Skip to main content
Top

2008 | wo | Boek

Speeksel, speekselklieren en mondgezondheid

Auteur: Prof. dr. A. van Nieuw Amerongen

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

In deze tweede druk van Speeksel, speekselklieren en mondgezondheid komen de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van de moleculaire biologie van speeksel en mondweefsels uitvoerig aan bod. Nieuw is het hoofdstuk over de vele intrigerende biologische activiteiten van insectenspeeksel. Hiermee biedt deze uitgave een actueel overzicht van de functies van speeksel en de invloed hiervan op de gezondheid van alle mondweefsels.

Het boek is gebaseerd op de resultaten van jarenlange literatuurstudie en op gegevens verkregen uit eigen experimenteel onderzoek van de Sectie Orale Biochemie van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), de gezamenlijke Amsterdamse tandheelkundige faculteit van de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam. In dit boek komt deze informatie in zowel theoretische als praktische vorm aan bod.

Speeksel, speekselklieren en mondgezondheid is een naslagwerk voor tandartsen, mondhygiënisten, artsen en farmaceuten. Daarnaast is het een leerboek voor studenten tandheelkunde en mondhygiëne. De geboden stof dient als leidraad voor het onderwijs over orale biochemie, speeksel en speekselklieren.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Algemeen

Voorwerk
1. Algemene inleiding
Samenvatting
Uit deze algemene inleiding kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
  • Speeksel heeft een grote verscheidenheid aan functies die vooral te maken hebben met de bescherming van de harde en zachte mondweefsels.
  • Speeksel is daarnaast betrokken bij groei en ontwikkeling van alle orale weefsels.
  • Bovendien speelt speeksel een essentiële rol bij smaakgewaarwording en spijsvertering.
  • Door de ontwikkelingen in de biotechnologie zijn nieuwe ontstekingsremmers, bloedstollingsremmers en antibiotica gesynthetiseerd op basis van speekseleiwitten, zoals histatinen.
  • Speekselanalyse kan gebruikt worden bij de diagnostiek van een aantal systemische aandoeningen.
  • Onderzoek van insectenspeeksels heeft verschillende farmacologische toepassingen opgeleverd voor antibloedstolling, bloedvatverwijding en remming van ontstekingen.
A. van Nieuw Amerongen
2. Historisch overzicht
Samenvatting
Everything that a scientist does is a function of what others have done before him; the past is embodied in every new conception and even in the possibility of it being conceived at all. (Medawar, 1979.)
Belangrijk is dat eenieder zich bewust is van het belang van speeksel, niet alleen voor de mond maar voor de gehele mens, en het gegeven dat deze vloeistof zo complex is dat het maken van een enkel effectief werkend speekselsubstituut onbegonnen werk is. Het beste tot nu toe ontwikkelde speekselsubstituut is nog steeds een ‘slap aftreksel’ van de wondere vloeistof die speeksel is. Ondanks de enorm toegenomen kennis van het secretieproces, de speekselklieren, de structuur, eigenschappen en functies van speekseleiwitten, blijft er nog veel te ontdekken, zeker ten aanzien van de eigenschappen en de multifunctionaliteit van speeksel. De essentie van het belang van speekselonderzoek voor het verkrijgen van meer inzicht in het functioneren van de mens, zeker gezien de grote diversiteit van functies die speeksel herbergt, is kort en bondig geformuleerd door Jenkins (1978):
Saliva has many functions and, although not essential for the maintenance of life, it makes important and varied contributions to the efficient working and protection of the human body.
A. van Nieuw Amerongen

Speeksel en mondgezondheid

Voorwerk
3. Vorming en secretie van speeksel
Samenvatting
  • Mondvloeistof (totaalspeeksel) bestaat voornamelijk uit een mengsel van klierspeeksels, waarvan SM-speeksel 30-70% en PAR-speeksel 0-60% uitmaakt, afhankelijk van het stimulatieniveau; PAL-speeksel levert onder stimulatie eveneens een substantiële bijdrage (5%); de overige kleine speekselkliertjes dragen samen voor ongeveer 7% bij aan mondvloeistof (zie verder hoofdstuk 4).
  • De secretoire cellen van de speekselklieren zijn grotendeels gevuld met secretiegranules; zij vormen een overcapaciteit, zodat bij gezonde personen de speekselsecretie gedurende de hele dag kan worden gestimuleerd.
  • De secretie van de PAR kan zowel door middel van kauwen als door smaakprikkels sterk worden gestimuleerd; de SM wordt minder door kauwen gestimuleerd, maar wel door middel van smaakprikkels, zoals zuur, zoet en menthol.
  • De muceuze secretie gaat in rusttoestand in een laag tempo continu door; de sereuze secretie moet echter altijd worden gestimuleerd.
  • De intracellulaire vertaling van de verschillende neuronale stimuli verloopt verschillend. Bèta-adrenerge stimulatie induceert de vorming van cAMP; alfa-adrenerge en cholinerge stimulatie induceren de vorming van diacylglycerol (DAG) en 1,4,5-inositoltrifosfaat (IP3) als second messengers, waardoor de intracellulaire [Ca2+] toeneemt.
  • Het primaire speeksel gelijkt in ionensamenstelling op bloedplasma; door resorptie in het afvoerkanaal worden Na+- en HCO3 --ionen geresorbeerd en K+-ionen gesecreteerd, resulterend in een hypotone mondvloeistof.
  • Stimulatie van de speekselsecretie bevordert de mondgezondheid door mechanische reiniging (spoeleffect, pH-verhoging en toename van de concentratie aan beschermende eiwitten.
A. van Nieuw Amerongen
4. Samenstelling en eigenschappen van speeksel: van dun-vloeibare tot viskeuze mondvloeistof
Samenvatting
Een ervaring die vrijwel iedereen bij zichzelf kan waarnemen is, dat bij het zien uitpersen van een grapefruit of citroen in de mond dun-vloeibaar speeksel verschijnt. Zonder dat er nog iets geproefd is, heeft het geheugen het grapefruit- of citroensap direct vertaald als sterk zuur (pavlov-effect). Hierop worden de speekselklieren, vooral de gl. parotideae, aangezet tot afgifte van dun-vloeibaar speeksel met een hoge concentratie van bicarbonaat dat zuurneutraliserend werkt en daarmee de ontkalking van tandglazuur tegengaat. Anderzijds resulteert het nuttigen van zoet snoepgoed in een langzaam verlopende, maar langdurige afgifte van viskeus, slijmerig speeksel, waardoor dorstgevoelens worden versterkt.
A. van Nieuw Amerongen
5. Zuurgraad, buffersystemen en speeksel
Samenvatting
  • In het algemeen is de bicarbonaat/carbonaatbuffer het belangrijkste buffersysteem in speeksel; de buffercapaciteit is recht evenredig met de secretiesnelheid van speeksel; een hogere bicarbonaatconcentratie resulteert in hogere pH en hogere buffercapaciteit van speeksel. Bicarbonaat wordt vooral door de gl. parotidea uitgescheiden.
  • De pH van muceus speeksel is minder sterk afhankelijk van de secretiesnelheid dan die van PAR-speeksel. Dit houdt in dat ook de pH van totaal rustspeeksel niet sterk afhankelijk is van de secretiesnelheid.
  • Er is een duidelijk negatieve correlatie tussen de buffercapaciteit van totaalspeeksel, voornamelijk bepaald door de bicarbonaatconcentratie, en cariës. Met andere woorden: een hoge secretiesnelheid en hoge pH geven de gebitselementen de beste bescherming tegen zuurinwerking.
  • Hemodialysepatiënten hebben een hoge pH van totaal rustspeeksel, waardoor zij ondanks verschijnselen van xerostomie minder cariësgevoelig zijn. Deze patiënten hebben wel een verhoogd risico op tandsteenvorming.
A. van Nieuw Amerongen
6. Antimicrobiële eiwitten in speeksel
Samenvatting
In speeksel zijn diverse eiwitsystemen aanwezig die infecties in of via de mondholte bestrijden door de kolonisatie van micro-organismen te remmen. Het mechanisme van antimicrobiële activiteit kent grote verschillen. Zo komen antibacteriële speekseleiwitten voor die alleen een bacterieaggregerende functie hebben, bijvoorbeeld mucinen, agglutinine en prolinerijk glycoproteïne (PRG). Andere eiwitten remmen microbiële enzymsystemen, bijvoorbeeld cystatinen, TIMPs en SLPI. Weer andere eiwitten bezitten enzymatische activiteit, zoals lactoperoxidase, lysozym, chitinase en EP-GP. Ten slotte zijn er ook microbicide eiwitten die een micro-organisme lyseren door het celmembraan poreus te maken, zoals lactoferricine en chromogranine A. Dit impliceert dat bij een tekort aan speeksel, door een speekselklieraandoening, door verwijdering van de speekselklieren (zie hoofdstuk 16), door een systemische ziekte (zie hoofdstuk 17) of door medicijngebruik (zie hoofdstuk 19), de kans op orale infecties toeneemt. Elk van de speekselklieren blijkt een specifieke set van afweersystemen te bevatten (tabel 6.7). Met andere woorden: goed functionerende speekselklieren – in combinatie met een goede mondhygiëne – zijn zeer belangrijk om de kans op het ontwikkelen van mondinfecties tot een minimum te beperken.
A. van Nieuw Amerongen
7. Antimicrobiële peptiden (AMP’s) in speeksel
Samenvatting
Het onderzoek naar natuurlijke antimicrobiële peptiden is de afgelopen vijftien jaar stormachtig geweest. Meer dan 900 peptiden zijn inmiddels beschreven. In figuur 7.7 staat schematisch voor histatine-5 weergegeven hoe de dodende werking van de AMP’s zou kunnen plaatsvinden. Daar de AMP’s zo veel van elkaar verschillen in structuur, treden er variaties op in werkingsmechanisme. Omdat AMP’s weinig cytotoxisch zijn, niet of nauwelijks resistentie oproepen en snel en effectief werkzaam zijn met een brede werkingsspecificiteit, vormen ze een aantrekkelijke klasse van verbindingen, van waaruit nieuwe antibiotica kunnen worden ontwikkeld. Om hun effectiviteit en selectiviteit te verhogen kunnen AMP’s gekoppeld worden aan moleculen die binden aan specifieke micro-organismen, zodat ze slechts een enkel soort micro-organisme herkennen.
Uit de hier besproken antimicrobiële peptiden is gebleken dat deze speekselpeptiden een veel bredere werking en toepassing kunnen hebben dan alleen in de mondholte. Ook bij de bestrijding van dierlijke en plantaardige ziekten kunnen ze worden gebruikt, maar tevens bij de bestrijding van multiresistente micro-organismen zoals MRSA (Welling e.a., 2007) en als conserveringsmiddel in voedingsstoffen.
A. van Nieuw Amerongen
8. Speekselmucinen: bescherming van alle orale weefsels
Samenvatting
Kenmerkend voor humaan totaalspeeksel is de aanwezigheid van twee soorten mucinen: het hoogmoleculaire (MUC5B = MG-1) en het laagmoleculaire (MUC7 = MG-2) mucine. MUC5B is afkomstig uit alle (sero)muceuze speekselklieren. MUC7 lijkt niet in alle personen aanwezig te zijn in palatinaal speeksel. Beide soorten mucinen verschillen in biochemische eigenschappen en hebben waarschijnlijk verschillende functies.
MUC5B is verantwoordelijk voor de visco-elastische eigenschappen van speeksel en speelt een belangrijke rol bij de lubricatie (Stokes en Davies, 2007). MUC5B bindt sterk aan tandglazuur en kan dan ook worden beschouwd als een tandpelliclecomponent. In die hoedanigheid beschermt MUC5B de gebitselementen tegen demineralisatie door zuuraanvallen. MUC5B bindt niet aan de meest voorkomende orale bacteriën. Alleen Haemophilus (para)influenzae en Helicobacter pylori zijn in staat MUC5B te binden.
MUC7 bindt echter aan het merendeel van de orale micro-organismen en kan deze met medewerking van S-IgA doen aggregeren. Beide mucinen kunnen door micro-organismen gebruikt worden als voedingssubstraat. Vooral eindstandige siaalzuurresiduen worden in de mondholte snel afgesplitst door bacterieel sialidase/neuraminidase, vooral bij slechte mondhygiëne.
Humane speekselmucinen verschillen sterk van alle bekende dierlijke speekselmucinen. Met name de koolhydraatketens zijn complexer en meer heterogeen. In het algemeen blijkt dat de speekselmucinen een vitale rol spelen bij het gezond houden van zowel de gebitselementen als de mucosale weefsels. Zij beschermen alle orale weefseloppervlakken tegen mechanische beschadiging, zuurinwerking en proteolytische afbraak door micro-organismen.
A. Nieuw van Amerongen
9. Immunologische bescherming van de mondholte
Samenvatting
  • Het merendeel van de serumimmuunglobulinen behoort tot de IgG-klasse. De immuunglobulinen in speeksel behoren voornamelijk tot de IgA-klasse.
  • Speeksel-IgA is aanwezig als een complex, waarin twee IgA-moleculen, een J-keten (joining chain) en een secretory component aanwezig zijn. Dit complex wordt aangeduid als secretie-IgA (S-IgA).
  • Van de S-IgA-moleculen van mondvloeistof wordt 98% geproduceerd binnen de speekselklieren, slechts 2% is als monomeer afkomstig uit serum.
  • In speeksel behoort ongeveer 60% van de S-IgA-moleculen tot de IgA1-subklasse en in serum 80%. IgA1-moleculen worden onder invloed van proteolytische enzymen gemakkelijker afgebroken dan IgA2-moleculen.
  • De hoogste S-IgA-concentratie wordt aangetroffen in muceus labiaal speeksel. De labiale speekselkliertjes leveren ongeveer 35% van het S-IgA in totaalspeeksel.
  • Patiënten die onvoldoende S-IgA hebben, vertonen een hogere cariësscore, terwijl daarnaast S. mutans in hogere frequentie aanwezig is.
  • De belangrijkste functie van S-IgA is het beschermen van de mucosale membranen tegen kolonisatie van micro-organismen. Dit geschiedt mogelijk in samenwerking met andere speekselcomponenten, zoals lactoferrine, agglutinine en mucinen.
  • Waarschijnlijk behoort vaccinatie tegen cariës voorlopig niet tot de mogelijkheden, onder andere door de grote verscheidenheid aan micro-organismen en door aangetoonde bijwerkingen in dierexperimentele studies, zoals inductie van bepaalde auto-immuunreacties en ontstekingen.
A. van Nieuw Amerongen
10. Interactie van micro-organismen met speeksel(glyco)proteïnen: aggregatie - hechting - groei
Samenvatting
  • De aanwezigheid van een speekselpellicle op de gebitselementen heeft positieve kanten:
    • de pellicle biedt bescherming tegen voortijdige slijtage door kauwkrachten en tegen tandenknarsen;
    • de pellicle biedt bescherming tegen zuurinwerking vanuit voedsel, drank en het bacteriemetabolisme.
  • De aanwezigheid van een speekselpellicle op gebitselementen heeft ook een keerzijde: de pellicle bevordert selectief de plaquevorming, waardoor bij slechte mondhygiëne demineralisatie kan optreden door uitscheiding van stofwisselingsproducten van de plaquebacteriën, zoals melkzuur.
  • Om de negatieve bijdrage van de speekselpellicle op de tandoppervlakken te minimaliseren, moet de aanhechting van micro-organismen worden voorkomen of vertraagd. Goed poetsen verwijdert wel de plaquebacteriën, maar niet de pellicle. Daarnaast remt het gebruik van fluoridetandpasta de plaquevorming, net als stimulering van de PAR-secretie door te kauwen op gebitsveilige kauwgom.
  • Aan mondspoeldranken kunnen natuurlijke fosfaatverbindingen worden toegevoegd, zoals fytaat en fosvitine, die plaquevorming remmen. De dosering van fytaat mag niet te hoog zijn, omdat een overmaat aan fytaat juist calcium kan onttrekken aan gebitselementen. Ook aminfluoride heeft een remmend effect op de plaqueontwikkeling, net als de synthetische polypeptiden polyasparaginezuur en polyglutaminezuur.
A. van Nieuw Amerongen
11. Speekselgroeifactoren: EGF en NGF
Samenvatting
Uit de studies van de groeifactoren is duidelijk geworden dat de speekseleiwitten niet alleen hun functies uitoefenen in de mondholte, ten behoeve van de orale mucosa en gebitselementen, maar dat verschillende speekselcomponenten ook van essentieel belang zijn voor de differentiatie en groei van andere perifere weefsels en organen. Zij vertonen hierin een hormoonachtige werking.
Zowel EGF als NGF wordt vooral gesynthetiseerd in de gl. submandibularis van de muis. Zij bevinden zich binnen de GCT-cellen in dezelfde secretiegranules en worden gelijktijdig onder invloed van alfa-adrenerge stimuli gesecreteerd in speeksel. Opvallend is dat beide groeifactoren in een beschermde, complexe structuur worden gesecreteerd, zodat ze het transport door het maag-darmkanaal overleven en als biologisch actieve peptiden worden opgenomen in de bloedbaan. Vandaar worden ze verspreid in het lichaam en hechten aan doelcellen die een receptor bezitten op hun plasmamembraan:
  • EGF vooral op mesenchymaal en epitheelweefsel;
  • NGF vooral op sympathisch geïnnerveerde weefsels.
Beide groeifactoren stimuleren hun doelcellen tot groei en celdeling, wat vergezeld gaat van verhoogde activiteit van ornithinedecarboxylase, en van verhoogde synthese van DNA, RNA en eiwit. In adrenerge neuronen induceert NGF daarnaast nog specifiek de biosynthese van noradrenaline.
De speekselgroeifactoren EGF en NGF zijn vooral in het embryonale en neonatale stadium van groot belang voor de goede ontwikkeling en differentiatie van de doelweefsels.
A. van Nieuw Amerongen
12. Speeksel en spijsvertering
Samenvatting
  • Speeksel speelt een belangrijke rol bij de vertering van voedsel. Door de doordrenking van hard voedsel met speeksel, gecombineerd met het kauwproces, worden de voedselbestanddelen beter toegankelijk voor de spijsverteringsenzymen en worden deze gemakkelijker gesplitst in het spijsverteringskanaal.
  • De enzymatische afbraak van voedingseiwitten onder invloed van proteolytische enzymen in speeksel is waarschijnlijk zeer beperkt.
  • Linguaal lipase speelt een belangrijke rol bij de enzymatische hydrolyse van neutrale lipiden, omdat dit enzym nog geruime tijd kan doorwerken in de maag. Binnen dertig minuten wordt 10-15% van de neutrale lipiden gehydrolyseerd onder invloed van dit speekselenzym.
  • Parotis-DNase-1 is in staat om, bij neutrale pH, DNA vanuit voeding in kleinere fragmenten te knippen.
  • De grootste bijdrage levert speeksel aan de vertering van de polysachariden zetmeel en glycogeen. Door de grote hoeveelheid amylase in speeksel – in PAR-speeksel vormt het zelfs 30% van al het eiwit – en doordat het niet gemakkelijk wordt gedenatureerd, kan speekselamylase een belangrijk deel van het zetmeel en glycogeen vanuit het dieet splitsen tot oligosachariden. Deze worden in de dunne darm vervolgens onder invloed van pancreasamylase, maltase en α(1-6)-glucosidase gesplitst tot glucose-eenheden, die uiteindelijk worden geresorbeerd.
  • Opvallend is dat verschillende primaire longtumoren relatief grote hoeveelheden amylase van het speekseltype synthetiseren en afgeven aan de bloedbaan. Dit resulteert in een drastische stijging van de amylase-activiteit in serum.
  • Er is een relatie tussen chronische buikpijnklachten en het optreden van alfa-amylase in grote complexen met immuunglobulinen. De achterliggende oorzaak hiervan is onbekend. Mogelijk gaat het hier om een auto-immuunziekte.
  • Bij stofwisselingsafwijkingen leidend tot sialoadenose, bijvoorbeeld als gevolg van anorexia nervosa, boulimia nervosa, alcoholisme en een slecht gereguleerde diabetes mellitus, neemt de amylaseconcentratie in speeksel toe.
  • Αmylase kan zich selectief hechten aan een aantal micro-organismen. Bij Neisseria spp. en Legionella spp. resulteert dit in groeiremming. Αmylasebinding aan S. gordonii lijkt de bacterie in staat te stellen polysachariden zoals zetmeel te gebruiken als bron voor glucose.
Uit deze opsomming van de functies van speeksel bij de spijsvertering is duidelijk dat speeksel hiervoor essentieel is, zoals enkele eeuwen geleden al beschreven werd door Chomel (1770):
‘Dewijl zich de kwijl niet eer, van een zeer zuiver slagaderlijk bloed afscheid, dan na erdoor een verwonderlijke konstwerktuiglijkheid bearbeid te zijn, zich vervolgens in de mond ontlast en met de spijzen vermengt, zo doet men zeer kwalijk, van ze uittewerpen. De al te menigvuldige uitwerping van kwijl, ontroert of belemmert de eerste verteering, en dus die welke volgen; veroorzaakt verders dorst, opdrooging, zwarte gal, uitdrooging en teering: Maar indien zij niet in de mond geklenst word, of ten minsten in een weiniger hoeveelheid als na gewoonte, zo word het nuttigen van voedzel, de smaak, doorzwelging en de spijsverteering belemmert, terwijl de dorst ter zelfder tijd vermeerdert.’
A. van Nieuw Amerongen
13. Speeksel en smaakgewaarwording
Samenvatting
  • Bij het merendeel van de patiënten met xerostomie treden klachten op over de smaakgewaarwording, hoewel er patiënten zijn met ernstige xerostomie zonder smaakklachten.
  • Vooral patiënten die cytostatica gebruiken, of die bestraald zijn in het hoofd-halsgebied, ondervinden hinderlijke smaakstoornissen door een direct effect van de ingestelde therapie op de smaakbekers en de verminderde speekselsecretie. In veel gevallen keert de smaakfunctie na enige tijd terug. De smaakgewaarwording kan wel blijvend zijn veranderd.
  • Vermindering van de smaakgewaarwording kan zijn gerelateerd aan verlaging van de zinkconcentratie in speeksel en in serum. Extra toevoeging van zink aan het dieet verbetert bij een deel van de patiënten de smaakfunctie.
  • Bij patiënten met hypogeusie kan verandering optreden in het zinkbevattende eiwit gustine en de prolinerijke eiwitten (PRP’s en bPRG). Onderzoek naar gustine suggereert dat de serumzinkspiegel in patiënten bepalend is voor de synthese en secretie van dit eiwit.
  • De moleculaire processen die betrokken zijn bij de transductie van een smaakstimulus in een neuronale stimulus, zijn mogelijk voor een deel analoog aan die bij bèta-adrenerge stimulatie van een perifere weefselcel: stimulatie van intracellulair adenylcyclase leidt tot verhoging van cAMP in de cel. Dit molecuul stimuleert een aantal biochemische processen, waaronder fosforylering van eiwitten. Dit zou kunnen leiden tot verandering van de Na+-geleiding over het synaptische membraan. Het Ca2+-bindende eiwit calmoduline speelt in dit proces een regulerende rol. Een smaakstimulus kan worden verlaagd door een verhoogde inactivering van cyclisch AMP onder invloed van fosfodi-esterase.
  • Aan het verlies van smaak- en reukfunctie liggen verschillende factoren ten grondslag. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, om eenduidig aan te geven in hoeverre bepaalde processen hierbij betrokken zijn. De meest universele stof voor de smaak- en reukgewaarwording is vermoedelijk zink.
A. van Nieuw Amerongen
14. Creviculaire vloeistof
Samenvatting
  • Door parodontale ontstekingen zijn serumcomponenten, waaronder albumine en IgG, verhoogd in mondvloeistof aanwezig. Ook komen meer microbiële hydrolytische enzymen voor in speeksel.
  • Opmerkelijk is de positieve correlatie tussen parodontitis en cystatinen in klierspeeksels van een aantal patiënten met parodontale aandoeningen.
  • Door chirurgische behandeling zijn de neutrofiele markers, zoals myeloperoxidase, na zes maanden sterk afgenomen in de creviculaire vloeistof.
A. van Nieuw Amerongen
15. Nieuwe ontwikkelingen in oraal biochemisch onderzoek
Samenvatting
Moleculairbiologische technieken zoals de recombinant-DNA-techniek en genklonering worden steeds vaker routinematig gebruikt, voor onder andere productie van humane eiwitten zoals insuline en groeihormoon, en voor de ontwikkeling van veilige vaccins. Synthese van glycoproteïnen met deze methode is echter nog altijd een groot probleem. Voor de synthese van kleine (niet-geglycosyleerde) eiwitten en peptiden is organisch-chemische synthese een goed alternatief. In principe kan met deze techniek elk gewenst eiwitdomein in relatief grote hoeveelheden worden gesynthetiseerd. Organisch-chemisch synthese van peptiden is een belangrijk hulpmiddel bij onderzoek naar de structuur-functierelatie van eiwitten. Daarnaast biedt deze techniek de mogelijkheid tot grootschalige synthese van peptiden voor biomedische toepassingen.
De nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de celbiologie (onder andere weefselregeneratie, stamcelonderzoek, gentransfer en micro-arraytechniek) zijn veelbelovend. Hierdoor kunnen toepassingen op onder andere het terrein van weefselherstel en de vroege diagnostiek van maligniteiten op korte termijn worden verwacht.
A. van Nieuw Amerongen

Speekselklieren en patiëntenspeeksels

Voorwerk
16. Speekselklieraandoeningen en speeksel
Samenvatting
  • Algemeen voorkomende verschijnselen die gepaard gaan met bacteriële of virale ontstekingen van de speekselklieren zijn pijn, zwellingen en obstructie van de afvoergangen. Als gevolg hiervan treedt vaak verlaagde speekselsecretie op en verandering van de elektrolytconcentraties en eiwitsamenstelling.
  • Bij het syndroom van Sjögren treden als specifieke veranderingen van speeksel op een verhoging van het lipidegehalte, in het bijzonder van fosfolipiden, een verhoging van immuuncomponenten, waaronder IgG en β2-microglobuline en abnormale S-IgA-moleculen met anti-IgG-autoantilichaamactiviteit. Niet-specifieke veranderingen die optreden zijn een relatief sterke Na+- en Cl--toename en daling van de fosfaatconcentratie.
  • De invloed van speekselkliertumoren op speeksel blijft grotendeels beperkt tot voortgaande reductie van de secretiesnelheid en de eiwitconcentratie. Verwijdering van de speekselkliertumor met radiotherapeutische nabehandeling resulteert veelal in een vorm van xerostomie (zie hoofdstuk 22). Ditzelfde geldt, vaak in sterkere mate, voor elke oncologische (na)behandeling in het hoofd-halsgebied waarbij de speekselklieren in het bestralingsveld zijn gelegen en een cumulatieve dosis ontvangen die de herstelcapaciteit van de desbetreffende speekselklier(en) te boven gaat.
  • De gevolgen van chemotherapie voor de mondholte zijn vooral smaakveranderingen, mucositis en xerostomie. In tegenstelling tot de effecten van bestraling zijn de effecten van chemotherapie op de speekselklieren gewoonlijk reversibel.
  • Bestraling van de speekselklieren leidt zowel acuut als op lange termijn tot een daling van de speekselsecretie. De effecten op de orale mucosa en de smaakgewaarwording hebben vaak een meer tijdelijk karakter, hoewel de orale mucosa wel gevoeliger blijft voor invloeden van buitenaf (atrofie) en de patiënten vaak ervaren dat de smaak na herstel is veranderd.
  • Bij het natriumretentiesyndroom treedt zo nu en dan pijnloze unilaterale zwelling op van de gl. parotidea; het parotisspeeksel wordt gekarakteriseerd door een extreem lage Na+- en bicarbonaatconcentratie.
  • Bij sialoadenose treedt pijnloze zwelling op van beide gl. parotideae.
A. van Nieuw Amerongen
17. Systemische aandoeningen en speeksel
Samenvatting
  • Hoewel analyse van de speekselsecretie en -samenstelling als een diagnostisch hulpmiddel kan worden gebruikt voor een aantal ziektebeelden, kan hiermee over het algemeen niet worden volstaan. De opgetreden veranderingen zijn veelal niet specifiek voor één bepaald ziektebeeld.
  • In een aantal ziektebeelden komt de directe of indirecte aantasting van de speekselklieren vooral tot uiting in niet-specifieke veranderingen, zoals verlaging van de secretiesnelheid en van de concentratie speekseleiwitten. Voorbeelden hiervan zijn diabetes mellitus, anorexia nervosa, drugsverslaving, weefselafstoting (graft-versus-hostziekte) en speekselkliertumoren.
  • Bij cystische fibrose is de viscositeit van serum, speeksel en sputum verhoogd als gevolg van een verhoging van de concentratie Ca2+, mucinen en lipiden, waaronder glycolipiden. Opvallend is de specifieke toename van het enzym RNase in speeksel, terwijl dit enzym aan de andere kant verlaagd is in pancreassap door de pancreasdisfunctie.
  • Het aantonen van een specifieke cystische-fibrosefactor in serum en speeksel, die een remming geeft van de ciliaire activiteit, wordt door enkele groepen geclaimd, maar is door andere groepen aangevochten.
  • Een aantal diermodelsystemen voor de nabootsing van cystische fibrose blijft twijfelachtig. Chronische reserpinering en het opwekken van acidose bij proefdieren lijken nog het meest betrouwbaar.
  • Personen met diabetes mellitus hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van hyposialie en hebben mede daardoor een verhoogd cariësrisico.
  • Overmatig alcoholgebruik is ook nadelig voor de mondgezondheid; het verhoogt de kans op mucosale ontstekingen en tanderosie; de speekselsecretie is verlaagd.
  • Speekselcomponenten, waaronder mucinen, zijn in staat om hiv te remmen; sereus speeksel vertoont een minder remmend effect dan muceus speeksel; veelvuldig treedt bij aids een candidiasis op als orale manifestatie, hoewel in klierspeeksel de antischimmelpeptiden (histatinen) zijn toegenomen. Deze eiwitten worden in de mondvloeistof snel afgebroken.
  • In speeksel van patiënten met ernstige epilepsie treedt een snelle afbraak op van beschermende speekselfactoren, onder andere van mucinen; gingivale overgroei door fenytoïne leidt tot verslechterde mondhygiëne en omgekeerd leidt de slechte mondhygiëne tot verdere gingivale overgroei.
  • Bij patiënten met multipele sclerose is in ongestimuleerd totaalspeeksel een geringe daling te zien van de S-IgA-afgifte per minuut. Speeksel is tot op heden niet als diagnosticum te gebruiken voor multipele sclerose.
  • Graft-versus-hostziekte gaat gepaard met milde tot ernstige hyposialie, terwijl de concentratie in speeksel van lysozym en van Na+ is toegenomen; de concentratie van S-IgA en van fosfaat is afgenomen.
  • Door parodontale ontstekingen zijn serumcomponenten, waaronder albumine, verhoogd in speeksel aanwezig; ook is er een verhoging van microbiële hydrolytische enzymen in mondvloeistof; opmerkelijk is de positieve correlatie tussen parodontitis en cystatinen in klierspeeksels.
A. van Nieuw Amerongen
18. Leeftijd en speeksel
Samenvatting
Uit de onderzoeksgegevens van speeksel van de oudere mens kan geconcludeerd worden dat:
  • onder normale omstandigheden geen verlaagde speekselklierfunctie optreedt;
  • speekselklieren een overcapaciteit hebben aan secretoire cellen en aan secretiegranules;
  • hyposalivatie vaak te verbeteren is door stimulatie van het kauwproces en door smaakstimulatie;
  • indien de speekselsecretie niet te verbeteren is, de voornaamste oorzaak een speekselklierdisfunctie is als gevolg van:
    • het gebruik van medicatie met een anticholinerge hoofdwerking;
    • een systemische ziekte, vooral het syndroom van Sjögren en andere auto-immuunziekten;
    • een speekselklieraandoening, onder andere na radiotherapie.
In ieder geval dient de droge-mondklacht serieus te worden genomen en niet te worden afgedaan met ‘het hoort nu eenmaal bij het ouder worden’ en ‘u moet ermee leren leven’, of ‘een droge mond is niet levensbedreigend’. Als de arts en tandarts de klacht serieus nemen, kan naar een doelmatige therapie worden gezocht, waarmee dit voor de patiënt vaak lastige euvel kan worden verholpen of verlicht.
A. van Nieuw Amerongen
19. Geneesmiddelen, speeksel en speekselklieren
Samenvatting
  • De bijwerking die sommige geneesmiddelen uitoefenen op de speekselklieren kan geheel verschillend van aard zijn: de secretiesnelheid kan zijn verlaagd of verhoogd, de klieren zelf kunnen in omvang toenemen, de eiwitbiosynthese kan kwalitatief en kwantitatief veranderen. Tevens kunnen pijngewaarwording in de speekselklieren, smaakveranderingen en halitose optreden.
  • Bij psychiatrische patiënten is de speekselreductie veelal gerelateerd aan het gebruik van antidepressiva, vooral de wat oudere soorten. De apathie en de slechte orale gezondheid, gecombineerd met de medicatiegeïnduceerde xerostomie, maken deze patiënten tot een hoogrisicogroep voor het ontwikkelen van orale ontstekingen en tandbederf.
  • De droge mond bij ouderen is in het merendeel van de gevallen te wijten aan de bijwerking van de medicatie (zie hoofdstuk 18).
  • Chronische toediening van pilocarpine aan patiënten met speekselklierdisfunctie geeft een verhoging van de speekselsecretie zonder opvallende bijverschijnselen. In voorkomende gevallen kan dit een effectief therapeuticum zijn als men met gustatoire sialagoga niet uitkomt.
  • Toediening van isoproterenol voor de verhoging van de speekselsecretie resulteert in vergroting van de speekselklieren en kan de samenstelling van speeksel zowel kwalitatief als kwantitatief veranderen.
  • Smaakveranderingen die optreden door het gebruik van onder andere cytostatica verlagen dikwijls de eetlust, wat de lichamelijke weerstand niet ten goede komt.
A. van Nieuw Amerongen
20. Tandcariës: voeding en speeksel
Sasmenvatting
Speeksel speelt een cruciale rol in de mondgezondheid. Om de gebitselementen gezond te houden moet er zowel kwantitatief als kwalitatief voldoende speeksel in de mondholte zijn. De speekselsecretiesnelheid is van belang voor het wegspoelen van resten van voedingsmiddelen. Bovendien is de bicarbonaatconcentratie hoger van speeksel dat met een hoge snelheid wordt gesecreteerd, en daarmee ook het zuurneutraliserende vermogen. Om cariës te voorkomen is het daarnaast belangrijk dat voldoende afweersystemen in de mondholte aanwezig zijn om de grote diversiteit aan orale micro-organismen goed in evenwicht te houden. Om cariogene micro-organismen te onderdrukken is een goede mondhygiëne verder van groot belang en een beperking van het aantal zoetmomenten per dag. Door een goede combinatie van mondhygiëne, voedingsgedrag en speeksel is de kans op het ontstaan van tandcariës sterk te reduceren, of zelfs te voorkomen. Daarnaast zijn antimicrobiële peptiden (AMP’s, zoals histatinen) in ontwikkeling, die selectief cariogene micro-organismen kunnen doden (Szynol e.a., 2004 en 2006) of aggregeren (zoals agglutinine en afgeleide peptiden, zie paragraaf 6.10) (Kelly en Lehner, 2007). Ook antimicrobiële (fosfo)peptiden uit melk, bijvoorbeeld caseïcinen uit caseïne, waaronder kappacine, zijn in staat om cariogene bacteriën in een biofilm te doden (Dashper e.a., 2007; Kanekanian e.a., 2008). Een N-eindstandig peptide, afgeleid van statherine (paragraaf 10.3.4) bindt sterk aan tandglazuur, reduceert demineralisatie en kan worden ingezet voor de bestrijding van zowel tandcariës als tanderosie (Kosoric e.a., 2007).
A. van Nieuw Amerongen
21. Tanderosie: voeding en speeksel
Samenvatting
Uit een vervolgstudie onder volwassen patiënten met tanderosie blijkt dat bij het merendeel het erosieproces na zes jaar is voortgeschreden, omdat ze ondanks de voorlichting hun eet- en drinkgewoonten niet hebben aangepast. (Lussi en Schaffner, 2000).
Lokale applicatie van fluoridegels reduceert niet alleen in vitro, maar ook in vivo tanderosie (Jones e.a., 2002). De aangezuurde fluoridegel reduceert de tanderosie meer dan de neutrale gel. Bij patiënten met hyposialie moeten echter bij voorkeur neutrale mondverzorgingsproducten worden toegepast, omdat dit de therapietrouw van de patiënten bevordert (zure producten zijn voor hen vaak pijnlijk) en omdat deze patiënten de remineraliserende eigenschappen van speeksel ontberen. Aanbevolen wordt om een individueel aangepast preventieprogramma op te stellen, waarin adviezen over dieet- en drinkgewoonten, een optimaal fluorideregime, stimulatie van de speekselsecretiesnelheid en het gebruik van bufferende middelen en vooral een persoonlijke motivatie om de tanden niet-destructief te poetsen een plaats hebben (Lussi e.a., 2006).
A. van Nieuw Amerongen
22. Xerostomie: droge-mondsyndroom
Samenvatting
Op grond van de experimentele gegevens kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
  • Het is van cruciaal belang de oorzaak van de droge-mondklacht te diagnosticeren.
  • Indien de speekselklieren nog te stimuleren zijn, kan de droge-mondklacht bestreden worden met een smaak- of kauwstimulus of eventueel met een farmacon: supportive care.
  • Indien de speekselklieren niet meer te stimuleren zijn is de droge-mondklacht te bestrijden met een speekselsubstituut: palliative care.
  • Een speekselsubstituut op basis van mucinen voldoet beter in reologisch en bevochtigend opzicht dan de ontwikkelde speekselsubstituten op basis van CMC. Varkensmaagmucine lijkt geschikter dan runderspeekselmucine, maar een combinatie van beide mucinen is nog beter, eventueel gecombineerd met serumeiwitten.
  • Polymeren met zowel viskeuze als elastische eigenschappen, zoals de natuurlijke gommen (bijv. xanthaangom), worden door een aantal patiënten met xerostomie goed geaccepteerd. Speekselsubstituten op basis van xanthaangom lijken even effectief als speekselsubstituten op basis van dierlijke mucinen.
  • Het beste resultaat wordt veelal bereikt bij gebruik van de applicatie van een speekselsubstituut door middel van een spray en kauwtabletten. Voor een beperkte patiëntengroep is een applicatievorm (reservoir in een prothese) te maken die een continue bevochtiging van de mondholte gedurende gemiddeld vier uur mogelijk maakt.
  • Toevoeging van runderserumalbumine aan mucinebevattend speekselsubstituut kan leiden tot verlaging van het mucinegehalte en geeft verbetering van de reologische eigenschappen.
  • Nader onderzoek is gewenst naar een speekselsubstituut dat de mucosa verzacht, de orale microflora remt, de gebitselementen afdoende beschermt tegen demineralisatie en de orale functies bevordert.
  • Spoeldranken, mondsprays, mondgels en milde tandpasta’s met daarin verzachtende ingrediënten zoals olijfolie, betaïne of xylitol geven verlichting van xerostomie, die veroorzaakt wordt door het gebruik van meerdere geneesmiddelen (polyfarmacie; Ship e.a., 2007).
A. van Nieuw Amerongen
23. Speekselovervloed: sialorroe en hypersalivatie
Samenvatting
Om hypersalivatie te reduceren kunnen de volgende aanbevelingen worden gedaan:
  • aanleren van slikreflexen met behulp van logopedie;
  • aanleren van een goede lichaamshouding met medewerking van fysiotherapie of houdingstherapieën;
  • cognitieve therapie;
  • regelmatig leren slikken door te zuigen op zuigtabletten (Bentasil® en dergelijke);
  • reduceren van de speekselsecretie door het nuttigen van suikervrije, bittere drank, zoals het regelmatig nippen van kleine hoeveelheden koude zwarte koffie of thee;
  • zuivelproducten geven vaak een slijmerige nawerking;
  • een lage dosering van anticholinergica zoals scopolamine (Scopoderm®), benzatropine en glycopyrrolaat remmen de speekselsecretie;
  • toepassen van gerichte acupunctuur;
  • lokaal appliceren van botulinetoxine A; dit toxine remt gedurende een aantal maanden de speekselafgifte en kan daarna herhaald worden;
  • radiotherapie in lage dosis op de speekselklieren; dit leidt tot reductie van de speekselafgifte.
A. van Nieuw Amerongen
24. Halitose of foetor ex ore
Samenvatting
  • Ongeveer 15% van de Nederlandse bevolking heeft in meer of mindere mate last van een slechte adem. Dit neemt met de leeftijd toe: 25% van de 70-jarigen heeft een slechte adem.
  • Een goede mondhygiëne is van primair belang om halitose tegen te gaan.
  • Slechte adem wordt vooral veroorzaakt door het metabolisme van anaerobe mondbacteriën, waarbij vluchtige zwavelverbindingen, verantwoordelijk voor de slechte adem, vrijkomen.
  • Zwavelverbindingen, zoals H2S en CH3SH, spelen mogelijk een rol bij de pathogenese van parodontitis.
  • Als hulpmiddel kunnen antiseptische mondspoelwaters worden gebruikt Daarnaast is regelmatige stimulatie van de speekselafgifte, bijvoorbeeld door kauwgom, gunstig vanwege de aanwezige antimicrobiële eiwitten in speeksel en voor de bevordering van de zelfreinigende werking van speeksel in de mondholte.
Noot: Dit hoofdstuk is een bewerking van een eerder verschenen artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde, januari 1994. Met toestemming van de uitgever is dit artikel overgenomen.
A. van Nieuw Amerongen

Speekselonderzoek en ontwikkelingen

Voorwerk
25. Speeksel als diagnostische vloeistof
Samenvatting
  • Speekselonderzoek kan worden toegepast als hulpmiddel voor de diagnose van een aantal speekselklieraandoeningen, waaronder auto-immuunziekten zoals het syndroom van Sjögren.
  • Verschillende ziektebeelden hebben ook invloed op speeksel en met geschikte parameters kunnen deze in de loop der tijd worden vervolgd, zoals cystische fibrose en enkele tumoren, onder andere borsttumoren.
  • Screening van antimicrobiële afweersystemen in speeksel geeft een indicatie voor de ontvankelijkheid voor infectieziekten.
  • Steroïdhormonen, zoals cortisol en de geslachtshormonen, kunnen nauwkeurig in speeksel worden bepaald.
  • Van een groot aantal geneesmiddelen kunnen de kinetiek en het serumniveau doelmatig worden bestudeerd in speeksel.
  • Drugsgebruik, het gebruik van doping en het rookgedrag kunnen betrouwbaar in speekselmonsters worden geanalyseerd.
  • Voor forensische diagnostiek is speeksel een eenvoudig en gemakkelijk verkrijgbaar diagnosticum.
A. van Nieuw Amerongen
26. Richtlijnen voor behandeling van patiënten met speekselklachten
Samenvatting
De in dit hoofdstuk beschreven richtlijnen zijn onvolledig en dienen vooral als aandacht richtend te worden beschouwd. Benadrukt moet worden dat veel behandelingen van speekselklachten bij patiënten wel verlichting kunnen geven zonder echt curatief te werken. Aanvullingen en verbeteringen vanuit de praktijk zijn zeker te geven en worden door de auteurs zeer op prijs gesteld.
Vanzelfsprekend dienen de door de tandarts te nemen maatregelen altijd te berusten op een goed begrip en inzicht, dit vooral om overmatige medische handelingen (polypragmasie) te voorkomen. Naast kennis van zaken zal iedere behandeling voor een belangrijk deel moeten zijn gefundeerd op een goed inzicht in de wensen en karaktereigenschappen van de individuele patiënt. Het is van groot belang dat de behandelaar weet waar wel of niet een goed resultaat van de behandeling is te verwachten en vooral ook waar een eventuele medicamenteuze of afwachtende therapie vertragend werkt op een noodzakelijke chirurgische ingreep. Ten aanzien van de medicamenteuze behandeling is een goed overleg tussen huisarts/specialist en tandarts uiteraard nodig.
Inzicht in en kennis van de betekenis van speeksel voor de mondgezondheid dragen bij tot een optimale behandeling van patiënten met orale klachten die berusten op afwijkingen in speeksel. Wanneer de inhoud van dit boek hieraan een bijdrage heeft geleverd dan heeft het aan zijn doel beantwoord.
A. van Nieuw Amerongen
27. Biotechnologische ontwikkelingen in de orale biochemie ten behoeve van de patiëntenbehandeling
Samenvatting
Omdat het onderzoeksgebied van de tandheelkunde slechts een klein onderdeel vormt van het medisch onderzoek, spelen nieuwe ontwikkelingen op medisch-biotechnologisch terrein zich meestal niet in eerste instantie af binnen de tandheelkunde. Duidelijk is echter wel dat de nieuwe ontwikkelingen ook redelijk snel hun toepassingen gaan vinden binnen de tandheelkunde. Op de volgende gebieden zijn op niet al te lange termijn doorbraken te verwachten:
  • Met behulp van de moleculaire technieken zijn grote vorderingen gemaakt op het gebied van recombinant-DNA-techniek en genklonering. Daardoor is een groot aantal eiwitten en groeifactoren die in speeksel aanwezig zijn ter beschikking gekomen voor experimentele en in beperktere mate ook voor klinische toepassing.
  • Door de organisch-chemische synthese van peptiden kunnen vele functionele domeinen van biologisch actieve grote eiwitten inmiddels worden geanalyseerd en vervolgens ook worden toegepast. In het bijzonder vormen de antimicrobiële peptiden een hoopgevende toepassingsmogelijkheid voor de bestrijding van mondinfecties en -ontstekingen. Grote voordelen van deze peptiden zijn dat ze geen immunologische afweer oproepen in ons lichaam, dat ze proteolytisch afbreekbaar zijn en dat ze geen resistentie oproepen bij micro-organismen.
  • Voor weefselregeneratie vormen vooral de ontwikkelingen op het terrein van stamcelonderzoek een uitdaging om daarmee vanuit lichaamseigen cellen nieuwe celtypen en nieuw weefsel te laten groeien. Dit kan mogelijk een oplossing zijn voor patiënten bij wie de speekselklieren door een therapie (o.a. radiotherapie) of de ziekte zelf (bijv. het syndroom van Sjögren) zijn beschadigd.
  • Met behulp van gentransfer kunnen defecte genen en functionele eiwitten worden vervangen, zodat functieherstel kan optreden.
  • Met behulp van de micro-arraytechniek zal beter inzicht worden verkregen in de veranderingen die op genniveau optreden bij beginnende pathologische ontregeling.
In 1987 poneerden Levine e.a. in een review het volgende:
‘Kennis van de structuur en functie van de speekselglycoproteïnen zullen de logische basis vormen voor de ontwikkeling van speekselsubstituten, hetzij voor de versterking van de beschermende kwaliteiten van de tandpellicle, hetzij voor de modulatie van tandplaquevorming. De taak van oligosacharideketens van glycoproteïnen moet als een sleutel worden beschouwd in de samenstelling van speekselsubstituten voor toepassing bij patiënten met xerostomie. Daarnaast zouden oligosachariden de selectieve vasthechting van ‘niet-pathologische’ flora zoals van S. sanguis kunnen bevorderen.’
Tabak schreef in 1989 over de toekomstige ontwikkeling van speekselsubstituten:
‘Het ligt nu binnen het bereik van de moderne biochemie om hybride vormen van moleculen te synthetiseren, waarbij functionele domeinen van verschillende speekselbeschermingsfactoren kunnen worden gecombineerd. Nog opwindender zou het zijn om genspecifieke modulatoren te ontwikkelen, die de expressie van geschikte speekseleiwitten, indien gewenst, kunnen stimuleren.’
Nu, bijna twintig jaar later, zijn de geschetste mogelijkheden van de biotechnologie dichtbij gekomen. Met andere woorden: het is de verwachting dat in de nabije toekomst speekselsubstituten zullen worden gemaakt die op geleide van de onderliggende afwijking de volgende ingrediënten zouden kunnen bevatten:
  • aids: histatinen, cystatinen, antilichamen;
  • tanderosie: mucinen en fosfoproteïnen;
  • cariës: mucinen, cystatinen, antilichamen;
  • xerostomie: mucinen, histatinen, cystatinen, antilichamen.
Mandel (1993) heeft in de jaren negentig beschreven dat de commercialisering de belangrijkste ontwikkeling op het gebied van speekselonderzoek is. Financiële ondersteuning via de industrie ontsluit ook de weg naar nieuw onderzoek. De belangstelling voor nieuwe ontwikkelingen in de bereiding van mondspoeldranken en speekselsubstituten neemt voortdurend toe, vooral omdat de toepassing van speekseleiwitten en hun modificaties mondoverstijgend lijkt te zijn. Speekselgroeifactoren zijn ook van belang voor de ontwikkeling en het herstel van weefsels buiten de mondholte (zie hoofdstuk 11). Peptide-antibiotica (zie hoofdstuk 7) kunnen overal in ons lichaam worden toegepast waar infecties zijn. Het hoogmoleculaire mucine MUC5B komt ook in de luchtwegen en het darmlumen voor. Lactoferrine komt meer in moedermelk voor dan in speeksel. Uit deze opsomming blijkt dat moleculair mondonderzoek als basis kan dienen voor onderzoek elders in ons lichaam.
De huidige mondspoelvloeistoffen geven alleen tijdelijk verlichting van mondklachten, maar dienen niet als geneesmiddel. Het enige speekselsubstituut dat geregistreerd staat als geneesmiddel is Saliva Orthana®. Deze orale vloeistof is in de jaren zeventig van de vorige eeuw ontwikkeld door het gezamenlijk onderzoek in de orale biochemie van de RUG en de VU (prof. dr. E.J. ’s Gravenmade en prof. dr. P.A. Roukema). Inmiddels zijn onder andere in de sectie Orale Biochemie nieuwe wegen geopend om mondspoeldranken samen te stellen, waardoor bescherming van de orale weefsels beter wordt gewaarborgd. Allereerst is gelet op de stromingseigenschappen van speekselmucinen, waardoor zij zich in de mondholte kunnen verspreiden over de verschillende weefseloppervlakken. Hierbij werd gevonden dat sublinguale mucinen (MUC5B) naast viskeuze ook elastische eigenschappen hebben (zie hoofdstuk 8). Op grond van deze bevinding werden natuurlijke en synthetische polymeren geselecteerd op hun visco-elastische eigenschappen. Vooral de natuurlijke gommen (zoals guargom en xanthaangom) en de polyacrylzuren blijken geschikt te zijn als basis van speekselsubstituten. Naar aanleiding van dit gegeven is een nieuwe formule opgesteld voor een speekselsubstituut met xanthaangom, dat onder de naam Xialine® verkrijgbaar is.
In het bijzonder geeft de bevinding dat speeksel van nature rijk is aan ontstekingsremmende en antimicrobiële eiwitten, zoals cystatinen, defensinen, cathelicidine en histatinen, richting aan de ontwikkeling van een nieuwe generatie mondspoelvloeistoffen, die niet slechts bevochtigend werken, maar ook beschermende biologische activiteit hebben. Het op grote schaal produceren van cystatinen (met behulp van recombinant-DNA) en histatinen (door middel van peptidesynthese) is al mogelijk gebleken. Het is aannemelijk dat deze producten in de nabije toekomst een toepassing zullen vinden in mondspoelvloeistoffen en speekselsubstituten, die bij voorkeur worden toegesneden op de specifieke speekselinsufficiëntie van de individuele patiënt.
Daarnaast is voor de biotechnologie ook van belang het speeksel van de medicinale bloedzuiger Hirudo medicinalis, dat antibloedstollings- en antizwellingseiwitten bevat (zie hoofdstuk 28). Het antitrombotische eiwit hirudine staat in de belangstelling in verband met genetische manipulatie (Fackelman, 1991; Ribeiro en Francischetti, 2003). Daarnaast bevat speeksel van de muskiet Aedes aegypti purinenucleotidase, dat ook betrokken is bij de vertering van bloed van de gastheer (Ribeiro en Valenzuela, 2003). Ook de plasminogeenfactor van vleermuisspeeksel, die fibrine sneller oplost dan humaan plasminogeen, is biotechnologisch van belang (Gardell e.a., 1991). De antibloedstollingsfactor van speeksel van de teek kan een belangrijke toepassing krijgen door genetische manipulatie (Waxman e.a., 1990). Ook andere eiwitten zijn aanwezig in speeksel van bloedzuigende insecten, zoals biogeen aminebindend eiwit (Andersen e.a., 2003).
Kortom, in de komende jaren zal de belangstelling voor speeksel vanuit de farmaceutische industrie alleen nog maar toenemen, vooral gezien de potentieel mondoverstijgende functionele eigenschappen van de speekseleiwitten.
Ook het toonaangevende onderzoeksinstituut NIH (National Institutes of Health) uit de Verenigde Staten van Amerika heeft de laatste jaren een toenemende belangstelling getoond voor speekselonderzoek. Dit heeft onder andere geresulteerd in subsidies voor het opzetten van een aantal centra voor protenomics- en genomicsonderzoek, in subsidies voor de toepassing van deze methodieken ten behoeve van de vroegdiagnostiek van aandoeningen (o.a. orale carcinomen, syndroom van Sjögren, parodontaal verval) en subsidies voor een systematische aanpak van speekselklierproblematiek door bundeling van dierexperimentele, klinische en mathematische kennis (modelvorming). Met andere woorden: speeksel(klier)onderzoek staat meer in de (inter)nationale belangstelling dan lang het geval is geweest.
A. van Nieuw Amerongen

Speeksel als apotheek

Voorwerk
28. Insectenspeeksel: bron voor medicijnen
Samenvatting
Het speeksel van insecten is veel complexer dan vroeger werd gedacht. Er komen honderden biologisch actieve eiwitten en peptiden in voor. Insectenspeeksels kunnen daardoor worden opgevat als een vloeistof vol met farmaceutisch interessante eiwitten en peptiden. In het bijzonder is aandacht gegeven aan de stoffen die betrokken zijn bij het tegengaan van de bloedstolling, de pijngewaarwording en ontstekingen. Niet minder interessant is het om na te gaan hoe de insectenspeeksels de overleving van hun pathogenen bevorderen in de omgeving van de gastheer waarin diverse afweersystemen aanwezig zijn. Vandaar dat door de nieuwe biotechnologie de componenten van insectenspeeksels steeds meer voor farmaceutische doeleinden worden toegepast.
A. van Nieuw Amerongen
Nawerk
Meer informatie
Titel
Speeksel, speekselklieren en mondgezondheid
Auteur
Prof. dr. A. van Nieuw Amerongen
Copyright
2008
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-6317-9
Print ISBN
978-90-313-5173-2
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-6317-9