Virussen vermenigvuldigen zich makkelijker dan bacteriën, omdat zij het leefmilieu van de gastheercel gebruiken. Daarom worden ook de gastheercellen aangetast bij de bestrijding van een virus. De meeste antivirale middelen grijpen in op de synthese van viraal DNA of RNA. Herpesvirussen, pokkenvirussen en het hepatitis-B-virus zijn DNA-virussen. Voorbeelden van RNA-virussen zijn hiv, rubellavirus (rode hond), picornavirussen (waaronder veroorzakers van meningitis) en paramyxovirussen (zoals het mazelenvirus).