2010 | OriginalPaper | Hoofdstuk
4 Mammacarcinoom
Auteurs : Dr. A. Jager, dr. M.B.E. Menke-Pluijmers, dr. C. Seynaeve
Gepubliceerd in: Het oncologie formularium
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
Jaarlijkse incidentie van het mammacarcinoom bij de vrouw is 12.000; 75% van deze vrouwen is ouder dan 50 jaar.
-
Belangrijkste risicofactoren zijn: mutatie in het BRCA1/2-gen, atypische benigne mamma-afwijkingen, radiotherapie op de thorax en mammacarcinoom of DCIS in de voorgeschiedenis.
-
Meest voorkomende symptoom is een palpabele laesie in de borst. Pijn is slechts zelden de primaire klacht, maar sluit een maligniteit niet uit.
-
De diagnose wordt gesteld op basis van lichamelijk onderzoek, mammografie/echografie en pathologisch onderzoek (cytologische punctie of histologisch biopt). Echografie kan het onderzoek van eerste keuze zijn bij vrouwen jonger dan 30 jaar en/of zwangere symptomatische vrouwen.
-
De behandeling van het primair mammacarcinoom is chirurgie, eventueel gevolgd door radiotherapie (optimaliseren lokale controle) en/of systemische therapie (voorkomen van afstandsmetastasen).
-
De keuze van de systemische therapie wordt bepaald door de tumorstatus, leeftijd, menopauzale status, en de oestrogeen/progesteron- en de HER2neu-receptorstatus.
-
De tienjaarsoverleving van vrouwen zonder okselkliermetastasen is ongeveer 70%; van vrouwen met okselkliermetastasen is deze ongeveer 50%.
-
De tienjaarsincidentie van locoregionaal recidief is 12 à 13% waarvoor chirurgie en/of radiotherapie het eerst is aangewezen; vijfjaarsoverleving 40-65%.
-
Bij gemetastaseerde ziekte is de belangrijkste behandeloptie systemische therapie (endocriene en/of chemotherapie), waarbij echter geen curatie bereikt kan worden. De mediane overleving is anderhalf tot tweeënhalf jaar, maar met een zeer grote spreiding.