Extract
Er was eens een arme landloper. Hij woonde in een ver land. Op een van zijn tochten kwam hij bij het paleis van een koningin. Hongerig klopte hij op de poort, en hij vroeg of hij de koningin kon spreken. ‘Koningin,’ zei hij, ‘ik kom uit Finland en ik ben de knapste kok van de hele wereld. Ik kan van alleen maar een spijker en wat water een fantastische soep maken.’ ‘Wat knap,’ zei de koningin. ‘Ik heb nog niets te eten voor vanavond. Laat maar zien wat je kunt!’ De landloper vroeg een grote pan met heet water. Hij gooide er een spijker in en roerde een kwartiertje. Daarbij mompelde hij onverstaanbare woorden. Toen proefde hij en zei: ‘Mm, bijna net zo lekker als gisteren. Maar toen heb ik er wat zout bij gedaan. Dat heeft u zeker niet?’ ‘Jawel,’ zei de koningin, ‘dat heb ik, het kost bijna niets, hier heb je het.’ Even later proefde de landloper weer: ‘Ik heb er wat veel zout bij gedaan. Als ik wat groente had, zou dat helpen.’ En meteen begon het heerlijk te ruiken. De koningin stond er met de neus bovenop en zei: ‘Wat knap van jou! Zullen we er wat vlees bij doen? Dan wordt het nog lekkerder!’ …