2010 | OriginalPaper | Hoofdstuk
13 Pancreascarcinoom
Auteurs : Prof. dr. D.J. Gouma, dr. O.R.C. Busch, prof. dr. T.M. van Gulik
Gepubliceerd in: Het oncologie formularium
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
Incidentie van pancreascarcinoom in Nederland is 10 à 12 per 100.000 per jaar.
-
Histopathologisch is 95% adenocarcinoom.
-
Predisponerende factoren zijn chronische pancreatitis, hereditaire pancreatitis, familiair pancreascarcinoom en enkele genetische syndromen (FAMM, FAP, IPMN).
-
Belangrijke symptomatologie is pijnloze icterus, gewichtsverlies en palpabele galblaas (teken van Courvoisier).
-
CT-scan is het onderzoek van keuze voor diagnostiek en stadiëring.
-
Invasieve methoden (ERCP, PTC) pas toepassen na maken van een behandelplan (eventueel palliatief stenting).
-
Ongeveer 80% van de patiënten heeft na diagnostiek reeds metastasen (40%) of lokale doorgroei in de bloedvaten.
-
Resectie, de pylorussparende pancreaticoduodenectomie (PPPD), is de enige kans op curatie.
-
Palliatie wordt verricht middels endoscopische stenting dan wel bypasschirurgie.
-
Prognose: na resectie bedraagt de vijfjaarsoverleving ongeveer 20%, voor tumoren papil van Vater 50%.
-
Palliatieve chemotherapie en adjuvante chemotherapie middels gemcitabine zijn algemeen aanvaard.