2010 | OriginalPaper | Hoofdstuk
Communicatie met naasten van de patiënt
Mevrouw Van den Berg is een dame van achter in de zestig met borstkanker. Ze zit vrij stil tegenover de arts met een sjaal om haar hoofd. De arts vraagt aan haar hoe het gaat sinds de laatste chemokuur: “Nou, het gaat wel. Wel zwaar,” mompelt ze zachtjes. Haar man, een stevig gebouwde zestiger, buigt zich naar voren en zegt flink: “Ja, het is natuurlijk zwaar, maar we houden vol hè, we laten het er niet bij zitten.” “Nee…,” zegt zijn vrouw weer zachtjes. “Dus,” zegt haar man tegen de arts, “wanneer gaan we beginnen met de volgende kuur? De zesde is het, hè? Is dit dan de laatste?” De arts zoekt oogcontact met mevrouw, maar ze kijkt naar haar handen. Ze lijkt het wel best te vinden dat haar man het woord doet. Hij richt zich dus tot de echtgenoot en maakt een afspraak voor de nieuwe chemotherapie. Naderhand heeft hij het gevoel dat zijn patiënte iets wilde zeggen, maar dat niet deed.