Skip to main content
Top

2010 | Boek

Het Cardiovasculair Formularium

een praktische leidraad

Auteurs: dr. P. R. M. van Dijkman, mw. dr. M. E. L. Bartelink, mw. F. P. L. Lamers, M. Rubens

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

De snelle ontwikkelingen in de cardiovasculaire geneeskunde maakten een nieuwe editie noodzakelijk. Ten behoeve van deze zevende editie is een nieuwe redactieraad samengesteld bestaande uit 2 cardiologen en 2 huisartsen. Met medewerking van praktiserende collegae met uitgesproken interesse en ervaring in specialistische deelgebieden zijn de meeste hoofdstukken herschreven en up to date gebracht:een aantal hoofdstukken werd geschrapt en een aantal hoofdstukken toegevoegd. Nieuw zijn de hoofdstukken over cardiovasculair risicomanagement, cerebrovasculaire ziekten, longembolie en diep veneuze trombose en cardiale diagnostiek.Het oorspronkelijke doel “het verschaffen van een snel inzicht in de indicaties, bijwerkingen en interacties van de cardiovasculaire geneesmiddelen aan in Nederland praktiserende huisartsen (al dan niet in opleiding) en in het ziekenhuis werkende artsen aan het begin van hun professionele carrière ” is ook in deze uitgave het uitgangspunt geweest. De redactie hoopt met deze uitgave mede een fundament te leggen voor meer samenwerking tussen de eerste en tweede lijn bij de zorg van de (cardiovasculaire) patiënt. Samenwerking met respect voor ieder zijn of haar expertise zal ongetwijfeld bijdragen aan een betere behandeling en begeleiding van patiënten.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Cardiovasculaire aandoeningen

Voorwerk
1. Cardiovasculair risicomanagement
Zusammenfassung
In Nederland zijn hart- en vaatziekten de belangrijkste oorzaak van sterfte bij vrouwen en de tweede oorzaak bij mannen. In 2007 stierven er ruim 41.000 Nederlanders aan hart- en vaatziekten. Dit is bijna een derde van alle sterfte. Het ontstaan van hart- en vaatziekten is sterk gerelateerd aan beïnvloedbare leefstijlfactoren en biologische risicofactoren, zoals lichamelijke inactiviteit, roken, overgewicht, ongezonde voeding, stress, hypercholesterolemie, hypertensie en diabetes. Deze risicofactoren voor hart- en vaatziekten komen veelvuldig voor. Van de volwassen Nederlandse bevolking heeft ongeveer een kwart een verhoogd cholesterolgehalte (≥ 6,5 mmol/l) en de helft een verhoogde bloeddruk (≥ 140/90 mmHg). Eén op de vier volwassen Nederlanders rookt, 45% heeft overgewicht, slechts ongeveer de helft voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (d.w.z. op minimaal vijf dagen per week een half uur matig intensieve activiteit), het merendeel eet te weinig fruit en groenten en te veel verzadigd vet, ook overmatige stress komt veelvuldig voor (25-30%). Door in te grijpen op deze risicofactoren kan een belangrijk deel van de ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten worden voorkomen of uitgesteld.
R. A. Kraaijenhagen
2. Dyslipoproteïnemie
Zusammenfassung
De lipiden, cholesterol en triglyceriden (TG), worden in de bloedbaan vervoerd samen met eiwitten (de zgn. apoproteïnen) als lipoproteïnen (figuur 2.1 en 2.2). Deze lipoproteïnen kunnen worden verdeeld in:
J. De Graaf
3. Hypertensie
Zusammenfassung
Hypertensie is als zodanig moeilijk te definiëren. In de populatie is de bloeddruk unimodaal verdeeld en is er geen scherpe grens te trekken tussen normale en verhoogde bloeddruk. Om praktische redenen wordt daarom veelal uitgegaan van de definities van de European Society of Hypertension (tabel 1B.1). Van belang voor de diagnose hypertensie is dat de bloeddruk bij herhaling verhoogd moet zijn. Verder is van belang dat deze waarden alleen gelden voor metingen op het spreekuur.
P. W. de Leeuw
4. Acuut coronairsyndroom
Zusammenfassung
De diagnose acuut coronairsyndroom (ACS) wordt gesteld aan de hand van klinische, elektrocardiografische (ECG) en biochemische kenmerken. Op basis van het ECG wordt het ACS in STelevatie- myocardinfarct (STEMI), non-ST-elevatie-myocardinfarct (non-STEMI) en instabiele angina pectoris ingedeeld. Bij transmurale ischemie bestaat veelal ST-elevatie en bij non-STEMI is de ischemie meestal niet transmuraal (subendocardiale ischemie of infarcering). Bij beide is het troponine verhoogd.
I. C. C. van der Horst, W. Nieuwland
5. Stabiele angina pectoris
Zusammenfassung
Angina pectoris is een frequent voorkomend klinisch syndroom dat tot ernstige fysieke beperkingen kan leiden. De diagnose wordt uitsluitend op grond van de anamnese gesteld. In de huisartsenpraktijk is de prevalentie van angina pectoris voor mannen 22,2/1000/jaar met een incidentie van 2,4/1000/jaar. Voor vrouwen is de prevalentie 18,4/1000/jaar en de incidentie 2,1/1000/jaar. Er is niet alleen een verschil in prevalentie tussen mannen en vrouwen, ook de klachten verschillen.
H. F. Verwey
6. Hartfalen
Zusammenfassung
Hartfalen kan worden gedefinieerd als een complex van klachten en verschijnselen bij een structurele of functionele afwijking van het hart, waarbij het hart niet in staat is voldoende bloed naar de weefsels in het lichaam te pompen om aan de metabole behoeften te voldoen. Dit wordt gekenmerkt door:
S. A. J. van den Broek, F. H. Rutten
7. Hartritmestoornissen
Zusammenfassung
Hartritmestoornissen zijn aandoeningen die berusten op nietfysiologische afwijkingen in de frequentie of regelmaat van het sinusritme: bradycardie, tachycardie en irregulariteit door ectopie of een geleidingsstoornis. De oorzaak is gelegen in ofwel een stoornis in impulsformatie, ofwel in impulsgeleiding, ofwel een combinatie van beide. De prevalentie van klinisch relevante hartritmestoornissen in de Nederlandse huisartsenpraktijk bedraagt volgens gegevens van het Academische Netwerk Huisartsen Maastricht 10 per 1000 inwoners. In de praktijk is – getalsmatig – atriumfibrilleren (AF) de belangrijkste ritmestoornis. Plotselinge hartdood heeft altijd een grote impact en wordt veelal veroorzaakt door ventrikeltachycardie (VT) of -fibrilleren (VF).
R. Manusama, H. J. G. M. Crijns
8. Perifere vaatziekten
Zusammenfassung
Claudicatio intermittens (prevalentie in de Nederlandse huisartsenpraktijk bedraagt 7,5 per 1.000) is een pijnlijk, krampachtig, vermoeid gevoel, vooral optredend in de kuit. Afhankelijk van de lokalisatie van de obstructie kan ook pijn in billen, eventueel in combinatie met impotentie, of in de bovenbenen optreden. Bij milde vormen van claudicatio wordt de pijn uitgelokt door een bepaalde, vrij constante, inspanning en verdwijnt deze weer na één tot twee minuten rust. Bij ernstigere vormen blijft de pijn langer bestaan. Complicaties zijn rustpijn (vooral ’s nachts optredend, met verlichting door het buiten het bed laten afhangen van het been) en weefselverlies in de vorm van ulceraties en ten slotte gangreen.
S. J. H. Bredie, H. C. H. Wollersheim
9. Cerebrovasculaire ziekten
Zusammenfassung
Het is van belang verschillende vormen van beroerten te onderscheiden in verband met de behandeling en de prognose. Het belangrijkste onderscheid is dat tussen een infarct en een bloeding.
L. J. Kappelle
10. Diepe veneuze trombose en longembolie
Zusammenfassung
Diepe veneuze trombose (DVT) kan voorkomen in de diepe kuitvenen, de knievenen (v. poplitea) en de meer proximaal gelegen venen (v. femoralis, v. iliaca en v. cava inferior).
M. V. Huisman
11. Diagnostiek in de cardiologie
Zusammenfassung
Hoewel de anamnese en het lichamelijk onderzoek onontbeerlijk zijn in de cardiale diagnostiek, is er bij bijna elke patiënt aanvullend onderzoek nodig. Bij een patiënt met de verdenking op angina pectoris bijvoorbeeld is de anamnese essentieel; ten eerste met betrekking tot de symptomen en ten tweede voor een risico-inschatting op coronairlijden. Indien de verdenking bestaat op coronairlijden wordt in de cardiologische praktijk bijna altijd aanvullend stressonderzoek uitgevoerd.Wat betreft het lichamelijk onderzoek is een compleet normale auscultatie van het hart bijvoorbeeld geruststellend, maar het is moeilijk om auscultatoir de exacte oorzaak en ernst van het onderliggend hartlijden vast te stellen. Ook is er geen onderlinge consensus over.
F. P. L. Lamers, P. R. M. van Dijkman

Cardiovasculaire geneesmiddelen

Voorwerk
12. Antiaritmica
Zusammenfassung
Antiaritmische medicamenteuze therapie is de hoeksteen van de behandeling van ritmestoornissen. Alle antiaritmica beïnvloeden één of meer ionkanalen of receptoren in het hart. Het gevolg is vertraging van de geleidingssnelheid, verlenging van de effectieve refractaire periode (ERP, de tijd waarin na activatie een cel tijdelijk niet prikkelbaar is), of vermindering van normale of abnormale prikkelvorming. Deze effecten zijn de basis van de antiaritmische werking van antiaritmica, maar ook van hun proaritmische werking.
H. J. G. M. Crijns
13. Antitrombotica
Zusammenfassung
Acetylsalicylzuur (ASA) remt het enzym cyclo-oxygenase van de trombocyt binnen enkele minuten irreversibel en daarmee de aanmaak van tromboxaan-A2, een belangrijke activator van de trombocyt. Hiermee remt ASA de aggregatie van trombocyten en zo arteriële trombose. ASA heeft een aantal indicaties.
J. ten Berg
14. Bètablokkers
Zusammenfassung
Bètablokkers zijn per definitie middelen die de bètareceptoren kunnen bezetten en daarmee de werking blokkeren van stoffen die deze receptoren stimuleren, zoals adrenaline en noradrenaline. Zij blokkeren hierdoor de activiteit van het sympathisch zenuwstelsel. De farmacologisch correcte benaming is bètaadrenoceptorblokkeerder. Omdat ‘bètablokker’ echter veelvuldig gehanteerd wordt, is hier voor deze term gekozen. In tabel 14.1 worden de belangrijkste farmacologische eigenschappen weergegeven van de in Nederland beschikbare bètablokkers.
H. A. J. Struijker Boudier, B. D. Westenbrink
15. Diuretica
Zusammenfassung
De bij cardiovasculaire aandoeningen gebruikte diuretica zijn onder te verdelen in drie groepen, namelijk de thiazidediuretica, lisdiuretica en kaliumsparende diuretica. Figuur 15.1 geeft een overzicht van de plaats van werking in de niertubulus van de verschillende groepen diuretica.
J. Deinum
16. Calciumantagonisten
Zusammenfassung
De in het kader van dit formularium relevante calciumantagonisten zijn onder te verdelen in vier klassen (zie tabel 16.1).
B. D. Westenbrink
17. ACE-remmers
Zusammenfassung
Het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS) is een complex hormonaal-enzymatisch systeem met het angiotensineconverterend enzym (ACE) als één van de componenten (figuur 17.1). Angiotensine II (AII), een peptide van acht aminozuren, is het belangrijkste biologisch actieve product van het RAAS. De laatste stap bij de vorming van AII is de afsplitsing van twee C-terminale aminozuren van het decapeptide angiotensine I (AI); het is deze reactie die door ACE wordt gekatalyseerd.
A. H. van den Meiracker
18. Angiotensine-II-receptorantagonisten en directe renineremmers
Zusammenfassung
Gezien de centrale rol die angiotensine II speelt bij de regulatie van de bloeddruk en bij andere cardiovasculaire pathologie, is er veel onderzoek gedaan naar andere manieren om het renineangiotensinesysteem te blokkeren dan via de remming van het ACE (figuur 18.1). Hiervoor zijn de volgende redenen aan te voeren.
A. H. van den Meiracker
19. Nitraten
Zusammenfassung
Nitraten worden vanouds gebruikt voor de behandeling van angina pectoris en de laatste jaren steeds meer voor de behandeling van hartfalen. Lagere doseringen veroorzaken veneuze vaatverwijding, terwijl hogere doseringen de systemische, alsook de coronaire arteriën dilateren. De klinische werking berust vooral op verlaging van de preload via verwijding van veneuze bloedvaten. Ook vermindering van de afterload via arteriële vaatverwijding speelt een rol. De bijdrage van coronaire vaatverwijding aan het antiangineuze effect is nog onderwerp van discussie. De vaatverwijding door nitraten komt tot stand via stimulatie van de aanmaak van de second messenger cGMP door het eindproduct stikstofoxide (NO). Dit NO bleek dezelfde stof als Endothelium Derived Relaxing Factor (EDRF). Voor de uiteindelijke vorming van NO zijn SH-groepen belangrijk.
F. A. M. Jonkman
20. Lipidenverlagende geneesmiddelen
Zusammenfassung
De volgende groepen lipidenverlagende middelen zijn beschikbaar: statinen, cholesterolabsorptieremmers, galzuurbindende harsen, fibraten en nicotinezuur. Het effect van deze middelen op de serumlipiden en de lipoproteïnen zijn schematisch weergegeven in tabel 20.1.
J. de Graaf
Nawerk
Meer informatie
Titel
Het Cardiovasculair Formularium
Auteurs
dr. P. R. M. van Dijkman
mw. dr. M. E. L. Bartelink
mw. F. P. L. Lamers
M. Rubens
Copyright
2010
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-7366-6
Print ISBN
978-90-313-7365-9
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-7366-6