Abstract
Na passage door de slokdarm bereikt het voedsel de maag, waar het tijdelijk wordt opgeslagen totdat het kan worden vermalen en verder worden getransporteerd. Er zijn belangrijke verschillen in de werking van het proximale en distale gedeelte van de maag. Het proximale deel omvat de fundus en het grootste deel van het lichaam van de maag, waar de gladde spiercellen een stabiele rustpotentiaal hebben, en waar de contracties een traag en tonisch karakter hebben. Deze eigenschappen laten toe dat de proximale maag vooral een reservoirfunctie verzorgt. In het distale gedeelte, dat bestaat uit het antrum en het distale gedeelte van het corpus, vertonen de gladde spiercellen spontane elektrische schommelingen met een frequentie van drie cycli per minuut (de zogenaamde ‘slow waves’). Deze slow waves ontstaan in het corpus dicht bij de grote curvatuur, in de zogenoemde pacemakerzone van de maag. Slow waves ontstaan in de interstitiële cellen van Cajal, en die bepalen zo het ritme waarop fasische contracties in de distale maag kunnen optreden (figuur 5.1).