Traanvocht dient om het uitwendige oog te reinigen en te behoeden voor uitdroging. Het wordt afgevoerd door twee kanaaltjes: de canaliculi lacrimales. In het boven- en onderooglid kan op ongeveer 5 mm vanaf de mediale ooghoek een puntje ter grootte van een speldenprik worden waargenomen: de traanpunt of punctum lacrimale, het begin van de canaliculi. De kanaaltjes komen beide uit in de traanzak (saccus lacrimalis), die via een benige doorgang (de canalis nasolacrimalis) uitmondt in de neusholte net onder de concha inferior. Het ostium nasolacrimale kan na de geboorte door een dun vliesje (membraan van Hasner) afgesloten blijven, waardoor het traanvocht niet kan passeren. Dit leidt tot een stase van het traanvocht in de traanzak en zodra deze gevuld is, zal het traanvocht vanuit de fornix conjunctivae inferior over de wang lopen (epiphora). Secundair kan er een bacteriële ontsteking in de traanzak ontstaan, die leidt tot een purulente secretie vanuit de traanpunt. De afsluiting kan zowel uni- als bilateraal voorkomen.