Skip to main content
Top
Gepubliceerd in: GZ - Psychologie 1-2/2017

01-02-2017

Zelfonthulling als therapeutisch instrument

Auteur: Erwin Van Meekeren

Gepubliceerd in: GZ - Psychologie | Uitgave 1-2/2017

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
insite
ZOEKEN

Samenvatting

Welke persoonlijke informatie en eigen emoties delen we met onze patiënten en welke niet? En wat is daarvan de meerwaarde? Binnenkort verschijnt daarover het boek Zelfonthulling. Openheid van professionals in de ggz, van psychiater-psychotherapeut Erwin van Meekeren (en tien andere auteurs). Een voorbeschouwing.
Opmerkingen
Aankondiging
Op 23 maart 2017 wordt het boek Zelfonthulling. Openheid van professionals in de ggz (Uitgeverij Boom) gepresenteerd op het symposium Professionele openheid in de moderne GGZ (Benecke.​nl). Op het symposium spreken de auteurs van het boek.
Dankwoord
Met dank aan de medeauteurs van het boek Zelfonthulling. Openheid van professionals in de ggz: Saskia van Deursen | Gerrit Glas | Monica Gundrum | Kim Janssens | Catelijne ’t Lam | Menno Oosterhoff | Flip Jan van Oenen | Alan Ralston | Derek Strijbos | Ad Vingerhoets
Erwin van Meekeren is psychiater/psychotherapeut.Voor zijn een eigen bedrijf (www.​meek-it.​com) werkt hij als publicist, organisator/voorzitter van congressen en docent. Bij GGNet is hij werkzaam bij Scelta, een expertisecentrum voor persoonlijkheidsproblematiek. Verder participeert hij actief in het Kenniscentrum PS.
Krijgt u weleens tranen in uw ogen van het verhaal van een patiënt? Voelt u zich weleens overvallen door zijn of haar persoonlijke vragen, zoals: ‘heeft u kinderen?’, of ‘bent u zelf weleens depressief geweest?’ Of stel dat u nog weinig behandelervaring heeft; vertelt u dat dan tegen uw patiënt? En als een dierbare van u door ziekte komt te overlijden, deelt u dat in de spreekkamer?
Het antwoord op dergelijke vragen is afhankelijk van uw beroepsopvatting, maar de vraag of en in hoeverre je als behandelaar persoonlijke informatie met de patiënt deelt, is inherent aan de ontmoeting tussen de hulpvrager en hulpgever, ook in een protocollaire kortdurende cognitieve therapie. Zelfs als je vertrekpunt professionele distantie is en je als behandelaar ‘niets’ onthult, is dat een keuze; dan is dat wat jij van jezelf ‘laat zien’. Verschillende patiënten vragen om een individuele benadering, maar één ding is zeker: als professionele behandelaar ontkomen we er niet aan om voor onszelf te bepalen welke persoonlijke informatie we wel en niet aan de patiënt willen blootgeven. En voor het beantwoorden van die vraag is het cruciaal te weten wanneer zelfonthulling een effectieve interventie kan zijn, en wanneer niet.

Professionele zelfonthulling

Professionele zelfonthulling houdt in dat een (zorg)professional persoonlijke informatie prijsgeeft aan de patiënt.1 Daarbij kan het gaan om persoonlijke gevoelens, gedachten, indrukken, ervaringen, zienswijzen en waarden. De behandelaar kan die informatie verbaal prijsgeven, maar ook non-verbaal; hij kan daartoe zelf het initiatief nemen (‘Ik ben zwanger’), maar ook de patiënt kan hierop aansturen, bijvoorbeeld door de behandelaar een persoonlijke vraag te stellen (‘Heeft u kinderen?’). Zorgprofessionals kunnen zich ook (indirect) laten kennen, bijvoorbeeld doordat zij online-informatie van zichzelf ontsluiten of die (ook voor patiënten) toegankelijk houden.
Zelfonthulling is in te delen op:
1.
Inhoud: onthult de behandelaar informatie over diens opleiding en professionele achtergrond, of geeft hij of zij autobiografische informatie vrij?
 
2.
Intentie: is het een bewuste zelfonthulling, of wordt er onbewust of onbedoeld informatie vrijgegeven?
 
3.
Vorm: gaat het om een verbale, non-verbale of contextuele uiting? Geef je persoonlijke informatie prijs met een bepaalde gezichtsuitdrukking, tranen of een bepaalde stemintonatie? Bij contextuele zelfonthulling kan het gaan over de inrichting van je spreekkamer, of je al dan niet uitgesproken kledingstijl.
 

Historische ontwikkelingen

De neutrale houding was een belangrijk element van het klassieke, psychoanalytische referentiekader. Daarom was professionele distantie lange tijd de norm, met elementen als luisteren, abstinentie, neutraliteit en anonimiteit. Dat verklaart wellicht waarom weinig gz-professionals persoonlijke informatie over zichzelf prijsgaven aan de patiënt.
In de loop van de vorige eeuw komt zelfonthulling meer in zicht, mede doordat de bewegingen van het feminisme en de kritische psychiatrie (‘antipsychiatrie’) in de jaren zeventig en tachtig meer belang hechtten aan de gelijkwaardigheid tussen de behandelaar en de patiënt. De therapeut werd ook gezien als een rolmodel voor patiënten. Vooral in de cliëntgerichte therapie werd waarde gehecht aan echtheid, congruentie en authenticiteit, en daarmee aan zelfonthulling.
De laatste jaren richten veel psychotherapieën zich steeds meer op basale interpersoonlijke aspecten van de psychopathologie en op de gehechtheid van patiënten, waardoor er ook meer aandacht is voor de zogenoemde ‘reële relatie’ tussen de therapeut en de patiënt; voor hun verhouding van persoon tot persoon. Ook door recente ontwikkelingen wordt er in de zorg steeds meer belang gehecht aan gelijkwaardigheid en openheid in de behandelrelatie, bijvoorbeeld door initiatieven in herstelgerichte zorg, destigmatisering en de inzet van ervaringsdeskundigheid. Professionele distantie maakt langzaam maar zeker plaats voor een zekere wederkerigheid (normalisatie) in het contact tussen de zorgprofessional en diens patiënt.

Gedragscodes

In de beroeps- en gedragscodes voor psychologen, psychotherapeuten en psychiaters wordt het thema van de professionele zelfonthulling niet, nauwelijks of niet expliciet behandeld. Waar het de relatie met de patiënt betreft gaan die vooral over het verbod op seksueel contact, exploitatie of misbruik van de patiënt (Zie beroepscode psychologen: III.2.3.6 Geen seksuele gedragingen ten opzichte van de cliënt; III.2.37 Geen seksuele relatie met de cliënt).
Er wordt onderscheid gemaakt1 tussen de verschillende professionele rollen die een behandelaar in het contact met de patiënt kan innemen, zoals een deskundige positie (expert), bemiddelende positie (systeemtherapeut; ‘not knowing’ in psychotherapie) en menselijke positie. Zelfonthulling past bij de menselijke positie, maar de beroepscode helpt ons hier nauwelijks verder. Deze waarschuwt vooral voor het risico van rolvermenging:
III.2.3.4 Vermijden van het vermengen van professionele rollen.
De psycholoog onderkent de moeilijkheden die kunnen ontstaan uit het gelijktijdig of opeenvolgend vervullen van verschillende professionele rollen ten opzichte van een of meer betrokkenen. Bij voorkeur begeeft hij zich niet in een dergelijke positie. Als de psycholoog onder omstandigheden het vervullen van meerdere rollen na of naast elkaar ten opzichte van betrokkene(n) niettemin aanvaardbaar vindt, dan schept hij daarover duidelijkheid tegenover deze(n). III.2.3.5 Vermijden van het vermengen van professionele en niet-professionele rollen. De psycholoog vermengt professionele en niet-professionele rollen niet zodanig met elkaar dat hij niet meer in staat kan worden geacht een professionele afstand tot de betrokkene(n) te bewaren of dat de belangen van de betrokkene(n) worden geschaad).
De Nederlandse gedrags- en beroepscodes voor behandelaars scheppen hoogstens een impliciet of indirect kader voor de toelaatbaarheid en toepasbaarheid van professionele zelfonthulling. Zo worden in alle codes (algemene) ethische waarden en principes centraal gesteld, zoals goed doen; de patiënt niet schaden; respect hebben voor diens autonomie en menselijke waardigheid; rechtvaardigheid en eerlijkheid; betrouwbaarheid, integriteit en verantwoordelijkheid, enzovoorts. Hieruit is wel het een en ander af te leiden over de mogelijke ruimte van zelfonthulling, en over waar de grenzen liggen, maar veel blijft onduidelijk.

Zelfonthulling in de literatuur

Ook in de literatuur is relatief weinig te vinden over zelfonthulling. Schnellbachter en Leijssen: ‘zelfonthullingen zijn krachtige interventies die grote impact op de therapeutische relaties en het proces van de cliënt kunnen hebben’.2
In het Leerboek psychotherapie wordt zelfonthulling een ‘belangrijke psychotherapeutische techniek’ genoemd maar daaraan wordt slechts één pagina (p. 404) gewijd.3 Volgens auteur Vanaerschot kan zelfonthulling een positieve bijdrage leveren aan de therapeutenrelatie, kan het de patiënt ondersteunen en is het een uiting van empathie. Het heeft vooral een modellerende functie, zo schrijft zij, omdat het de patiënt aanmoedigt om ook vrijelijk over zichzelf te praten en daarbij nieuwe, alternatieve gezichtspunten in te nemen.’
In vrijwel alle vakliteratuur wordt benadrukt dat professionele zelfonthulling in elk geval in dienst moet staan van de patiënt en het therapeutische proces. Er mag dus geen interferentie zijn met de koers en doelstellingen van de behandeling. Daarbij hoort dat de zelfonthulling aansluit bij de momentane beleving van de patiënt; deze moet plaatsvinden in een wederzijdse dialoog waarin de door de behandelaar prijsgegeven informatie betrekking heeft op een onderwerp dat (ook) voor de patiënt relevant is, met als doel dat dit de patiënt daadwerkelijk iets oplevert. Het concept zelfonthulling is vooral uitgewerkt binnen de cliëntgerichte-experiëntiële therapiestroming. Auteur Hebbrecht heeft het begrip authenticiteit uitgewerkt.4 Het wordt gezien als de meest fundamentele grondhouding van de therapeut. Het betekent dat de therapeut zichzelf is, geen façade opbouwt en dat hij of zij de patiënt benadert van persoon tot persoon. De behandelaar is eerlijk, waarachtig en betrouwbaar.
Er is zeer beperkt onderzoek gedaan naar de effecten van verschillende vormen van zelfonthulling. Omdat zelfonthulling zoveel verschillende vormen kan aannemen, zijn de effecten op de behandeling moeilijk te vergelijken.

Klinische implicaties

Er bestaan ook nauwelijks richtlijnen voor zelfonthulling; alle mogelijke do’s en don'ts voor de toepassing van het therapeutisch instrument moeten nog vorm krijgen. Een aanbeveling is dan ook om het onderwerp beter te agenderen in opleidingen, zorgprogramma’s en teambesprekingen. Ook in de dagelijkse praktijk verdient het onderwerp meer aandacht, bijvoorbeeld in intervisies en supervisies. Behandelaars kunnen oefenen met vragen en thema’s als: hoe ga je om met persoonlijke vragen van de patiënt, zoals ‘Heeft u kinderen, heeft u zelf wel psychische problemen gehad, leven uw ouders nog, hoeveel ervaring heeft u met deze problematiek?' Of: wat doe je als je persoonlijk en/of emotioneel geraakt wordt door het verhaal van een patiënt; hoe ga je daarmee om? Totdat de richtlijnen meer duidelijkheid bieden over zelfonthulling zullen zorgprofessionals hier weliswaar grotendeels zelf hun weg in moeten vinden, maar enkele aanbevelingen uit de literatuur zijn:
wees kort, bondig en spaarzaam;
  • formuleer in een spreektaal die aansluit bij de belevingswereld patiënt;
  • biedt maatwerk, vraag je af: welke informatie onthul ik wel/niet deze situatie, context, aan deze persoon, op dit moment, en voor welk vorm kies ik?;
  • toon niet alleen je ‘kwetsbaarheid’; zorg ervoor dat de patiënt jou als ‘krachtig’ blijft ervaren;
  • hou het therapeutisch vizier op de patiënt gericht door jezelf de vraag te stellen: is deze zelfonthulling in het belang van de patiënt, hoe helpt deze informatie hem of haar verder?; Noot: na een zelfonthulling moet de focus van het gesprek weer op het therapeutische proces komen te liggen;
  • zorg ervoor dat de persoonlijke informatie niet gaat over uw eigen onverwerkte thema’s, of thema’s die voor u (nog) zo gevoelig liggen dat het lastig is om onderscheid te blijven maken tussen uw eigen belang en dat van de patiënt. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de aandacht in de therapie wordt verlegd naar de ervaringen en het welzijn van de therapeut.

Tot slot

Iedere professional begrijpt dat een grote afstandelijkheid het contact met de patiënt in de weg staat, maar dat een te persoonlijk contact het therapeutisch handelen evengoed kan belemmeren. Het is altijd zoeken naar de balans tussen authentiek aanwezig zijn en (ethisch) deskundig handelen; tussen verhullen en onthullen.
Er zijn genoeg redenen om professionele zelfonthulling in te zetten als een belangrijke therapeutische interventie, mits die gedoseerd en goed getimed wordt toegepast. Het instrument van de zelfonthulling kan worden opgenomen in een breder therapeutisch arsenaal, waarbij de therapeut zich bij de toepassing ervan telkens de volgende vraag zou moeten stellen: bevordert of belemmert zelfonthulling bij deze specifieke patiënt de therapeutische relatie en de behandeling, en welke inhoud zou de zelfonthulling moeten hebben, en in welke vorm kan ik die het beste toepassen? Maatwerk dus!
share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Onze productaanbevelingen

GZ-Psychologie

GZ-Psychologie is een onafhankelijk tijdschrift en richt zich geheel op de snelgroeiende beroepsgroep van gz-psychologen, waarvan er inmiddels meer dan 15.000 zijn. GZ-Psychologie wil de identiteit en ...

BSL Academy Accare GGZ collective

Literatuur
1.
go back to reference Meekeren, E. van (red.) (2017). Zelfonthulling. Openheid van professionals in de ggz. Amsterdam: Boom. Meekeren, E. van (red.) (2017). Zelfonthulling. Openheid van professionals in de ggz. Amsterdam: Boom.
2.
go back to reference Schnellbacher, J. & Leijssen, M. (2008) Kenmerken van helpende zelfonthulling. Een kwalitatief onderzoek naar de cliëntbeleving van zelfonthulling van de therapeut Tijdschrift voor psychotherapie, 34, 1.CrossRef Schnellbacher, J. & Leijssen, M. (2008) Kenmerken van helpende zelfonthulling. Een kwalitatief onderzoek naar de cliëntbeleving van zelfonthulling van de therapeut Tijdschrift voor psychotherapie, 34, 1.CrossRef
3.
go back to reference Colijn, e.a. (red.) (2009). Leerboek Psychotherapie. Utrecht: De Tijdstroom. Colijn, e.a. (red.) (2009). Leerboek Psychotherapie. Utrecht: De Tijdstroom.
4.
go back to reference Hebbrecht, M. (2015) Authenticiteit. In: Empathie, het geheime wapen van psychiaters en psychotherapeuten (Vanaerschot, Nicolai, Hebbrecht, red) Leusden: Diagnosis uitgevers. Hebbrecht, M. (2015) Authenticiteit. In: Empathie, het geheime wapen van psychiaters en psychotherapeuten (Vanaerschot, Nicolai, Hebbrecht, red) Leusden: Diagnosis uitgevers.
Metagegevens
Titel
Zelfonthulling als therapeutisch instrument
Auteur
Erwin Van Meekeren
Publicatiedatum
01-02-2017
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Gepubliceerd in
GZ - Psychologie / Uitgave 1-2/2017
Print ISSN: 1879-5080
Elektronisch ISSN: 1879-5099
DOI
https://doi.org/10.1007/s41480-017-0008-1

Andere artikelen Uitgave 1-2/2017

GZ - Psychologie 1-2/2017 Naar de uitgave

Gesignaleerd

Gesignaleerd

OriginalPaper

How to disappear?