2010 | OriginalPaper | Hoofdstuk
7 Blaascarcinoom
Auteurs : S. Kloen, drs. E.C.C. Cauberg, prof. dr. J.J.M.C.H. de la Rosette, prof. dr. Th.M. de Reijke
Gepubliceerd in: Het oncologie formularium
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
Incidentie van blaascarcinoom in Nederland is 5.200 patiënten per jaar.
-
Komt vooral voor bij mensen ouder dan 50 jaar.
-
Histopathologisch is 90% urotheelcarcinoom.
-
Onderscheid tussen niet-spierinvasief en spierinvasief blaascarcinoom is belangrijk.
-
Belangrijkste risicofactor voor het ontwikkelen van blaascarcinoom is roken.
-
Belangrijkste symptoom voor de aanwezigheid van blaascarcinoom is pijnloze hematurie (85-90%).
-
Gouden standaard voor de diagnostiek van een blaascarcinoom is cystoscopie met urinecytologie.
-
Behandeling van niet-spierinvasieve tumoren bestaat uit TURT plus eenmalige intravesicale mitomycine C-spoeling met – afhankelijk van prognostische factoren – adjuvante blaasspoelingen.
-
Behandeling van spierinvasieve tumoren bestaat uit radicale cystectomie. In geselecteerde gevallen kan gekozen worden voor een blaassparende behandeling.
-
Niet-spierinvasieve tumoren hebben een recidiefkans tussen 31 en 78% en de kans op progressie naar een spierinvasieve tumor ligt tussen 0,8 en 45%.
-
Spierinvasieve tumoren hebben een lokale recidiefkans tussen 5 en 15% en 50% kans op het ontwikkelen van metastasen.
-
Mogelijkheden voor palliatieve behandeling zijn urinedeviatie (eventueel gecombineerd met palliatieve cystectomie en/of bestraling) en voor gemetastaseerde ziekte chemotherapie.