Samenvatting
Van hypertensie in de zwangerschap wordt gesproken als er bij herhaling (twee keer of meer) sprake is van een verhoogde bloeddruk (≥ 140/90 mmHg) vóór de tweede helft van de zwangerschap (< 20 weken). Het betreft meestal vrouwen die al hypertensie hadden voordat ze zwanger werden. Zwangerschapshypertensie wordt gedefinieerd als een bij herhaling vastgestelde verhoging van de bloeddruk in de tweede helft van de zwangerschap (20 weken of later) bij een vrouw die tevoren een normale bloeddruk had. De oorzaak van zwangerschapshypertensie is onbekend. De zwangerschap eist een aanzienlijke aanpassing van de bloedsomloop: het bloedvolume neemt met bijna de helft toe, terwijl tegelijkertijd de bloeddruk toch wat daalt. Bij pre-eclampsie, een ernstiger vorm van zwangerschapshypertensie, gebeurt dit niet. Het bloedvolume blijft kleiner dan wenselijk en de bloedvaten trekken samen, waardoor de bloeddruk stijgt. Bij pre-eclampsie is er naast een verhoogde bloeddruk sprake van eiwitverlies in de urine. Bij het ontstaan van pre-eclampsie spelen stoornissen in de aanleg en ontwikkeling van de placenta in het eerste trimester van de zwangerschap een rol. Vrouwen met hypertensie in de zwangerschap hebben een verhoogd risico om pre-eclampsie te krijgen. Bloeddrukverlagende behandeling voorkomt progressie naar ernstige hypertensie in de zwangerschap. Het is echter nog niet aangetoond of behandeling van lichtere vormen van hypertensie preeclampsie helpt voorkomen en de overleving van moeder en kind verbetert. Extra risico op pre-eclampsie hebben vrouwen in hun eerste zwangerschap, vrouwen ouder dan 40 en jonger dan 20 jaar, en vrouwen bij wie in de familie pre-eclampsie voorkomt.