht gedurende langere tijd op het gevoelige en kwetsbare netvlies zou vallen. Dat zal dan vrijwel zeker tot (mogelijk zelfs onherstelbare) oogklachten leiden. Het is niet voor niets dat de fabrikanten van dergelijke bruiningsapparatuur ‘oogdopjes’ bij hun producten leveren om tijdens het gebruik de ogen mee te bedekken. Als men de ogen sluit en geen oogdopjes draagt komt er nog steeds een deel van het licht op het netvlies. Conclusie: een zonnebank is absoluut geen alternatief voor de lichtapparatuur die voor de behandeling van winterdepressies wordt gebruikt.
Er zijn verschillende onderzoeken gedaan waarbij werd gekeken of blootstelling aan kunstlicht met bepaalde delen van het lichtspectrum tot betere behandelresultaten leidden dan blootstelling aan kunstlicht met andere delen van het lichtspectrum. Zo werd soms gevonden dat wit licht effectiever zou zijn dan rood en blauw licht, dat groen licht het beter zou doen dan rood licht en rood licht beter dan wit licht. Echt duidelijkheid bestaat daar nog niet over. Meestal wordt een variant van wit licht toegepast. Dit bevat alle delen van het lichtspectrum en komt het dichtst in de buurt van het lichtspectrum van het natuurlijke buitenlicht.
Jaap de Vries, wiens klachten in hoofdstuk 1 al werden beschreven, hoorde via een radio-interview over het verschijnsel winterdepressie en de behandelmogelijkheden. Dat bracht een enorme schok bij hem teweeg. Wat hij al die jaren aan klachten had ervaren had een naam gekregen. Hij had dus een echte ziekte en was niet gek. Hoe vreemd het ook mag klinken: hij voelde zich enorm opgelucht. Hij ging zich in het verschijnsel verdiepen en zocht hulp. Hij kreeg lichttherapie aangeboden en dat sloeg aan. Zijn wereld in de winter veranderde volledig. Hij beleefde het effect van lichttherapie als een wonder. Hij werd niet meer depressief en bleef actief. In tegenstelling tot voorgaande jaren nodigde hij mensen uit om bij hem de kerstdagen door te brengen. Helaas voor hem kon zijn vrouw deze verandering niet goed aan. Na een huwelijk van ruim 25 jaar was ze gewend aan zijn winterdepressies en had zich ermee verzoend en zich erop ingesteld. Jaaps energieke gedrag in de winter leidde tot botsingen. Uiteindelijk kwam het vrij snel tot een scheiding, waardoor de stemming van Jaap in de winter alsnog slecht werd. In de daaropvolgende winters, toen hij de echtscheiding beter geaccepteerd had en nog steeds lichttherapie kreeg, voelde hij zich uitstekend.

Timing

In principe kan licht op ieder moment van de dag worden toegediend, ’s ochtends, ’s middags of ’s avonds. Onderzoek heeft aangetoond dat alle momenten van de dag tot effectieve behandelresultaten kunnen leiden. Lange tijd heeft er in wetenschappelijke kringen verdeeldheid bestaan over de tijd van voorkeur. Enige verdeeldheid bestaat nog steeds.
Zoals in hoofdstuk 3 werd besproken is men het ook nog niet eens over de invloed van de biologische klok op het vóórkomen van winterdepressie. Als een verstoring van de biologische klok oorzaak zou zijn van het optreden van winterdepressie, is het belangrijk te weten of dat tot een vertraging of juist een versnelling van die klok heeft geleid. Bij een vertraging moet lichttherapie in de ochtend worden gegeven, om de biologische klok als het ware een zetje in de goede richting te geven. Bij een versnelling zou de biologische klok wat moeten worden afgeremd, en wel door licht in de avonduren te geven. Er wordt van uitgegaan dat de meeste mensen met een winterdepressie lijden aan een vertraagde werking van de klok, wat betekent dat men doorgaans licht in de ochtend zou moeten aanbieden. Nu is het maar de vraag of de biologische klok invloed heeft op de depressieve stemming. Er zijn sterke aanwijzingen dat dat niet het geval is. In de praktijk kan men deze discussie wat omzeilen door sowieso lichttherapie in de ochtend te geven. Er is in al het onderzoek nog niet aangetoond dat lichttoediening op een ander moment van de dag tot betere resultaten leidt. Als lichttherapie in de ochtend bij herhaling niet effectief blijkt te zijn, kan men nog een keer lichttoediening in de avond overwegen. Een nadeel van lichttherapie laat in de avond kan overigens wel zijn dat er inslaapklachten kunnen ontstaan door het energieopwekkende effect van licht. De patiënt wordt dan te energiek om meteen daarna de slaap te kunnen vatten.
Edwin, het vijfjarige jongetje dat in hoofdstuk 2 al werd genoemd, kreeg gedurende vijf dagen in sessies van dertig minuten lichttherapie aangeboden in de ochtend. Na een week therapie kreeg hij zijn energie terug, maakte grapjes en nam weer initiatieven. Zijn slaapbehoefte en slaapduur namen af en hij kon weer gemakkelijk opstaan. Hij was vóór de lichttherapie alleen met zeer veel moeite te wekken. Zijn ouders waren dan ook aangenaam verrast dat Edwin nu eerder wakker werd dan zijzelf en hen wekte omdat hij wilde spelen. Ook familie en vrienden meldden de ouders spontaan dat Edwin zo duidelijk in zijn gedrag was veranderd. De volgende winter traden zijn klachten opnieuw op, zo rond november. Opnieuw was hij moe en lusteloos. Hij ging toen beduidend meer eten: de twee boterhammen tussen de middag werden er vijf. Hij werd dat jaar angstiger dan het jaar daarvoor. Hij durfde niet alleen te zijn. Dat ging zelfs zover dat de deur van de WC niet meer dicht mocht als hij daar naartoe ging. Na wederom een week lichttherapie veranderde Edwin weer van een rustige, ogenschijnlijk verlegen en zich niet voor de omgeving interesserende jongen in een druk kind dat vele initiatieven ondernam. Zijn slaapduur werd weer normaal. Ook de daarop volgende winter ontstonden er weer klachten, waarbij toen vooral zijn toegenomen prikkelbaarheid opviel. Lichttherapie was opnieuw succesvol.
Jessica Blijleven (zie ook hoofdstuk 1 ) werd de laatste zeven winters gedurende een of twee weken met lichttherapie behandeld voor haar winterdepressieklachten. Die behandeling maakte het mogelijk dat zij haar werk kon blijven uitvoeren. Zij moest echter nog wel zuinig met haar energie omspringen. Voordat zij lichttherapie kreeg, sliep zij in de winter gemakkelijk 16 uur per etmaal. Met behulp van lichttherapie had zij aan 10 uur slaap genoeg, overigens wel meer dan in de zomer. Hoewel haar energieniveau ook met behulp van lichttherapie niet optimaal werd, waren haar depressieklachten na behandeling wel geheel verdwenen.
Een ander aspect van de timing van lichttoediening betreft het moment in het seizoen. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer lichttherapie wordt gegeven bij de eerste duidelijke tekenen van een beginnende depressieve episode, gedurende de rest van het seizoen (de herfst en/of de winter) geen depressieklachten meer optreden of op zijn minst een volgende depressieve periode kunnen uitstellen. Wordt lichttherapie gegeven als de depressie er al in alle hevigheid is, dan zal deze evengoed effectief zijn, maar de kans op een volgende depressieve periode gedurende dezelfde winter is dan aanmerkelijk groter.
Lichttherapie geven op een moment dat er nog geen sprake is van enige klachten blijkt weinig zinvol. Zo werd in een onderzoek aan mensen van wie bekend was dat zij in voorgaande winters goed op lichttherapie hadden gereageerd licht aangeboden in het begin van de herfst, op een moment waarop ze nog geen klachten hadden. Deze mensen werden gedurende de rest van de winter gevolgd. Het bleek dat ongeveer drie kwart van de deelnemers alsnog depressief werd en op dat moment lichttherapie nodig had. Uit andere studies is gebleken dat ongeveer drie kwart van de mensen bij wie de diagnose winterdepressie in een bepaalde winter is gesteld in de daaropvolgende winter depressief wordt. Niet iedereen met winterdepressie wordt namelijk iedere winter depressief. Met andere woorden: preventief toedienen van lichttherapie bij mensen met winterdepressie is niet zinvol.

Tijdsduur

In het experiment met de heer Herbert Kern, een van de eerste mensen met een winterdepressie die, naar later bleek, met succes werd behandeld door de blootstelling aan kunstlicht (zie hoofdstuk 8), bleken de effecten van de therapie na drie dagen duidelijk op te treden. Aanvankelijk ging men er dan ook in diverse studies van uit dat lichttherapie gedurende drie opeenvolgende dagen effectief was. In de daaropvolgende experimenten bleek dat drie dagen wel erg kort was; vandaar dat de tijdsduur al snel werd uitgebreid tot vijf of zeven dagen, soms langer.
In een Canadese studie werd het effect van één week lichttherapie vergeleken met het effect van twee weken lichttherapie. Het effect van twee weken lichttherapie bleek duidelijk groter te zijn dan het effect van één week. De voor de hand liggende conclusie zou kunnen zijn dat twee weken beter is dan één week. Dat is echter maar de vraag. Uit onderzoek dat onder andere in Groningen werd verricht, bleek dat het effect van licht nog kan toenemen nadat de behandeling met kunstlicht is gestopt. Zo bleken de stemmingverbeterende effecten van lichttherapie een week na de behandeling groter te zijn dan wanneer ze direct na afloop van de behandeling werden gemeten. Over het algemeen lijkt er een tendens te zijn om de tijdsduur van lichttherapie, zeker in de Verenigde Staten, te verlengen. Als lichttherapie gedurende vijf tot zeven sessies geen of onvoldoende effect heeft is het zeker te overwegen de behandeling te herhalen en enigszins te verlengen. Dat kan dan gebeuren door het aantal sessies te vergroten, maar ook door de tijdsduur per sessie iets te verlengen. Zo blijken sommige mensen die weinig baat hadden bij licht van 10.000 lux gedurende dertig minuten, goed te reageren wanneer de sessie werden verlengd tot vijfenveertig minuten.

Andere apparaten

Naast de vast opgestelde lichtapparatuur zijn er inmiddels enkele alternatieven ontwikkeld, zoals op het hoofd te dragen apparaten en de zogenaamde dageraadsimulators.

Dageraadsimulator

Zoals in hoofdstuk 3 uiteengezet had men bij het begin van het onderzoek naar de effecten van lichttherapie het idee dat voor sommige mensen de daglichtlengte in de winter te kort was. Aan de randen van de nacht werd dan ook lichttherapie gegeven. Nu weten we inmiddels dat die gedachte niet de verklaring is voor het effect van lichttherapie. De dageraadsimulator steunt een beetje op dezelfde gedachte.
In de lente en zomer wordt het ‘s ochtends vroeger licht dan in de winter. Met behulp van een dageraadsimulator wordt in de winter net gedaan of het eerder licht wordt dan in werkelijkheid het geval is. Met behulp van een soort wekker en de nodige elektronica wordt het langzaam licht in de slaapkamer op een moment dat degene die van het licht moet profiteren, nog slaapt. Zeer geleidelijk wordt het lichter in de slaapkamer totdat het niveau van slaapkamerverlichting is bereikt (tussen ongeveer 200 en 300 lux). Het blijkt dat de ogen ook door gesloten oogleden nog steeds licht opvangen. Veel van deze dageraadsimulatoren of ‘lichtwekkers’ hebben naast hun lichtproducerende kwaliteiten vaak een alarmfunctie, zodat op een vooraf in te stellen tijdstip een geluidssignaal kan afgaan. Wie dan niet wakker wordt van de toenemende hoeveelheid licht wordt het van de normale wekkerfunctie van het apparaat. Met behulp van dit apparaat is onderzoek gedaan bij mensen met winterdepressie. Er werden positieve resultaten gerapporteerd, hoewel de resultaten over het algemeen genomen iets achterbleven bij die van blootstelling aan het licht van vast opgestelde apparatuur. Een lichtwekker heeft echter ontegenzeglijk een aantal voordelen boven het ontvangen van licht van de vast opgestelde apparaten. Zo kost het ontvangen van de lichttherapie geen extra tijd: al slapende word je behandeld.
Dit gegeven werd ook gebruikt in de behandeling van Edwin. Dit jongetje was vijf jaar toen hij voor het eerst lichttherapie kreeg door blootstelling aan licht van vast opgestelde apparatuur. Dit is al eerder beschreven. Het reizen naar het ziekenhuis om lichttherapie te krijgen was echter niet zijn favoriete bezigheid. Het kostte zijn ouders dan ook de nodige moeite hem ertoe te overreden. Aanvankelijk werd hij ‘omgekocht’. Als Edwin de week lichttherapie zou volmaken werd hij beloond met een stuk speelgoed dat hij erg graag wilde hebben. Deze premie bleek in latere jaren echter niet voldoende. Ook apparatuur die bij hem thuis werd opgesteld en waarvoor hij dus niet meer hoefde te reizen, kon na een jaar niet meer echt op zijn waardering rekenen. Aangezien lichttherapie verkregen via het licht van vast opgestelde apparatuur nu eenmaal tijd kost en de motivatie daartoe bij Edwin steeds verder te zoeken was, werd een experiment met dageraadsimulatoren afgesproken. Door dit apparaat op werkdagen in de winterperiode te gebruiken lukte het om de klachten de baas te blijven. Alleen tijdens de kerstvakantie, toen Edwin gedurende enige tijd geen gebruik van het apparaat had gemaakt, traden de klachten weer enigszins op. Ze verdwenen weer nadat hij het gebruik had hervat.

Draagbare lichtbronnen

Vast opgestelde lichtapparaten hebben het nadeel dat je altijd naar een bepaalde plek of ruimte moet gaan waar het apparaat zich bevindt. Dat geldt niet voor de draagbare apparaten zoals de ‘Light Visor’. Dit is een apparaat dat op het hoofd wordt gedragen.
De verlichting zit boven de ogen en schijnt in de ogen. De energie voor de verlichting wordt geleverd door oplaadbare accu’s. Er bestaan varianten waarbij het licht wordt verkregen via speciale gloeilampjes, door heel kleine vormen van TL-verlichting en door licht-emitterende dioden (LED). In de nieuwste versie zitten in een soort klep van een basebalpet LED-jes die licht in de ogen stralen. Je kunt het apparaat overal mee naar toe nemen en bent dus niet afhankelijk van een vaste plaats. De resultaten die met deze apparaten zijn behaald zijn positief, maar over het algemeen wel wat minder dan de resultaten die met vast opgestelde apparatuur worden behaald. Wel is uit onderzoek gebleken dat de draagbare varianten goed te combineren zijn met vast opgestelde apparatuur: normaal gesproken krijg je het licht via de vast opgestelde apparatuur, maar ga je een paar dagen weg, dan gebruik je op die dagen de draagbare lichtbronnen. Op deze manier kan de lichtbehandeling worden voortgezet zonder dat dit tot te grote praktische problemen leidt en blijven de positieve effecten van de lichttherapie behouden.

Wanneer wel/wanneer niet?

Vooral bij winterdepressie is lichttherapie met succes toe te passen. De effecten van lichttherapie bij niet-seizoengebonden depressies zijn op dit moment overwegend teleurstellend. Wanneer moet lichttherapie worden toegepast, en hoe lang? Er is een aantal situaties waarin lichttherapie wordt ontraden en ook lichttherapie kent een aantal bijwerkingen waardoor het soms niet kan worden toegepast.
Lichttherapie moet worden toegepast bij winterdepressieklachten, en wel wanneer de klachten aanwezig zijn.

Voorspellende factoren

Lichttherapie helpt mensen met een winterdepressie in 50-80% van de gevallen van hun klachten af. Dat betekent dat mensen met een winterdepressie in 20-50% van de gevallen niet van hun klachten worden afgeholpen door lichttherapie. Bij wie helpt lichttherapie nu wel en bij wie niet? Of anders gezegd: kan men voorspellen bij welke winterdepressiepatiënt lichttherapie succesvol zal zijn?
Er is al veel onderzoek gedaan naar de voorspellende factoren van een goed behandelresultaat.
Het blijkt dat lichttherapie vooral resultaat heeft bij mensen die:
  • een grotere slaapbehoefte hebben;
  • een grotere behoefte aan eten hebben;
  • een grotere behoefte aan zoetigheid in de namiddag hebben;
  • relatief jong zijn.
Een slecht behandelresultaat is te voorspellen als er dagschommelingen bestaan of als de depressie ernstig is. Een dagschommeling is het fenomeen dat de stemming in de ochtend anders is dan in de avond.
Ook mensen met een persoonlijkheidsstoornis lijken minder goed op lichttherapie te reageren. Als je deze onderzoeksresultaten leest lijkt het alsof er al heel wat bekend is over de kenmerken waarover iemand moet beschikken om lichttherapie succesvol te laten zijn. Dat is op zichzelf waar. Maar aangezien niet iedereen met een winterdepressie goed op lichttherapie reageert, zijn er ongetwijfeld nog onbekende kenmerken die een rol spelen bij de werkzaamheid van het licht. Verder onderzoek moet deze kenmerken nog opsporen.
Hoewel lichttherapie een bijzonder krachtige behandelvorm is voor winterdepressieklachten en het op het eerste gezicht een eenvoudige en gemakkelijk toepasbare behandelvorm is, bestaan er enkele contraindicaties.

Bijwerkingen

Meestal wordt lichttherapie heel goed verdragen en treden er geen of nauwelijks bijwerkingen op. Soms hebben mensen hinder van hoofdpijn, duizeligheid of misselijkheid tijdens of direct na de therapie. Die klachten verdwijnen weer zodra de blootstelling aan het felle licht wordt beëindigd. Die klachten zijn dan meestal ook eerder vervelend dan echt verontrustend. Mocht blootstelling aan licht met een intensiteit van 10.000 lux toch niet of zeer moeilijk te verdragen zijn, dan kan men licht met een intensiteit van 2500 lux overwegen. In dat geval zal de tijdsduur van de blootstelling aan het licht wel langer moeten worden.
Jessica Blijleven was de afgelopen winter zwanger. Haar winterdepressieklachten werden net als in voorgaande jaren met succes met lichttherapie behandeld en zij is in het voorjaar van een gezonde zoon bevallen.
Lichttherapie kan tijdens een zwangerschap goed worden toegepast. Er zijn tot op heden geen aanwijzingen gevonden dat het moeder of kind zou schaden. Om die reden zijn er vrouwen die hun medicatie tegen de winterdepressie verruilen voor lichttherapie. Het is namelijk niet zeker of medicijngebruik onschadelijk is voor het ongeboren kind, ook niet of het medicijn al dan niet via de moedermelk aan het kind wordt doorgegeven na de geboorte. Deze bezwaren kent lichttherapie niet. Wel wordt het blootstellen van pasgeboren baby’s aan intensief kunstlicht ontraden, vanwege het gegeven dat de ooglens van een pasgeborene nog nauwelijks bescherming biedt tegen dat felle licht.
Er bestaan echter wel enkele serieuze bijwerkingen waar terdege rekening mee moet worden gehouden. Deze zijn onder te verdelen in problemen met de stemming en gevaren voor de ogen.

Stemming

Een zeldzame, maar wel ernstige bijwerking is het manisch worden ten gevolge van de lichttherapie. Deze klacht komt zeer zelden voor, maar is wel zo ernstig dat men zeker bedacht moet zijn op het ontstaan ervan.
Astrid was een vrouw van 37 jaar toen zij voor het eerst op de polikliniek vanwege de diagnose winterdepressie lichttherapie kreeg aangeboden. De behandeling was succesvol en de klachten verdwenen. Toen de klachten dezelfde winter weer verschenen werd andermaal met succes lichttherapie toegepast. Het daarop volgende winterseizoen wilde Astrid in de periode dat ze doorgaans last kreeg van haar winterdepressie naar Kreta op vakantie met het oogmerk daar door ‘natuurlijk licht’ haar klachten tegen te gaan.
Zij ging inderdaad naar Kreta, maar zag daar nauwelijks de zon. Een van de eerste dagen van haar verblijf raakte zij verwikkeld in een autoongeval. Zij raakte daarbij gewond, kon niet meer lopen en had whiplash-klachten. Haar vakantie viel verder in het water en thuis gekomen kon zij nog steeds niet lopen. Zij was inmiddels depressief geworden en besloot, omdat zij vanwege haar mobiliteitsprobleem niet naar het ziekenhuis kon komen, een lichtapparaat met een lichtintensiteit van 10.000 lux te kopen. Omdat ze depressief was ging ze regelmatig voor het apparaat zitten en vond het effect al snel weldadig. Daarop besloot zij vaker en langduriger voor het apparaat te gaan zitten. Dat leidde ertoe dat zij zich niet alleen buitengewoon goed voelde, maar ook dat zij korter ging slapen. Vervolgens ontstonden er stemmingswisselingen. Asrtrid voelde zich extreem goed (manisch) tot soms suïcidaal depressief. Deze stemmingswisselingen traden meerdere malen per dag op en zij sliep nog slechts drie uur per nacht. Een en ander verontrustte haar en zij nam contact op met de kliniek. Daar werd haar geadviseerd onmiddellijk met lichttherapie te stoppen en kreeg zij medicijnen voorgeschreven om haar stemming te stabiliseren. Het duurde twee maanden voordat Astrid zich weer ‘normaal’ voelde. Een maand daarna ontwikkelde zij weer depressieklachten, die in het ziekenhuis volgens de daar gebruikelijke methode met lichttherapie werden behandeld. Hierop reageerde zij goed, zonder de beschreven extreme stemmingswisselingen te ontwikkelen. Het is zeer aannemelijk dat die extreme stemmingswisselingen werden veroorzaakt door een te lange blootstelling aan het kunstlicht.
Ook zijn er enkele ziektegeschiedenissen bekend van mensen die ten gevolge van lichttherapie zelfmoordpogingen ondernamen. De verklaring die daarvoor wordt gegeven, is dat bij sommige mensen eerst het energieniveau terugkeert als zij worden blootgesteld aan intensief kunstlicht en pas later de stemming weer normaal wordt. Op het moment dat zij nog erg depressief zijn maken zij dan gebruik van de herwonnen energie om de hand aan zich zelf te slaan. Het tegenovergestelde is ook waargenomen. In de eerste systematische studie naar de effecten van lichttherapie, gepubliceerd in 1984, wordt een patiënt beschreven die suïcidaal werd nadat de lichttherapie was beëindigd.
Deze klachten verdwenen nadat weer begonnen was met lichttherapie. In het algemeen is het aan te bevelen gedurende minimaal twee seizoenen lichttherapie te volgen onder begeleiding van een deskundige. Op die manier wordt de reactie op de blootstelling aan fel kunstlicht duidelijk en kan bij een eventuele manische ontsporing tijdig worden ingegrepen. Als eenmaal bekend is hoe iemand op blootstelling aan intensief kunstlicht reageert en dit geen problemen oplevert, zijn er weinig bezwaren om de behandeling thuis uit te voeren.

Ogen

Licht wordt opgevangen door het netvlies in de ogen. Een grote hoeveelheid intensief licht moet allemaal door het netvlies verwerkt worden. Onder normale omstandigheden is dat goed mogelijk, zeker omdat de UV-stralen uit de gebruikelijke lichtapparatuur worden weggefilterd. Uit meerjarig oogheelkundig onderzoek blijkt dat het toedienen van lichttherapie over meerdere winterseizoenen geen schadelijke effecten voor de ogen oplevert. Een ander verhaal wordt het voor kwetsbare ogen. Hiernaar is nog weinig onderzoek verricht, maar men gaat er binnen de kring van wetenschappers op dit gebied van uit dat het vooralsnog beter is risico’s te mijden. Zo zal men doorgaans geen lichttherapie aanraden bij mensen die lijden aan epilepsie en suikerziekte, een hoge bloeddruk hebben, aan een oogziekte lijden of onlangs een oogoperatie hebben ondergaan. Van het gebruik van diverse medicijnen is bekend dat het de gevoeligheid voor licht van de ogen vergroot. Dat geldt dan ook voor de mogelijke schadelijke effecten van dat licht. Het is daarom in het algemeen af te raden dergelijke medicijnen in combinatie met lichttherapie te gebruiken. De combinatie van lichttherapie en (gelijktijdig) gebruik van lithium bleek te leiden tot minder scherp kunnen zien.

Follow-up

Als de diagnose winterdepressie wordt gesteld, gebeurt dat naar aanleiding van het klachtenpatroon dat de patiënt vertelt. Deze doet dat naar beste weten, aan de hand van zijn of haar herinnering aan het stemmingsverloop gedurende de laatste jaren. Als er op grond van dat verhaal een duidelijk seizoengebonden patroon in de klachten wordt waargenomen en ook aan de overige criteria wordt voldaan, wordt de diagnose winterdepressie gesteld. Maar hoe gaat het nu verder? Als je eenmaal met succes met lichttoediening bent behandeld, kun je er dan van uitgaan dat die behandeling jaarlijks herhaald moet worden? Blijft een winterdepressie bestaan, verdwijnt ze of verandert ze van karakter? Omdat winterdepressie een relatief nieuw begrip is, bestaat er nog niet veel onderzoek waarin mensen tientallen jaren zijn gevolgd om inzicht te krijgen in het beloop van de klachten op langere termijn. Wel zijn de eerste onderzoeken op dat gebied uitgevoerd waarin mensen na het stellen van de diagnose winterdepressie gedurende een aantal jaren werden gevolgd. Afhankelijk van het onderzoek zijn er gegevens bekend van het beloop van de klachten gedurende een periode van 2,5 tot bijna 12 jaar. Aan het eind van die periode werd bij ruwweg 40% van de mensen bij wie de diagnose winterdepressie was gesteld opnieuw deze diagnose gesteld. Bij een andere 20% kwamen de depressies na die jaren niet meer uitsluitend in het winterseizoen voor, terwijl 20% helemaal geen klachten meer rapporteerde. Soms werden mensen die winterdepressie als diagnose hadden gekregen, ook in andere jaargetijden depressief, maar het omgekeerde kwam ook voor. Sommige niet-seizoengebonden depressies ontwikkelden zich tot winterdepressies. De conclusie kan dan ook zijn dat, wanneer je de diagnose winterdepressie krijgt, dat dan niet betekent dat je die klachten je gehele leven houdt. Het is dan ook moeilijk op grond van een eenmaal gestelde diagnose het beloop van de klachten over vele jaren te voorspellen. Daarvoor zal het stellen van de juiste diagnose waarschijnlijk nog verder verfijnd en verbeterd moeten worden.

Samenvatting

Tussen de 50 en 80% van de mensen met een winterdepressie reageert goed op lichttherapie. Er bestaat variatie in lichtapparatuur. Van de vast opgestelde lichtapparaten met een intensiteit van 10.000 lux zijn de beste resultaten beschreven. Maar ook draagbare lichtapparatuur en dageraadsimulatoren leiden soms tot verbetering. Het is van belang rekening te houden met de juiste timing en tijdsduur van de blootstelling aan licht. Meestal is lichttherapie onschuldig en zijn er nauwelijks bijwerkingen. Er kunnen zich echter enkele serieuze bijwerkingen voordoen en daarop moet men wel degelijk bedacht zijn.

Onze productaanbevelingen

BSL e-book collectie GGZ

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
Metagegevens
Titel
Hoe wordt lichttherapie toegepast?
Auteur
Ybe Meesters
Copyright
2002
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-9235-3_5