Skip to main content
Top
Gepubliceerd in:
Omslag van het boek

2013 | OriginalPaper | Hoofdstuk

4. Onderzoeksbevindingen

Auteurs : Michiel van Vreeswijk, Jenny Broersen

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Inleiding

Goed opgezet gerandomiseerd en gecontroleerd onderzoek naar de effectiviteit van de behandeling van persoonlijkheidsproblematiek is schaars en over het algemeen oud. Wellicht heeft dat voor een deel te maken met de vrij veelvoorkomende mening dat persoonlijkheidsproblematiek niet te behandelen is. Uit de meta-analyse van Leichsenring en Leibing (2003) blijkt echter dat die mening niet juist is. Zij vonden uit de periode 1974–2001 veertien studies die de effectiviteit van psychodynamische therapie onderzochten, elf studies die de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie onderzochten en twee studies die de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie en psychodynamische therapie tezamen onderzochten. Er worden forse effecten gevonden voor zowel psychodynamische therapieën als cognitieve gedragstherapieën. De auteurs concluderen dat zowel psychodynamische therapie als cognitieve gedragstherapie een voldoende effectieve behandeling is van persoonlijkheidsproblematiek. Wel merken zij terecht op dat hun conclusies zijn gebaseerd op een relatief klein aantal studies en dat follow-up langduriger zou moeten zijn. Daarnaast dient ook opgemerkt te worden dat slechts iets minder dan de helft van de studies die in deze meta-analyse zijn onderzocht een gerandomiseerde onderzoeksopzet had. De overige studies hadden een naturalistisch beloop. Svartberg, Stiles en Seltzer (2004) vinden in hun gerandomiseerde, gecontroleerde en longitudinale onderzoek dat zowel kortdurende psychodynamische psychotherapie als kortdurende cognitieve gedragstherapie een effectieve behandeling is van persoonlijkheidsproblematiek. Het herstel van de patiënten zette zich verder voort na afloop van hun behandeling. Twee jaar na behandeling was veertig procent van de patiënten in beide behandelcondities hersteld wat betreft interpersoonlijk functioneren en persoonlijkheidsproblemen. Interessant aan deze studie is ook dat de therapeuten van de cognitief gedragstherapeutische behandelconditie supervisie kregen van onder anderen J. Young. De cognitieve gedragstherapieconditie richtte zich onder meer op het herstructureren van schema’s. Hoewel niet expliciet vermeld, is dit tot op heden een van de weinige gepubliceerde artikelen waarin verandering in schema’s wordt aangetoond. Zeer recent is daar nog een artikel over een single case series van Nordahl en Nysaeter (2005) bijgekomen. De auteurs onderzochten bij zes patiënten met een borderline-persoonlijkheidsstoornis wat het effect was van schematherapie. De gemeten effecten waren groot. Vijf van de zes patiënten waren significant opgeknapt op zowel schema’s als psychische klachten. Drie van de zes patiënten voldeden bij een follow-up na twaalf tot zestien maanden niet langer aan de criteria voor borderline-persoonlijkheidsstoornis.
Metagegevens
Titel
Onderzoeksbevindingen
Auteurs
Michiel van Vreeswijk
Jenny Broersen
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-9865-2_4