Dit boek biedt voor de opleiding SPH en de opleiding Social Work inzicht in de beroepsmethodieken van SPH. We starten met een casus Boris. De casus dient ertoe om de aangeboden theoretische inzichten uit de verschillende hoofdstukken toe te passen. In de hoofdstukken nemen de schrijvers je mee in de leefwereld en problematiek van Boris en zijn systeem.
Methodiek is een breed begrip. Veel mensen hanteren het begrip methodiek, maar wat is methodiek nu eigenlijk? Is methodiek het handelen van de SPH’er? Is methodiek een bewezen methode? Of is methodiek het uitvoeren van protocollaire regels?
In de agogische praktijk krijgt de SPH’er te maken met diverse mensen in allerlei, soms eenvoudige maar vaak complexe, situaties. Hij is betrokken bij de cliënt zelf, maar heeft ook te maken met een partner, familieleden en vrienden. Er zijn andere hulpverleners bij betrokken, zoals een casemanager van Bureau Jeugdzorg (BJZ), een jongerenwerker, een activiteitenbegeleider en anderen. De cliënt staat dus allerminst alleen; een cliënt staat in het centrum van cirkels bestaande uit familie, bekenden, hulpverlening en anderen.
Het SPH-werkveld leent zich bijzonder goed voor de systeembenadering. De systeembenadering kijkt niet in eerste instantie naar de betreffende personen, maar naar de sociale eenheid of sociale groepering, waarvan de personen, om wie het gaat, deel uitmaken. Deze sociale eenheid of groepering wordt dan het systeem van de persoon genoemd. Dat is meestal het gezin, maar het kan ook gaan om een pleeggezin, een leefgroep, een vriendenclub of een ander belangrijk sociaal verband, waarvan de persoon deel uitmaakt. Wanneer hier sprake is van gezinnen, worden alle mogelijke vormen van gezinnen bedoeld, dus ook eenoudergezinnen, gezinnen die samengesteld zijn uit delen van eerdere gezinnen, gezinnen met twee ouders van hetzelfde geslacht, et cetera.
Werken met kunstzinnige en spelmatige media (KSSM) binnen humanistische psychologie
Dit hoofdstuk bespreekt en verbindt twee verschillende betekenissen van het begrip creativiteit met agogiek.
1
Creativiteit als de eigen kracht van de cliënt om te komen tot probleemoplossing en ruimer gezien: persoonlijke groei. Deze betekenis is sterk verbonden met de mensvisie van de humanistische psychologie en aanverwante stromingen.
2
Creativiteit als het gebruiken creatieve media: media die verwant zijn aan kunstzinnige middelen en activiteiten als drama, beeldende vorming, muziek, audiovisueel, dans en beweging. Ook spel- en sportactiviteiten worden er vaak onder geschaard. In dit hoofdstuk wordt de afkorting KSSM gebruikt: Kunstzinnige Spelmatige en Sportieve Media.
In het SPH-werkveld wordt veelvuldig gebruik gemaakt van interventies en technieken die voortkomen vanuit de cognitief-gedragsmatige benadering. Deze stroming komt voort uit twee benaderingen, het behaviorisme en de cognitieve psychologie, die de laatste jaren steeds meer werden geïntegreerd tot één benaderingswijze. Deze geïntegreerde benaderingswijze komt voort uit wetenschappelijk onderzoek en wordt ook steeds aan nieuw onderzoek onderworpen om zijn effectiviteit te toetsen. Daaruit blijkt dat de technieken vaak even effectief als of effectiever zijn dan andere benaderingswijzen, maar vooral ook efficiënter.
De oplossingsgerichte benadering is een benadering van de laatste generatie. Rond 1980 verschenen de eerste publicaties van de grondleggers van deze benadering. Er is niet zo gemakkelijk een bepaalde stroming aan de oplossingsgerichte benadering te koppelen. Het heeft wat weg van de systeemtheoretische benadering en kent elementen vanuit de cognitieve gedragstherapie. In dit hoofdstuk wordt duidelijk dat deze benaderingswijze niet al te veel waarde hecht aan dit hokjes-envakjesdenken. Het accent ligt meer op de houding van de hulpverlener richting zijn cliënt. Naast achtergrondinformatie over het ontstaan van de benadering staan we uitgebreid stil bij dit houdingsaspect. Tevens is er aandacht voor praktijkvoorbeelden en illustraties van instrumenten om de benaderingswijze uit te voeren.
Onderwijs, hulpverlening en tal van andere nuttige activiteiten vinden plaats door mensen in organisaties: de hogeschool of universiteit, hulpverleningsinstellingen, gezondheidszorg, wetshandhaving en ga zo maar door. Ook jij als hulpverlener zal werken in en met organisaties. Dat betekent professioneel samenwerken met anderen.
Een tijdje geleden stond in een hogeschoolblad een kort interview met een oud-studente SPH. Ze klaagde erover dat gedurende haar opleiding te weinig aandacht was besteed aan psychiatrische ziektebeelden. Nu ze werkzaam was in de beroepspraktijk, miste ze deze expertise dagelijks. Stel dat deze SPH’er dit aan jou zou vertellen, hoe zou jij daarop reageren? Noteer je reactie in steekwoorden en bespreek de verschillende reacties met een groepje medestudenten.