Gepubliceerd in:
1997 | OriginalPaper | Hoofdstuk
7. De weg naar zelfstandig lopen: voorbereiding en facilitatie
Abstract
Alle patiënten dromen ervan weer te kunnen lopen, en hun familie kijkt verlangend uit naar de dag dat zij dat weer kunnen. Lopen is beschreven als ‘het weergaloze hoogtepunt van de lichamelijke beweging van de mens’ (Morris, 1987), een beschrijving die het gemakkelijk te begrijpen maakt waarom het voor de patiënt zo belangrijk is weer te leren lopen. Vanaf zeer jonge leeftijd probeert een gezonde baby dit doel te bereiken, zoals te zien is aan de manier waarop hij zich steeds optrekt om te gaan staan en aan de hand van zijn ouders wil lopen. Lopen is echter een zeer complex proces en, zoals Morris schrijft, ‘in feite zo ingewikkeld dat spierdeskundigen er tot op de dag van vandaag over redetwisten hoe de precieze werking is en hoe we het voor elkaar krijgen om zonder problemen vlot te kunnen lopen’. Onderzoekingen hebben aangetoond dat een kind pas het volledige volwassen looppatroon bereikt wanneer het ongeveer zeven jaar is (Okamato, 1973), een leeftijd waarop het al drie miljoen passen herhaald heeft om dat niveau te bereiken (Kottke e.a., 1978). Het is dus niet te verwonderen dat het een aanzienlijke tijd kan duren voordat een patiënt met een hersenbeschadiging deze functie terugkrijgt, en er dus een lange tijd van intensieve behandeling aan voorafgaat.