Startende tandartsen, maar ook startende huisartsen hebben voorkeuren die niet goed aansluiten bij de praktijkplekken die vrijkomen. Daardoor kan praktijkovername een probleem worden als vraag en aanbod in disbalans zijn.
Springer/Picscout
Dat blijkt uit een onderzoek dat het NIVEL uitvoerde in opdracht van de Rabobank. Zowel tandartsen als huisartsen die een praktijk willen overnemen, als zij die hun praktijk willen overdragen, zijn onderzocht en met elkaar vergeleken.
Matching niet vanzelfsprekend
Startende huisartsen zijn voor het overgrote deel vrouw, en willen bij voorkeur samen met een of meerdere partners een duo- of groepspraktijk overnemen. De huidige praktijkhoudende huisartsen zijn daarentegen voornamelijk man, solist, en willen bij voorkeur hun praktijk aan één opvolger overdragen. Deze verschillen tussen starters en stoppers zijn bij tandartsen kleiner, maar knelpunten kunnen ook op deze overnamemarkten gaan spelen. Bij tandartsen, zal net als bij huisartsen, de uitstroom van mannelijke praktijkhouders sneller gaan groeien dan de instroom van vrouwelijke praktijkzoekers. Wat betreft locatie blijkt dat 20% van de startende tandartsen en huisartsen een voorkeur heeft voor vestiging in een gezondheidscentrum.
Investering en financiering
Tussen de beroepsgroepen bestaan verschillen over het vragen van goodwill. Bij een kwart van de startende en stoppende huisartsen stuit dit op principiële bezwaren, bij tandartsen is dat niet het geval. Praktijkhoudende en praktijkzoekende tandartsen zeggen hierover zelf te onderhandelen, maar gemiddeld een derde laat dit ook doen door een adviseur.
Praktijkovername vergt informatie en advies
Zowel startende als stoppende praktijkhouders in de eerste lijn vinden voorbereiding, informatie en advies bij praktijkovername essentieel. Praktijkhouders maken het meeste gebruik van ondersteuning en advies in het onderhandelingsproces, ook om hun privé- en zakelijke belangen af te stemmen. Startende praktijkzoekers zijn vaker op zoek naar informatie. Vooral startende huisartsen geven aan onvoldoende geïnformeerd te zijn voor een praktijkovername. Zij hebben een zeer brede behoefte aan ‘hoe het een en ander in zijn werk gaat’, niet in de laatste plaats financieel. Wat dit betreft geven startende tandartsen vaker aan voldoende geïnformeerd te zijn.
Onderzoek naar praktijkoverdracht in de toekomst steeds relevanter
De resultaten van dit onderzoek zijn gebaseerd op een web- en schriftelijke enquête die in het voorjaar van 2016 door in totaal meer dan 1.000 huisartsen, tandartsen en apothekers is ingevuld. Een selectie daarvan heeft meegedaan aan een online focusgroep waarin zij reageerden op verschillende discussievragen. Gezien de knelpunten rond afstemming van vraag en aanbod, en de informatiebehoeften van (aanstaande) praktijkhouders, verdient het aanbeveling verder onderzoek te blijven doen naar dit thema.
Ga naar het onderzoek Praktijkovername in de eerste lijn.
Bron: NIVEL
Wetenswaardigheden*
Nederland telt 5.100 tandartspraktijken, 5.045 huisartspraktijken en 1.979 apotheken.
Per jaar wisselen ongeveer 350 tandartspraktijken, 350 huisartspraktijken en 125 apotheken van eigenaar.
47% van de praktijkzoekers geeft aan een ondernemingsplan te maken. Van de generatie die nu gaat stoppen, maakte slechts 34% bij de start van hun praktijk een ondernemingsplan.
Van de beginnende apothekers wil maar liefst 73% zich vestigen in een gezondheidscentrum, omdat dat vanwege het gecombineerde klantenbestand van meerdere gezondheidsspecialisten een grotere kans op voldoende omzet biedt. Minder dan 20% van de startende huisartsen en tandartsen hebben een voorkeur voor gezondheidscentrum.
Tussen de beroepsgroepen bestaan verschillen over het vragen van goodwill. Bij een kwart van de startende en stoppende huisartsen stuit dit op principiële bezwaren, bij tandartsen en apothekers is dat niet het geval.
Daarnaast zouden een kwart van de apothekers het relatief aantrekkelijk vinden om als ex-eigenaar te blijven investeren in de praktijk; ook startende apothekers vinden meer dan de helft (53%) dit een aantrekkelijke financieringsoptie.
*(bron: Rabobank)