Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

19. Enkele neurogene pijnsyndromen

Auteur : Ben van Cranenburgh

Gepubliceerd in: Pijn

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Er zijn vele neurogene pijnsyndromen. Met het inzicht dat bij langer bestaande pijn altijd ook centrale plastische veranderingen optreden (‘neurale reorganisatie’), groeit ook de categorie neurogene pijn. Lage-rugpijn, artrose en fibromyalgie worden zeker mede in stand gehouden door een neurogene component. De laatste jaren staat CRPS (complex regionaal pijnsyndroom, voorheen sympathische reflexdystrofie) erg in de belangstelling. Het pijnsysteem is ontregeld geraakt, de pijn is een ‘loos alarm’. De aangetoonde neurale reorganisatie suggereert interessante nieuwe therapieconcepten (pijn negeren, motor imagery). Ook bij andere neurogene pijnsyndromen, zoals postherpetische neuralgie, trigeminusneuralgie, post-CVA-pijn, is vrijwel zeker sprake van een centrale ontregeling (sensitisatie, neurale reorganisatie, desinhibitie enz.). Pijn bij ruggenmerglaesies (dwarslaesie, multiple sclerose) heeft een complexe oorsprong, waarbij zowel nociceptieve als neurogene factoren meespelen. Een factor die kan bijdragen aan het ontstaan van neurogene pijn (bijvoorbeeld na operaties) is de-afferentatie. Bij proefdieren ontstaat dan soms een bizar pijngedrag: autotomie (= zelfamputatie) en automutilatie (zelfbeschadiging). De traditionele behandeling van neurogene pijn met medicamenten (centrale analgetica zoals opiaten, anticonvulsiva en antidepressiva) is niet ideaal en biedt op den duur geen oplossing. Daarom zijn nieuwe therapieconcepten, gebaseerd op het terugdringen van de neurale reorganisatie, zeer toe te juichen.
Metagegevens
Titel
Enkele neurogene pijnsyndromen
Auteur
Ben van Cranenburgh
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1604-5_19